Hoe multinationals bijna geen belasting betalen over hun megawinsten
Dit is het huidige regeerakkoord: 'Vertrouwen in de Toekomst'. Hierin dook in 2017 ineens een alinea op die niemand in zijn verkiezingsprogramma had staan. Het Kabinet wilde 2 miljard euro uitgeven om de dividendbelasting af te schaffen. Dividendbelasting is een belasting op uitgekeerde winst voor aandeelhouders.
Waarom wilde Rutte die belasting afschaffen?
Al snel bleek dat dit vooral bedoeld was om twee grote bedrijven te paaien: Shell en Unilever. Ging het dan zo slecht met die bedrijven? Niet bepaald. Shell maakte bijvoorbeeld in 2018 een dikke 20 miljard euro winst, en Unilever bijna 10 miljard. Bizar veel winst dus.
2 miljard euro per jaar, bedoeld om slechts die 2 bedrijven te paaien. Of beter gezegd, hun aandeelhouders.
Volgens Rutte liepen we, als we deze belasting niet af zouden schaffen, het "levensgrote risico" dat bedrijven weg zouden gaan en zich elders zouden vestigen waar het fiscale klimaat gunstiger is. Maar werkte deze maatregel wel? Ze hadden geen bewijzen dat deze maatregel die 2 miljard euro kostte zou werken. En het meest ontluisterend: er was stevig voor gelobbyd door Shell.
Hoe kan het dat Mark Rutte zoveel geld wilde geven aan die twee bedrijven, terwijl hij ook de armoede had kunnen aanpakken in ons land? 2 miljard euro per jaar. Daarvan kun je 10 miljard raketjes kopen, of 6,8 miljard rollen AH zacht en sterk toiletpapier, 3-laags.
Maar veel belangrijker: Daarvoor zouden we het eigen risico kunnen afschaffen voor lage en middeninkomens. Of de tandartszorg weer gratis kunnen maken. Of de salarissen van alle leraren in het basisonderwijs verhogen. Waarom kiezen we daar niet voor? Ongelijkheid is namelijk een politieke keuze.