Dit wetsvoorstel beoogt Nederland van een modern wettelijk kader voor het aanbesteden van (overheids)opdrachten te voorzien waarmee beter dan voorheen een goede uitvoering van de Europese en internationale aanbestedingsverplichtingen kan worden bereikt. In de praktijk bleek er namelijk een aantal problemen te zijn. Zo bleek uit de parlementaire enquête Bouwnijverheid dat de toegankelijkheid van regelgeving, de integriteit van ondernemers en aanbestedende diensten en de professionaliteit van de aanbestedende dienst veel te wensen over te laten. Een aantal knelpunten wordt door flankerend beleid aangepakt. De nieuwe Aanbestedingswet is in de Eerste Kamer op geharnast verzet gestuit. De wet is eerder unaniem door de Tweede Kamer aanvaard, maar de meerderheid van de Eerste Kamer verwierp dinsdagavond 8 juli 2008 de wet. Voor stemden alleen de fracties van CDA, SGP, ChristenUnie en de VVD'er Hermans, die tevens voorzitter is van MKB Nederland (dat had opgeroepen ondanks veel bezwaren toch de wet te aanvaarden). Namens GroenLinks droeg Jan Laurier zijn steen bij aan het debat over dit wetsvoorstel: "Eerdere sprekers hebben het al betoogd wat betreft aanbesteden: het gaat om belangrijke sommen geld en om veel werkgelegenheid, maar wie zijn oor in de samenleving te luisteren legt, hoort daar ook vaak veel geklaag over. Deze wet probeert op een aantal punten verbeteringen aan te brengen. Het gaat om een verbetering van de toegankelijkheid van de huidige regelgeving, om het waarborgen van de integriteit, het tegengaan van disproportionele eisen aan aanbesteders, het bestrijden van onvoldoende naleving door aanbestedende dienstem, het tegengaan van versnippering en verkokering, een verbetering van de mogelijkheid van innovatie, het beperken van administratieve lasten en een verhoging van de flexibiliteit."

Dat is nogal wat om in één wet te regelen. Het viel natuurlijk op dat een en ander in de aanloop van dit wetsvoorstel - het is ook in de Tweede Kamer behandeld - eigenlijk vrij gemakkelijk en vrij vlotjes ging. Nu het wetsvoorstel bij de Eerste Kamer ligt, ontstaat, heel opvallend, opeens veel meer maatschappelijke discussie. Wij hebben dit afgelopen zaterdag nog kunnen zien in een paginagrote advertentie van de NEVI waarin gemeenten, ziekenhuizen, provincies, hoge scholen, universiteiten, zelfs de politie, zorginstellingen, de Socialeverzekeringsbank, het UWV, roc's en individuele hoogleraren ons toespreken en zeggen dat het wetsvoorstel eigenlijk niet goed is en klaarblijkelijk niet voldoet aan al deze mooie doelstellingen. Intussen bereiken ons ook andere brieven waarin wordt opgeroepen om juist wel in te stemmen met het wetsvoorstel. Uit het commentaar in de Volkskrant maakte ik op dat de minister met name ontstemd was vanwege het feit dat de advertentie werd geplaatst door de NEVI, waarvan ook ambtenaren lid zijn. Het gaat hierbij wel om ambtenaren bij zelfstandige instellingen en maatschappelijke ondernemingen; ik heb hieronder geen rijksambtenaren waargenomen.
 Als een dergelijk wetsvoorstel geruisloos door de Tweede Kamer gaat en bij de behandeling in de Eerste Kamer een dergelijke commotie ontstaat, dat is het interessant om je af te vragen wat in de tussentijd feitelijk is gebeurd. Dan moeten wij constateren dat wij in de tussentijd meer zicht hebben gekregen op wat er nu eigenlijk geregeld gaat worden. Dit heeft klaarblijkelijk een groot aantal mensen wakker geschud. Hierin zit typisch de kern van het probleem, waar wij ook over praten. Als je een raamwet aanneemt en de normen hierin niet regelt, maar in feite voor je uitschuift, krijg je hiervoor op een dergelijk punt de maatschappelijke commotie terug. Dat is in feite een praktische onderschrijving van de principiële stellingname dat je dit soort normen eigenlijk in de hoofdwet dient te regelen. Dit betekent dat de concepten van de voorliggende AMvB's en de uitwerkingen in procedures een centrale rol in het debat spelen, terwijl ze feitelijk niet ter tafel liggen. Immers, ze moeten nog door een ambtelijke molen heen en door de ministerraad goedgekeurd worden. In die zin is het debat uitermate schimmig geworden. Toch geeft dit op een aantal punten helderheid; het geeft inzicht in de complexiteit en in de interne doorverwijzingen die ontstaan. Dit doet de vraag rijzen of de transparantie van regelgeving wel gediend is met dit wetsvoorstel.
 De commotie maakt nog een tweede punt duidelijk. Men mag twijfelen aan het draagvlak voor het wetsvoorstel en alles wat daarbij komt. Ook dat is een relevante factor om in ogenschouw te nemen. Als je de handhavingsbereidheid wilt vergroten en als je innovatie wilt bevorderen door middel van wetgeving en nadere regelgeving, dan zal dit toch gepaard moeten gaan met draagvlak in de samenleving. Als dit vertrouwen er niet is, komt deze innovatie er niet en zullen de aanbestedende diensten, zoals voorspeld wordt, eerder op "safe" spelen en dan blijft deze innovatie of vergroening in bijvoorbeeld de aanbesteding van de ICT achterwege. Dit brengt mij op de volgende concrete vraag: wat is de betrokkenheid van het veld hierbij geweest? Er is een consultatiedocument geweest. Ik heb een en ander nagevraagd bij de NEVI. Klopt het dat zij op 30 januari een reactie op dit consultatiedocument heeft gegeven en ook heeft aangeboden om mee te denken over de verdere regelgeving, maar dat zij tot op de dag van vandaag nog geen reactie heeft ontvangen? Voor mij is dit een belangrijke toetssteen om te bezien hoe groot dit draagvlak feitelijk is.
 Bereikt het wetsvoorstel en de nadere invulling de doelen die wij stellen? Wordt de toegankelijkheid van de huidige regelgeving vergroot? Zelfs voorstanders die pleiten voor het wetsvoorstel, onderkennen dat het toch nog wel een uitermate complex geheel wordt.
Hoe zit het met de waarborging van de integriteit en de handhaafbaarheid van het geheel, als men kiest voor de veilige en gemakkelijke weg? Hoe verbetert dit de innovatie, een van de doelstellingen? Hoe zit het met de vermindering van de administratieve lasten? Op basis van de stukken die er nu liggen, kan ik op geen manier helderheid krijgen over de vraag of de doelstellingen gerealiseerd worden. Ik twijfel er overigens niet aan of in deze wetgevingsconstructie de flexibiliteit in het licht van veranderende Europese regelgeving zou kunnen vergroten. De heer Franken heeft ook al gevraagd hoe dynamisch de Europese regelgeving is en gesteld dat dit noodzakelijk is.
 Mijn fractie betwijfelt in hoge mate of de gestelde doelen wel bereikt zullen worden en vreest dat straks in de aanbesteding voor de veilige weg wordt gekozen. In plaats van een innovatieve architect wordt bij het ontwerp van een school voor de veiligheid een architect gekozen die al vier, vijf of zes keer een kunstje geflikt heeft.
 Ik sluit af met het onderwerp integriteit. Sprekers voor mij hebben al vragen gesteld over de tweezijdigheid van integriteit. Ik vraag ook naar de volledigheid. Voor de integriteit die aan de orde is gekomen bestaat een regeling met betrekking tot ondernemers. Door middel van het scheppen van transparantie in de aanbestedingen wordt natuurlijk ook een bijdrage geleverd aan de integriteit. Ook hebben wij een gewijzigde Ambtenarenwet, waarin een integriteitsbeleid wordt voorgeschreven voor overheidsorganisaties. Zijn wij er nou met de integriteit, zoals voortvloeit uit de aanbevelingen van de enquêtecommissie over de bouwfraude, of mis ik nog stenen? Kunt u het totaalbeeld schetsen?
 Ik heb het genoegen om af en toe in ambtelijke organisaties trainingen te geven op het gebied van integriteit. Ik lees hierover nog wel eens een rapportje. Mij schiet nu het rapport van de commissie-Bovens te binnen, dat gaat over integriteitsrisico's in de gemeente Amsterdam. Alle rapporten hebben een ding gemeen. Het wordt in deze rapporten als een integriteitsrisico beschouwd wanneer ambtenaren van hun professionaliteit bepaalde geluiden niet meer laten horen omwille van politieke wenselijkheid en niet meer waarschuwen voor zaken die de verkeerde kant op gaan, wat zij kunnen doen, juist op grond van de deskundigheid en de specifieke kennis die zij hebben. In dat licht zou ik ook graag willen dat de minister een toelichting geeft bij haar opmerking in de Volkskrant. Zij zei dat zij zo geërgerd was doordat ambtenaren zich op dit punt uitspraken.