Met dit initiatiefvoorstel van de Tweede Kamerleden Monasch (PvdA), Bashir (SP), Van Tongeren (GroenLinks) en Verhoeven (D66) wordt het mogelijk gemaakt voor de gemeentes Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht om een openbaar vervoer-concessie te verlenen aan een vervoerder waarop zij zeggenschap uitoefenen, zonder dat daartoe een aanbesteding is gehouden. GroenLinks heeft op 2 oktober ingestemd met dit wetsvoorstel. Lees hieronder de spreektekst van Marijke Vos.
Voorzitter. Allereerst mijn complimenten en felicitaties aan de gewaardeerde collega mevrouw Martens. Zij had een onderwerp gekozen dat haar nauw aan het hart ligt. Daarover zal ik later nog wat zeggen. Het doet mij sowieso een groot genoegen om hier te staan.
Collega Noten memoreerde al dat wij dit voorjaar bij de behandeling van de wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in feite dit debat ook gevoerd hebben. Toen waren wij met z'n drieën: de collega's Smaling, Noten en ikzelf. Wij hebben bij die gelegenheid geuit dat de wijziging van de Wet personenvervoer niet is aangegrepen om uitvoering gegeven aan de in de Tweede Kamer aangenomen motie-Roefs. Dat was reden voor de fracties van GroenLinks, de PvdA en de SP om tegen deze wetswijziging te stemmen. Wij kregen op wonderbaarlijke wijze op het laatste moment steun van de fractie van de PVV waardoor deze wetswijziging is verworpen.
Het doet mij genoegen om hier te staan. Het doet mij helemaal genoegen dat deze initiatiefnemers hebben gezegd: dan doen wij het zelf. Zij hebben de handen ineen geslagen en in zeer korte tijd een kwalitatief goed wetsvoorstel op papier gezet. De Tweede Kamer heeft dat aanvaard en het is nu aan ons om daar een oordeel over uit te spreken. Grote complimenten voor dit goede en snelle werk.
Ik maak een aantal opmerkingen die ik ook in het debat op 17 april jongstleden heb gemaakt. Het is goed om die aspecten vandaag naar voren te halen. Wij vinden dit initiatiefwetsvoorstel van groot belang. Juist het gegeven dat het hier gaat om creëren van keuzevrijheid voor de vier grootste steden is een belangrijk uitgangspunt. Ik zeg dit ook tegen mevrouw Martens. Er wordt niet voorgeschreven dat men moet inbesteden. Het is juist aan de grote steden om zelf te bepalen of welke wijze het openbaar vervoer zo goed mogelijk gerealiseerd kan worden. Dat kunnen zij doen via inbesteding door te kiezen voor het bestaande gemeentelijk vervoerbedrijf. Zij kunnen ook tot de conclusie komen dat een openbare aanbesteding beter is voor de stad. Die keuzevrijheid is cruciaal.
Het gaat om complexe combinaties van openbaar vervoer van tram en bus. In twee steden komt er ook nog een metro bij. Het is opmerkelijk dat juist in Rotterdam, Den Haag en Amsterdam de VVDwethouders van verkeer hebben gezegd te willen inbesteden. Dat is de beste wijze om in die steden kwalitatief goed openbaar vervoer tegen een scherpere prijs dan tot nu toe te realiseren. Amsterdam heeft laten zien dat dit mogelijk is. Bij de inbesteding heeft het 75 miljoen aan besparingen weten te realiseren. Ook deze wethouders zijn zich uitermate bewust van het belang van efficiency, maar zeggen wel dat de kwaliteit vooropstaat, dat het goed geregeld moet worden voor de burgers.
Het gaat om de belangen van 1 miljoen reizigers per dag. Dat is een ongelooflijke hoeveelheid die dag in, dag uit afhankelijk is van goed functionerend openbaar vervoer. Wanneer de grote steden zeggen, in staat te zijn om als goed opdrachtgever in onderhandeling met het eigen vervoerbedrijf tot grotere efficiency en besparingen te komen met behoud van een goede kwaliteit, moeten wij hun de ruimte bieden om hun opdracht op die manier uit te voeren.
Er is geen enkele reden om die keuzevrijheid niet mogelijk te maken. Europeesrechtelijk zijn er geen belemmeringen. Dat heeft de minister overigens op 17 april ook erkend. Wat GroenLinks betreft, is hier geen sprake van enige discussie. Die mogelijkheid bestaat en daar kan via dit wetsvoorstel gebruik van worden gemaakt.
Op 17 april heeft de minister gezegd dat openbaar aanbesteden goed is, want dat leidt tot meer efficiency en betere kwaliteit. Maar juist op dat punt heeft zij mijn fractie en ook de andere genoemde fracties niet kunnen overtuigen. Wij kregen veel signalen dat dit juist zou leiden tot minder kwaliteit, ook al omdat het gepaard ging met een gigantische bezuiniging. Ik heb toen ook
tegen de minister gezegd dat het erop leek dat zij het voertuig van openbaar aanbesteden had gekozen om de bezuiniging aan de steden op te kunnen leggen.
Uiteindelijk is het heel slecht om dat als hoofddoel van zo'n operatie te kiezen. Wij wijzen dat ook zeker af. Gelukkig is die bezuiniging voor een deel teruggedraaid. In dit geval is het adagium van de minister zelf "doe decentraal wat decentraal kan" zeer op z'n plaats. Deze steden hebben bewezen op basis van ervaring, expertise en grote kennis in staat te zijn
om een goede en verantwoorde keuze te maken.
Het is eerder voorgekomen dat aanbestedingen er op papier heel leuk uitzien, maar dat het in de praktijk zwaar tegenvalt. Juist verantwoordelijke wethouders zijn zich daar zeer van bewust en zij moeten die verantwoorde afweging kunnen maken: gaan wij het aan met het bestaande bedrijf of moeten wij toch openbaar aanbesteden? Laat hun die keuze maken. Op basis van de ervaringen zijn zij in staat om dit verantwoord te doen.
Ik heb nog een vraag aan de initiatiefnemers. Net als anderen ben ik benieuwd hoe de raad van bestuur van de mededinging zijn toezichtstaak gaat vervullen. In het wetsvoorstel is geregeld dat de raad een prestatievergelijking uitvoert van de vervoerder aan wie op grond van artikel 63a, het uitzonderingartikel dat inbesteding mogelijk maakt, concessie is verleend. Die
prestatievergelijking moet betrekking hebben op klantenservice, kostenefficiency en doelmatigheid van de vervoerders. Ik heb begrepen dat dit artikel als gevolg van een aangenomen amendement zo is komen te luiden. Graag een nadere toelichting. Hoe wordt een en ander uitgevoerd? Met welke frequentie? Hoe zien de indieners dat voor zich?
Ik rond af met de stelling dat mijn fractie het zeer eens is met dit wetsvoorstel. Wij zijn het met de indieners eens dat er snel duidelijkheid is geboden. Wij moeten dit werk nu goed en snel afronden. Ik wacht met belangstelling de antwoorden af.