Natuurlijk werd er tijdens de Financiële Beschouwingen gesproken over de kredietcrisis. Kamerbreed oogstte minister Bos lof voor zijn aanpak bij de banken. Jan Laurier: "Als crisismanager in de kredietcrisis heeft minister Bos veel lof geoogst. Terecht. In een uitzonderlijke situatie zijn
uitzonderlijke maatregelen noodzakelijk en die heeft hij ook genomen, natuurlijk met steun van de staatssecretaris en zijn ambtenaren. Mijn fractie sluit zich dan ook aan bij de complimenten die eerdere sprekers hem daarvoor hebben gegeven."

Een aantal banken, cruciaal voor het financiële systeem, is genationaliseerd. De sociaaldemocratische minister van financiën Bos deed waarvan de door hem bewonderde partijgenoot Den Uyl slechtskon dromen: hij nationaliseerde banken en oogstte daarvoor zelfs applaus van de economisch liberalen.
Aan de kredietcrisis liggen verschillende oorzaken ten grondslag. Een belangrijk element hierin is de verandering die de bankwereld heeft ondergaan. ’’Het huidige financiële stelsel is’’, zo schrijft de Miljoenennota, ’’sterker gericht op  internationale) markttransacties. Overnames en emissies op de kapitaalmarkten, allerlei complexe ’structured finance’- activiteiten en handel voor eigen rekening door banken hebben de overhand gekregen.’’ Er heeft een overgang plaats evonden van een nationaal klantgeoriënteerd bankwezen naar een internationaal transactiegeoriënteerd stelsel. Het belang van aandeelhouders was daarbij de stuwende kracht, globalisering was de katalysator en deregulering, het terugtreden van overheden, gaf daartoe de ruimte. De resultante van een dergelijke cocktail kon in niets anders uitmonden dan een enzijdige gerichtheid op kortetermijnwinst, desnoods ten koste van de individuele consument. De voorbeelden in de Verenigde Staten en IJsland spreken wat dat betreft boekdelen. Onderlinge concurrentie en de grote regelloze, volgens sommigen innovatieve, ruimte van banken werd zo groot dat complexe producten ontwikkeld konden worden, zo complex soms dat bankiers zelf noch de toezichthouders enig idee hadden welke risico’s feitelijk werden gelopen. Uiteindelijk leidde de paradigmawisseling in de bancaire wereld en die van het toezicht, om met de door de heer Irrgang aan de overkant geciteerde wetenschapsfilosoof Kuhn te spreken, ertoe dat de kortetermijnwinst zich uitdrukte in het type belonings-systemen waarin het lopen van onverantwoorde risico’s beloond wordt. Naar de mening van mijn fractie zijn de excessieve beloningen van CEO’s en andere leidinggevenden in de bancaire wereld, overigens inclusief bonussen, niet de oorzaak maar een consequentie van de ingeslagen weg. Vrijwel niemand – consumenten, overheden of toezichthouders – blijkt achteraf enig idee te hebben gehad van de risico’s die werden gelopen. Het gevoel van bijna machteloosheid wordt door het kabinet op treffende wijze uitgedrukt op pagina 26 en 27 van de Miljoenennota, waar staat: ’’... het borgen van stabiliteit door regelgeving, toezicht en monetair beleid is er niet eenvoudiger op geworden door de complexiteit en internationale verwevenheid van het financiële stelsel.’’ De kredietcrisis is geen vertrouwenscrisis tussen financiële instellingen onderling of tussen de financiële instellingen en hun klanten: het is werkelijk een systeemcrisis. Een dergelijke crisis vraagt om meer dan crisismanagement. Niet alleen moeten de branden geblust worden, ook moet worden voorkomen dat de brand zich verspreidt. Symptoombestrijding is niet voldoende. Er zal moeten worden nagedacht over en worden gewerkt aan herstel, reparatie en zelfs (ver-)nieuwbouw. De vraag aan het kabinet en met name aan de minister van Financiën betreft dus niet alleen in hoeverre er sprake is van goed crisismanagement, maar is ook een vraag naar zijn kwaliteiten als architect van een (ver)nieuw(d) financieel systeem dat zo veel sterker, zo veel beter, zo veel socialer en, wat GroenLinks betreft, ook zo veel groener is.
Voor de oplossing van het probleem waarvoor wij nu gesteld zijn, verwijst het kabinet veelvuldig naar het belang van internationale samenwerking. Het verwijst naar de aanbevelingen van het Financial Stability Forum (FSF) om het toezicht op het kapitaal-, liquiditeits- en risicomanagement te versterken. Het wijst op de noodzaak dat het IMF landen eerder moet aanspreken op te ruim monetair beleid, wisselkoersen en de opbouw van onevenwichtigheden. De aanbeveling van de FSF om beloningsstructuren in de financiële sector meer te richten op de winstgevendheid op de lange termijn wordt overgenomen. Het kabinet onderschrijft de noodzaak van internationale harmonisatie van de regels gericht op het bewaken van financiële stabiliteit, waarbij overigens wordt opgemerkt dat daar ook internationaal al vele jaren aan wordt gewerkt. Bovendien is het, stelt het kabinet, van belang het financiële toezicht internationaal meer te coördineren en zullen bestaande samenwerkingsverbanden binnen Europa moeten worden versterkt. Het kabinet ziet daarin een taak weggelegd voor marktpartijen en toezichthouders enerzijds en voor nationale en internationale regelgeving anderzijds. ’’De internationale gemeenschap is nu aan zet’’, schrijft het kabinet in de Miljoenennota (pagina 32). Dat klopt, maar wat is daarin – naast de Nederlandse initiatieven om de beloningsstructuren aan te passen – nu precies de inzet van Nederland? Kan de minister de contouren schetsen van het toekomstige systeem dat hij voor ogen heeft en hoe en wanneer hij welke stappen denkt te nemen? Kan de minister in dit licht aangeven hoe hij aankijkt tegen de suggesties die door mijn partij gedaan zijn?
1. De nutsfunctie van het klassieke bankieren moet in ere worden hersteld. Er zullen harde schotten moeten komen tussen het reguliere spaar- en leenverkeer en de andere activiteiten.
2. Aanscherping van de eisen aan de kapitaalratio en de verhouding tussen uitgeleend kapitaal en daadwerkelijk vermogen.
3. Een verbod op bonussen, met uitzondering van bonussen die een werking hebben op de heel lange termijn.
4. Een zwaardere code dan de code Tabaksblat gericht op maatschappelijk verantwoord ondernemen, het aanscherpen van de strafrechtelijke aansprakelijkheid en een eed van bankiers vergelijkbaar met die van notarissen.
5. Instellingen die zich aan toezicht proberen te onttrekken, bijvoorbeeld door hun zetel te verplaatsen, worden uitgesloten uit het systeem.
6. Innovatie mag, maar vooraf wordt getoetst of nieuwe producten toegelaten mogen worden.
7. Credit rating komt in onafhankelijke handen en wordt niet meer gefinancierd door de bedrijven zelf.
Uiteraard gaat het hier niet om louter nationale actiepunten. Het is de inzet om ze tot internationale uitgangspunten te maken. Ten slotte zal, ook nationaal, de controle op het systeem aan scherpte en kwaliteit moeten winnen. In die zin voelt mijn fractie voor het parlementair onderzoek waar de  heer Reuten hiervoor over sprak.
De kredietcrisis heeft bijzondere omstandigheden geschapen. Het Nederlandse deel van Fortis en ABN AMRO zijn genationaliseerd. Bijzondere omstandigheden scheppen ook bijzondere kansen: naar verluidt heeft Fortis een grote onroerendgoedportefeuille en vreest op dit moment menig wethouder die zich bezighoudt met ruimtelijke ontwikkeling en/of volkshuisvesting de strategische grondposities van deze bank. Is het juist dat Fortis op tal van strategische plaatsen grond in handen heeft en, zo ja, hoe wil de minister daarmee omgaan? Er lijkt zich een unieke kans voor te doen voor de minister om zijn collega’s van VROM en voor WWI de helpende hand toe te steken bij het realiseren van hun beleidsdoelstellingen, Gaat de minister dit doen? Zo ja, hoe gaat hij dit doen? Zo nee, waarom niet?
De kredietcrisis heeft inmiddels onmiskenbaar gevolgen voor de reële economie. Mensen, veel mensen, maken zich inmiddels zorgen over hun toekomst, over hun baan of kansen op een baan of over hun huis. De begroting kent een strikte scheiding tussen uitgaven en inkomsten. Meer of minder inkomsten, zegt de norm, hebben geen invloed op het volume van de uitgaven. Overschrijdingen op deelgebieden dienen als regel binnen de eigen begroting te worden opgevangen. Het doel is om bestuurlijke rust en financiële stabiliteit te creëren. Op dit punt heeft de minister gelijk: op dit moment, nu de conjunctuur tegenzit, is er geen onmiddellijke noodzaak anders dan als gevolg van autonome ontwikkelingen in de sector, te bezuinigen op geplande uitgaven. Afgekeurde WAO’ers en Wajong’ers hoeven niet direct te vrezen voor de hoogte van hun uitkering. Ook in andere sectoren kunnen de uitgaven op peil blijven. Er zit echter een andere kant aan deze zaak. De afspraken over de uitgavenplafonds zijn gemaakt in een periode waarin de kijk op de ontwikkeling van de conjunctuur aanzienlijk gunstiger was. In dat licht zijn bepaalde besparingen ingeboekt, bijvoorbeeld besparingen ten gevolge van een daling van het aantal uitkeringsgerechtigden, besparingen op de uitvoeringskosten van de sociale zekerheid of op de middelen die nodig zijn om mensen een steuntje in de rug te geven die niet volledig op eigen kracht zelfstandig een betaalde baan kunnen verwerven of op middelen voor de scholing van mensen die tijdelijk aan de kant staan. Hoe kijkt de minister, medearchitect van het regeerakkoord, aan tegen deze aannamen nu het economisch tij verloopt? Welke mogelijkheden ziet de minister van Financiën om, indien nodig, tot bijstellingen te komen? Er is intussen een uitgebreid pakket gekomen ter bestrijding van de gevolgen van de economische recessie. Wij hebben de werktijdverkorting en de mogelijkheden tot vervroegde afschrijving. Hoe kijkt de minister als bankier van een grote bankinstelling aan tegen dit geheel van maatregelen? Ik meen dat de heer Terpstra al vroeg wat voor consequenties dit kon hebben voor de invloed van werknemers op de leiding. Het viel mij op dat de minister zich in het interview ook uitsprak over het feit dat hij de afspraken met de bonden zou respecteren. Daar werd door de parlementair verslaggever onmiddellijk de speculatie aan gekoppeld dat de integratie van Fortis en ABN AMRO zou leiden tot 8000 ontslagen. Klopt dit cijfer? Hoe denkt de minister daar in zijn hoedanigheid van bankier mee om te gaan?
Vorig jaar sprak ik over de vergroening van de begroting. Namens mijn fractie betoogde ik toen dat het wat ons wel een stapje verder zou mogen gaan. Per slot van rekening is er niet alleen sprake van een krediet-, maar ook van een klimaatcrisis. Misschien is het naast vergroening van de begroting, vergroening van het belastingplan en vergroening van het FES nodig om over te gaan naar begroten op basis van het groene en van het milieu. Een aanzet daartoe wordt gegeven door het initiatief van Milieudefensie: stel jaarlijks sectoraal, met name voor de sectoren die buiten het Europese emissiehandelssysteem vallen, voor de minister van Verkeer en Waterstaat, voor de minister van Economische Zaken, voor de minister van Landbouw, een plafond vast voor de uitstoot van C02 en richt je daarbij op een CO2-reductie van 30% in 2020. Ga daarbij uit van een structurele verlaging van de C02-uitstoot. Wie zijn of haar jaarlijkse norm overschrijdt, zal volgens de groene Zalmnorm op de eigen begroting moeten bezuinigen. Misschien zegt de minister hierop dat dit de verantwoordelijkheid van een andere minister is, maar hij zal toch ten minste bereid moeten zijn te zeggen dat op de derde dinsdag van september een tweede koffertje wordt aangeboden. Bovendien is en blijft hij natuurlijk een expert op het gebied van begrotingsdiscipline en handhaving van de Zalmnorm. Hij wordt zelfs de baas van de heer Zalm. Dus waarom niet zijn kennis ter beschikking gesteld van een groene norm en een groene begroting? Gezien de tot nu toe geleverde prestaties zal zijn collega en partijgenoot mevrouw Cramer zeker een steuntje in de rug kunnen gebruiken.
Voorzitter. Mijn fractie ziet de reactie van de minister met belangstelling tegemoet.
De heer Reuten (SP): Mevrouw de voorzitter. Ik heb nog een vraag aan senator Laurier. Hij noemde de minister met alle waardering voor hem net een bankier. Ik vind dat toch een verkeerde voorstelling van zaken. Zo zit dat toch niet in elkaar? De Staat heeft eigendom van de aandelen, maar dan is de minister toch nog geen bankier? Als de heer Laurier aandelen heeft in een bepaald bedrijf dan zit hij toch ook niet op de directiestoel?
Jan Laurier: De heer Reuten heeft volstrekt gelijk en ik herformuleer het dan ook direct: als eigenaar van de bank!