Hoe verhouden we ons tot China? Gaat het land ons economisch overheersen? Brengt het onze veiligheid in gevaar of bedreigt het zelfs de fundamentele waarden waar onze samenleving op is gebouwd? Vindt er bijna dertig jaar nadat Fukuyama het einde van de geschiedenis voorspelde alsnog een botsing van beschavingen plaats en, als dat zo is, zijn we ons dat voldoende bewust? Kunnen we China engageren en gezamenlijk optrekken voor rechtvaardige wereldhandel, vreedzame internationale betrekkingen en een ambitieus klimaatbeleid?

Hoe zouden de contouren van een Nederlands beleid jegens China er eigenlijk uit moeten zien? Die vraag stond voor ons centraal toen we eind oktober een week gesprekken voerden in Beijing en Shanghai. We hadden ons regelmatig verwonderd over de naïeve vreugde in Den Haag als er weer eens voor miljarden aan investerings- en handelsdeals met China waren afgesloten. We verbaasden ons over het gemak waarin we Chinese bedrijven toelaten op onze strategische telecommunicatiemarkt (zelfs met het communicatiesysteem voor de politie), we maakten ons regelmatig boos over de halfslachtige reacties op systematische schendingen van mensenrechten en we zochten tevergeefs naar een doorwrocht geopolitiek antwoord op de steeds manifestere aanwezigheid van China in de havens, bedrijven en universiteiten op ons continent.

Niet dat we dachten na een week van intensieve gesprekken ter plaatse onmiddellijk alle antwoorden paraat te hebben. Maar, het zette ons aan het denken. En het sterkte ons in de gedachte dat een reset van de betrekkingen met China niet langer kan worden uitgesteld. De zakelijke kortzichtigheid moet plaatsmaken voor een duurzaam en realistisch engagement.

Mensenrechten

In ons allereerste gesprek op Chinese bodem maken we kennis met de echtgenotes van twee advocaten die zich inzetten voort respect voor mensenrechten. Hun mannen werden samen met een kleine 300 anderen in juni 2015 plotseling door de politie ‘meegenomen’. In de daarop volgende drie jaar – tot afgelopen zomer – hadden ze geen idee waar hun geliefden zich bevonden of hoe het met hen ging. Of het moesten de geruchten zijn over mishandeling en marteling die hen zo nu en dan bereikten. Deze zomer mocht er plotseling advocaten op bezoek en is een aantal van de advocaten vrijgelaten. Druk van buitenlandse ambassades heeft daar zeker bij geholpen, zeggen de echtgenotes.

“ Lange tijd kon worden gedacht dat economische liberalisering in China onvermijdelijk met meer politieke vrijheid gepaard zou gaan. Die hoop is ijdel gebleken. ”

Als familie van de advocaten gingen ze de afgelopen jaren door een hel. Niet alleen door de onzekerheid, maar ook doordat ze zelf op allerlei mogelijke manieren door de autoriteiten worden aangepakt. Hun kinderen worden op school publiekelijk te schande gemaakt, of mogen soms helemaal niet meer naar school. Ze raken hun banen kwijt, in hun woningen wordt het gas afgesloten. Door opsluiting van activisten en uitsluiting van hun gezinnen houdt de partij de bevolking in een ijzeren greep.

Lange tijd kon worden gedacht dat economische liberalisering in China onvermijdelijk met meer politieke vrijheid gepaard zou gaan. Die hoop is ijdel gebleken.

Overal in China hoor je dat de partij zijn greep op de samenleving versterkt. Dat zie je op straat waar tientallen miljoenen camera’s elke stap van burgers registeren. Dat zie je in de bedrijven waar vanuit een verplicht ingestelde partijcel toezicht wordt gehouden op het reilen en zeilen van de directie en de werknemers, dat hoor je van de studenten die op de campus voortdurend in de gaten worden gehouden en die worden geacht contact met buitenlandse studenten te vermijden.

De onderdrukking van de eigen bevolking is het meest schrijnend als het om minderheden gaat. In de noordwestelijke provincie Xinjiang zitten naar schatting een miljoen Oeigoeren in zogenoemde heropvoedingskampen, omdat ze als aanhangers van de Islam als potentiële terroristen en in elk geval als separatisten worden beschouwd. Van het weinige dat uit de kampen naar buiten komt, weten we dat gevangenen er stelselmatig worden geslagen en dat de voedselvoorziening er ver onder de maat is. Wie niet wordt opgesloten, weet dat elke stap op camera wordt vastgelegd, overal in Xinjiang zijn wegversperringen waar han-chinezen ongehinderd kunnen passeren en Oeigoeren, maar ook andere minderheden zoals Kazachen, stelselmatig worden aangehouden en verhoord.

Van een Nederlandse journaliste die in oktober nog in Xinjiang was, horen we in Shanghai hoe de autoriteiten haar het werken daar onmogelijk probeerden te maken.

Ook andere journalisten die we spreken merken trouwens dat de persvrijheid steeds verder wordt ingekrompen. Niet alleen doordat ze zelf steeds strenger in de gaten worden gehouden, maar vooral door stelselmatige intimidatie van hun beoogde gesprekspartners waardoor het steeds moeilijker wordt om onafhankelijk nieuws te verkrijgen.

Het Chinese leiderschap kan zijn toch al ijzeren greep op de eigen bevolking de laatste tijd ongehinderd versterken. Trump interesseert zich niet voor mensenrechten, die wil vooral soja en auto’s verkopen. De EU is intern verdeeld over de juiste lijn en zoekt naar een manier om tegelijk koopman en dominee te kunnen zijn. Tot nu toe tevergeefs.

Wij pleiten ervoor mensenrechten in het China-beleid een veel centralere plek te geven. Natuurlijk doen toon en timing ertoe. Natuurlijk hoef je je kritiek niet altijd van de daken te schreeuwen. Vanzelfsprekend is stille diplomatie soms te verkiezen boven een interventie voor de bühne. En misschien wel het belangrijkste: uiteraard moeten we daarbij zoveel als mogelijk samen met anderen optrekken. Als de Europese Unie er niet in slaagt gezamenlijk op te komen voor de fundamentele waarden waarvoor zij is opgericht, dan zal de Unie niet alleen extern ongeloofwaardig zijn en als zwak worden gezien, maar ook intern eroderen.

Alles staat of valt bij het besef aan Chinese kant dat we over mensenrechten niet marchanderen. Geen punt voor de rondvraag, nadat de miljardencontracten feestelijk zijn getekend, maar met een centrale plek in de politieke dialoog die sowieso veel intensiever moet.

Welvaart

Beperking van de vrijheid van de eigen bevolking is in de zeventig jaar die zijn verlopen sinds de communistische partij in China aan de macht kwam, een van de twee gehanteerde methoden om de macht van de partij te consolideren. De andere is de creatie van welvaart.

Ook daarin is het Chinese leiderschap behoorlijk succesvol. Letterlijk honderden miljoenen Chinese burgers zijn in de laatste 25 jaar in staat geweest de armoede achter zich te laten. Het inkomen per hoofd van de bevolking is in de periode sinds 1990 vertienvoudigd, de levensverwachting steeg met 7 jaar (van 69 tot 76) en het gemiddelde aantal jaren dat iemand naar school gaat van 5 naar 8. Weinig landen doen dat China na. Hoewel de dubbele groeicijfers waar China een tijdje prat op kon gaan inmiddels tot het verleden behoren, zijn de projecties voor de komende 5 jaar – een jaarlijkse groei tussen de 5 en 6% - zeker in vergelijking met die van Europa (1.6% ) , Japan (1.1%) en de VS (2.3%) - zonder meer zonnig te noemen.

De voortdurende groei van welvaart voor een zo groot mogelijk deel van de bevolking is cruciaal om het gebrek aan vrijheid, ten dienste van de almacht van de partij, voor de burgers acceptabel te houden. Welvaartsgroei en repressie kunnen echter ook gemakkelijk met elkaar in botsing komen. Dat blijkt uit gesprekken die we in Shanghai voeren met Chinese jonge ondernemers. Innovatie en communisme zitten elkaar nogal eens in de weg.

Innovatie en communisme zitten elkaar nogal eens in de weg.

De greep van de partij op de economie is verder toegenomen. Bij grote bedrijven gaat dat via een partijcel, bij kleinere via partijleden in de top van het bedrijf. Staatsbedrijven spelen nog een grote rol in de economie, buitenlandse bedrijven opereren vrijwel altijd in joint venture met Chinese spelers.

De partijcellen die in grotere bedrijven verplicht zijn, worden vaker bevolkt door brave bureaucraten dan door dynamische ondernemers. Dat botst gemakkelijk met marktwerking en ondernemersvrijheid die de goederen en diensten moet leveren voor een steeds veeleisender bevolking. “De CEO is vaak eerder een hogere ambtenaar dan een innovator. Aan R&D wordt in het algemeen weinig aandacht besteed,” zegt een van onze jonge, ondernemende gesprekspartners.

Veel pogingen om innovatie van bovenaf te sturen lopen op een mislukking uit. “Elke dag komen er in China 12000 ondernemingen bij”, vertelt een jonge IT-consultant in Shanghai. “Maar de meesten zijn volledig door de staat gedreven, vooral gebaseerd op holle slogans, full of bullshit.” De staatsbemoeienis leidt paradoxaal genoeg tot een rauw soort kapitalisme dat we in het westen niet meer kennen: “Iedereen springt overal bovenop, het meeste mislukt.”

Externe expansie

Dit fragiele evenwicht tussen een starre staat en een dynamische economie moet in China 1.4 miljard mensen tevreden houden. Dat kan behalve door interne controle die steeds sterker wordt, door assertieve externe expansie en door roofbouw op eigen natuurlijke hulpbronnen en die van andere landen.

China heeft een bewuste strategie om zich die hulpbronnen te verwerven. Door investering in - , leningen aan- en handel met een groot aantal Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse landen, door het zogenoemde Belt- and Road Initiative, de aanleg van infrastructuur die China langs de oude Zijde route met de rest van Azië en Europa verbindt, door een nieuwe focus op Europa en een opening richting Japan, verwerft China zich de toegang tot natuurlijke hulpbronnen en land, tot westerse markten en, misschien wel nog belangrijker, tot de laatste moderne technologie.

Made in China 2025 heet het regeringsplan waarmee de Chinese president Xi Jinping de stap wil zetten naar globale dominantie en leiderschap in de wereldeconomie. Niet de sojabonen, spijkerbroeken en het speelgoed waarover hij nu met Trump de handelsoorlog voert, maar de zelfrijdende auto, de stemherkenning, de gerobotiseerde gezondheidszorg en alle mogelijke andere vormen van kunstmatige intelligentie bepalen wie het over 10 tot 15 jaar in de wereldeconomie voor het zeggen heeft. En Xi is vast besloten dat hij dat is. Daarvoor moet China de huidige fase van copy and paste, lees: bedrijfsspionage en hacking, de komende jaren achter zich laten en overgaan op eigen onderzoek, ontwerp en ontwikkeling. Daarvoor wordt in het buitenland alles ‘opgehaald’ wat los en vast zit en moet in China zelf het evenwicht worden bewaard tussen de creativiteit van het vrije ondernemerschap en de rigiditeit van de alom aanwezige staat. Het is aan China’s handelspartners, aan onszelf dus, om ons hiertoe te verhouden. Willen we voorkomen dat China in cruciale sectoren straks een beslissende voorsprong heeft, dan zullen we de economische relaties met door de staat gestuurde Chinese partners tenminste aan strakke voorwaarden moeten binden en soms zelfs uit de weg moeten gaan . Winst op korte termijn zal dan moeten worden opgeofferd ten gunste van een toekomstige versterking van onze economische positie in de wereld.

Bij het recente bezoek van de Chinese premier Li Keqiang aan Nederland zijn volgens de Chinese ambassade in Den Haag orders getekend ter waarde van bijna 10 miljard. Dit alleen al zou een fundamenteel politiek debat over onze economische relatie met China rechtvaardigen. Er zijn trouwens niet alleen economische redenen om kritisch te zijn op Chinese deelname in voor ons cruciale sectoren. Denk aan de keuze voor Hytera als softwareleverancier voor het C2000 communicatiesysteem voor de Nationale Politie. Willen we echt dat China hier zijn invloed uit kan oefenen?

Kritisch zijn betekent overigens niet alleen maar nee zeggen. Wij bepleiten juist dat Nederland en de EU ook beter gebruik maken van de mogelijkheden voor politieke dialoog die economische samenwerking biedt.

China gebruikt de economische relaties met het westen niet alleen voor het verwerven van de laatste technologie, maar ook voor het verkrijgen van zeggenschap in vitale sectoren. Zoals het eerder in Azië en Afrika deed, verwerft het land zich nu ook steeds meer Europese infrastructuur: er is inmiddels een dominant Chinees aandeel in vliegvelden als Heathrow, Frankfurt en Toulouse; in de haven van Piraeus en in Energias de Portugal, en 33% aandelen in de Engelse kerncentrale Hinkley Point. China toont daarnaast interesse in Oost-Europa. Sinds 2012 komt China regelmatig samen voor overleg met een groep van 16 landen, waaronder Estland, het Hongarije van Orban en Griekenland. Dit heet het 16 + 1 initiatief. China investeert voor miljarden in deze landen. Binnen de EU zien we steeds vaker dat deze landen het standpunt van China overnemen en bijvoorbeeld niet in stemmen met het veroordelen van mensenrechtenschendingen.

Ook via strak geregisseerde studenten- en docenten uitwisselingsprogramma’s, wetenschappelijke samenwerking en het binden van westerse opinieleiders (vaak oud-politici) aan Chinese instituties of projecten verwerft China zich kennis en invloed. We hebben geen idee hoe groot die invloed is en wat de impact ervan is. Laat staan dat we systematisch hebben nagedacht over hoe we er tegenover moeten staan. Ook hier geldt: het gaat er niet om dat we nee zeggen tegen samenwerking. Dat zou even kortzichtig zijn als het huidige wegkijken. Het gaat erom dat we de relatie met China als het ware fatsoeneren, dat we duidelijk maken wat we zien als vruchtbare samenwerking en wat niet, dat we gezamenlijk doelen formuleren, dat we spreken over waarden en normen die ons dierbaar zijn, dat we gemeenschappelijk verantwoordelijkheid nemen voor vrede en veiligheid en het beheer van onze aarde.

Roofbouw

Met zijn snelle groei en gigantische bevolking heeft de ontwikkeling van China een ongekende impact op de wereldwijde voorraad natuurlijke hulpbronnen, de staat van natuur en milieu en de strijd tegen de klimaatverandering. In China zelf zijn land, lucht en water zwaar vervuild. Het gebruik van (grotendeels geïmporteerde) fossiele brandstoffen en de uitstoot van CO2 zijn explosief gegroeid. In het buitenland wordt om Chinese groei te kunnen bestendigen steeds meer beslag gelegd op schaarse grondstoffen en grond.

Milieubeleid heeft in China, zo hoorden we van alle kanten, inmiddels hoge prioriteit. Vooral de vervuiling van lucht, water en land wordt aangepakt. Overtredingen worden streng bestraft, fabrieken die te veel uitstoten worden (tijdelijk of permanent) gesloten. Met name in de grote steden is de luchtkwaliteit de laatste jaren substantieel verbeterd. Ook nu al wordt er fors geïnvesteerd in zon- en wind.

Maar, door de welvaartsgroei zal de CO2-uitstoot pas in 2030, het jaar dat de uitstoot ten opzichte van 1990 wereldwijd met de helft moet zijn gedaald, zijn piek bereiken. Dat is eigenlijk niet goed genoeg. Ook de inrichting van de toekomstige energievoorziening roept vragen op. Er wordt weliswaar fors geïnvesteerd in zon en wind. Maar ook het aantal kerncentrales nam in 15 jaar toe van 3 naar 38; er zijn er nog 19 in aanbouw, de planning is dat er elk jaar 5 nieuwe bij worden gebouwd. Dat is niet per se goed nieuws. Nederland en de EU zouden de milieu-samenwerking met China, zeker nu de VS voorlopig niet meer meedoen, op groot aantal terreinen moeten intensiveren. Daarbij denken we aan gezamenlijke versnelde aanpak CO2 uitstoot, het adresseren van de risico’s van kernenergie, en, waar Nederland in elk geval veel kennis heeft, de opzet van een duurzame landbouw en waterbeheer.

Reset

Interne repressie, ongewenste externe inmenging en roofbouw op de natuurlijke omgeving zijn de grote schaduwzijden van de stormachtige opkomst van China op het wereldtoneel. En, ja, er is ook succes geboekt. Voor honderden miljoenen Chinezen behoort armoede definitief tot het verleden. De groei van China heeft ook elders op de wereld talloze banen opgeleverd. Maar, nu is het tijd om kosten en baten beter met elkaar in balans te brengen. Steeds verdere Chinese dominantie betekent slecht nieuws voor mensenrechten en individuele vrijheid die ons zo dierbaar is. Dat klinkt hoogdravend, maar dat moet dan maar. Alles beter dan naïef zijn, dan voortmodderen en kiezen voor het korte termijn gewin boven een duurzame relatie op de langere termijn.

We pleiten voor een reset van de relatie.

We pleiten voor een reset van de relatie.

Daarvoor zullen in ons buitenlands beleid andere prioriteiten moeten worden gesteld. Interne ontwikkelingen in de EU (Brexit, mensenrechten), vlak daarbuiten (Rusland) en in de nabije ‘ring van instabiliteit’ (radicalisering, migratie) slokken nu vrijwel alle aandacht op. Dat mag voor de korte termijn begrijpelijk zijn, voor wie iets verder vooruit kijkt is het dat niet. Onder onze ogen ontstaat een geheel nieuwe multipolaire wereldorde waarin China een hoofdrol speelt. De relatie tussen deze nieuwe hoofdrolspeler met de rest (India, Japan, de VS, de EU) zal in belangrijke mate bepalend zijn voor de kansen op mondiale welvaart en herverdeling, op een succesvolle aanpak van de klimaatverandering, op behoud van een internationale rechtsorde en respect voor mensenrechten, op stabiele vrede en veiligheid.

Als we ons daarvan in voldoende mate rekenschap geven, versterken we de Nederlandse diplomatie, vooral verder van huis, en de Europese samenwerking. Wie de Unie liever zwak ziet, bewijst de autoritaire eigen-land-eerst-krachten in China en de VS maar ook elders, een geweldige dienst. We moeten de EU versterken – economisch, monetair, geopolitiek, – en daarvoor aansluiten bij Duitsland en Frankrijk. Met machteloos gemopper in de achterhoede van het peloton bewijzen we niemand een dienst. Om die omslag te maken willen we Buitenlandse Zaken ook anders inrichten: de minister-president krijgt er een staatssecretaris voor EU-zaken bij, de minister van Buitenlandse Zaken gaat veel meer tijd en aandacht geven aan de grote buitenlands politieke vraagstukken verder van huis.

We kunnen daarbij leren van wat anderen al deden. Australië voerde vier nieuwe wetten in om ongewenste bemoeienis vanuit het buitenland tegen te gaan. De eerste dwingt voormalige politici en andere functionarissen tot transparantie over de relaties die ze met andere landen onderhouden. De tweede verhoogt de straffen op buitenlandse inmenging in het politieke proces, de derde maakte een eind aan politieke donaties uit het buitenland en de vierde versterkte de inlichtingencapaciteit. Hoewel niet specifiek tegen China gericht, snapt iedereen in Australië dat de wetten speciaal voor dit land bedoeld zijn.

De gewenste reset vraagt ook voor Nederland om een nieuwe balans tussen waakzaamheid en engagement. Zo lijkt het ons een slecht idee om Chinese software te gebruiken in het communicatiesysteem van de Nationale Politie. Het kabinet doet er ook verstandig aan voor ons nieuwe 5G netwerk niet te kiezen voor Huawei. In zee gaan met deze techgigant is een onaanvaardbaar risico zolang de greep van de communistische partij op het Chinese bedrijfsleven zo groot is. We doen er beter aan de risico’s op bedrijfsspionage en hacking te verkleinen en voor Europese oplossingen te kiezen.

Maar het gaat niet alleen om maatregelen tegen China. We zoeken ook naar positieve vormen van engagement. In de strijd tegen klimaatverandering en mondiale milieuvervuiling moet China als een noodzakelijke bondgenoot worden beschouwd. Daar zal de samenwerking juist versterkt moeten worden. Ook met China in zijn rol als dominante buitenlandse investeerder zal Europa tot een vergelijk moeten komen. Het ruwe imperialisme waarmee het land zich elders op de wereld grondstoffen, land en infrastructuur verwerft begint op het Afrikaanse continent , maar ook in de eigen Aziatische regio, steeds meer weerstand op te roepen. Het is aannemelijk dat China zich de komende jaren gedwongen zal voelen zich bij handel en investeringen meer aan lokale belangen gelegen te laten liggen. Ook daar kan Europa samenwerking aanbieden in plaats van confrontatie.

Het Nederlandse kabinet moet, in de binnenkort te verschijnen China-strategie een nieuwe balans vinden tussen samenwerking en concurrentie, tussen korte- en lange termijn, tussen koopman en dominee. “We willen onze zo belangrijke relatie met China niet op het spel zetten door na te laten duidelijke voorwaarden te formuleren voor een gezond en duurzaam engagement”, zei de Australische premier in het parlement.

Daar kan Nederland een voorbeeld aan nemen.

Jesse Klaver,

Bram van Ojik