Britta Böhler startte haar bijdrage met de titel "Terug naar af of vooruit naar de toekomst" aan de Financiële Beschouwingen als volgt:
"Vorig jaar vonden de AFB plaats enkele weken na de val van Lehman Brothers en dus aan het begin van de wereldwijde financiële en economische crisis. De omvang van de crisis en de gevolgen voor Nederland waren toen nog niet in volle omvang bekend. Inmiddels zijn wij een jaar verder en heeft de crisis ook Nederland hard geraakt."

Zo hard, dat de regering niet meer kan volstaan met ad hoc-maatregelen maar ingrijpende beleidskeuzes noodzakelijk zijn geworden.
Met de vooruitziende blik die GroenLinks eigen is, heeft mijn fractiegenoot de minister van Financiën reeds vorig jaar opgeroepen de crisis ook als kans te zien en “architect” te worden van een nieuw financieel stelsel:
“Niet alleen moeten de branden geblust worden, ook moet worden voorkomen dat de brand zich verspreidt. Symptoombestrijding is niet voldoende. Er zal moeten worden nagedacht over en worden gewerkt aan herstel, reparatie en zelfs (ver-)nieuwbouw. De vraag aan het kabinet en met name aan de minister van Financiën betreft dus niet alleen in hoeverre er sprake is van goed crisismanagement, maar is ook een vraag naar zijn kwaliteiten als architect van een (ver)nieuw(d) financieel systeem dat zo veel sterker, zo veel beter, zo veel socialer en, wat GroenLinks betreft, ook zo veel groener is.”
Helaas is van een nieuw financieel gebouw nog niet veel terechtgekomen, er zijn nog niet eens bouwtekeningen gemaakt, laat staan dat het fundament ervoor is gelegd.
Beleidsverandering, vernieuwing vereist visie en mijn fractie is, een jaar later, nog steeds benieuwd naar de visie van de minister van Financiën.
Crisis, what crises?
Want de vraag luidt vanzelfsprekend niet óf de crisis moet worden aangepakt, maar hoe dan? Maw: welke maatregelen heeft de regering voor ogen en welke uitgangspunten en doelstellingen staan hierbij centraal? Kortom, er is een politieke visie van de toekomst van Nederland noodzakelijk.
Om de minister bij het beantwoorden van deze vraag te helpen, heb ik wat voorwerk voor hem verricht. Ik heb een aantal boeken van deskundigen er op nageslagen en heb het volgende uitgangspunt gevonden dat mijn fractie wel aanspreekt.
“In een wereld vol kansen en bedreigingen, vol veranderingen en onzekerheden, moeten mensen van een paar dingen zeker kunnen zijn. Bijvoorbeeld dat zij bij pech of tegenslag niet meteen aan de kant komen te staan. Het is een van de redenen dat in tijden van globalisering (met alle bijbehorende onzekerheden omtrent de eigen baan) goede sociale zekerheid en goede sociale voorzieningen zo belangrijk zijn.”
Een mooi citaat en ik neem aan dat het de minister bekend voorkomt. Want het stamt uit het boek “Dit land kan zoveel beter” geschreven door de toenmalige oppositieleider en huidige minister van Financiën.
Verderop spreekt de minister ervan dat de globalisering zorgt voor een “nieuw soort lotsverbondenheid”. Helemaal mee eens, maar de vraag is natuurlijk, hoe de minister deze lotsverbondenheid zal vertalen in (financieel) beleid.
Duurzaamheid
Dat brengt mij tot de ‘heroverwegingen’ en de werkgroepen:
Vanaf 2011: slechts één enkele doelstelling wordt expliciet genoemd: besparing, waarbij een v/d alternatieven in ieder geval een besparing van 20% van de netto uitgaven in 2010 dient te behelzen.
Een aantal opmerkingen hierover.
Bezuinigingen verzinnen is niet zo moeilijk. Moeilijker is het een evenwicht te vinden tussen het terugbrengen van het overheidstekort en andere, even belangrijke doelstellingen als sociale gerechtigheid, duurzaamheid, vergroening.
Graag hoort mijn fractie van de regering de bevestiging dat de heroverwegingsoperatie niet enkel een boekhoudkundige (besparings-)operatie wordt, maar dat de regering uitgaat van een brede opvatting van welvaart, waarbij begrippen als duurzaamheid en vergroening belangrijke, ja onmisbare doelstellingen vormen voor haar beleid. Daardoor worden bij aanstaande bezuinigingen en besparingen niet alleen de effecten op de financiën, maar ook de gevolgen voor het milieu en voor de kwaliteit van leven gemeten. Immers, besparingen zijn weliswaar soms noodzakelijk, maar zij kunnen in de ogen van mijn fractie nooit een politiek beleidsdoel op zich zelf zijn.
Het is bijzonder betreurenswaardig dat de minister de motie van mijn collega aan de overkant om de maatschappelijke gevolgen en de milieu-effecten bij de brede heroverwegingen te betrekken, heeft ontraden.
Dit is ook moeilijk te begrijpen van een minister die in zijn al eerder genomen boek, dus nog niet zo lang geleden, een vurig pleidooi heeft gehouden voor het Scandinavische model (onder het motto: “waar voor je geld”). Want het Scandinavische model kent, zo staat er: “hoge groeicijfers in combinatie met hoge collectieve lasten, een goed sociaal beleid en goede prestaties op duurzaamheid.”

Twee keuzes worden ons hierbij voorgehouden:
“De Nederlandse economie loopt het risico een soort vlees-noch-vis-achtig tussenmodel te worden, dat op alle fronten slecht scoort. Een keuze dringt zich op: ofwel we kiezen voor lage lasten en schrale sociale voorzieningen om zo groei te genereren, ofwel we kiezen voor excellente collectieve voorzieningen die dan ook wat mogen kosten omdat ze productief zijn.”
De vraag ligt voor de hand: kiest de minister van Financiën nog steeds voor het laatste? Geldt het mooie woord van de nieuwe lotsverbondenheid ook in tijden van crises en mbt tot de eigen burgers?
En: Is hij nog steeds van oordeel dat duurzaamheid ook in het financiële beleid een belangrijke rol speelt? En als dat zo is, waarom is deze doelstelling dan niet opgenomen in de opdracht aan de werkgroepen?
Duurzaamheid betekent ook vergroening van het financieel stelsel.
Bijvoorbeeld door investeringen in duurzame energiebronnen en uitbreiding van de spoorlijn, of door investeringen in bijvoorbeeld in isolatieprogramma’s voor de bestaande woningbouw. En door de belastingen op milieuvervuiling te verhogen.
Dat laatste brengt mij bij de kwestie van de vliegtaks.
Tijdens de AFB in de TK heeft de staatssecretaris op vragen van mijn GroenLinks-collega over de afschaffing van de vliegtaks o.a. het volgende gezegd: “Wij hebben [...]aangegeven dat er door de economische crisis al sprake was van een forse reductie van het aantal vliegbewegingen, hetgeen leidde tot een reductie van de CO2-uitstoot ten opzichte van de eerdere prognoses in de vliegsector.”
Hoe moet ik dit begrijpen? Als de economie aantrekt en er weer meer wordt gevlogen: komt de vliegtaks dan terug? 
Of is het zo – wat ik niet hoop – dat vergroening en economische groei voor deze regering tegengestelde grootheden zijn?
De internationale aanpak
De crisis begon in de Verenigde Staten en werd in een mondiale markt al snel een internationale  en dus, dat staat voor iedereen buiten kijf, dient de crisis niet alleen nationaal maar ook internationaal te lijf worden gegaan.
Dat betekent onder andere dat we rekening moeten houden met de aanpak in andere landen.
Duitsland: sparen (lees: bezuinigen) wordt niet opportuun geacht, wij zetten onze hoop op ‘Wachstum’, zo het credo van de net opnieuw gekozen Duitse bondskanselier Merkel. Lastenverlichting in de vorm van belastingverlaging voor ondernemers en burgers om de economie te stimuleren, het oplopende overheidstekort wordt in deze redenering betaald door economische groei en de komende jaren, een tijdje geld uitgeven op de pof om het zo maar te zeggen. Wat vindt de minister van Financiën van deze aanpak?
Ik heb het idee dat de minister van Financiën de toekomst, dwz de economische groei duidelijk minder optimistisch inschat dan onze oosterburen.
Want in zijn antwoorden op aanvullende vragen in de schriftelijke voorbereiding stelt de minister van Financiën onomwonden: “De onzekerheid t.a.v. de economische groei en de ontwikkeling van de overheidsfinanciën is op dit moment groot. Het is erg onzeker wat de komende tijd het groeipad zal zijn. Daar komt bij dat erg lastig aan te geven is welk deel van de saldoverslechtering structureel kan worden verondersteld en welk deel mogelijk ‘automatisch’ wordt ingelopen indien de economie weer aantrekt. Het is niet vanzelfsprekend dat het tekort ook afneemt indien de economische groei hoger uitkomt dan 1% per jaar. Ook is het lastig om een inschatting te geven van de mogelijke opbrengst(en) van de verschillende interventies die zijn gepleegd in de financiële sector.”
Betekent dit, zoals ik vermoed, dat een aanpak als in Duitsland voor de minister uit den boze is?
En als dat zo is, dan is de vervolgvraag:
Hoe gaat Nederland in internationaal verband om met de nationale aanpak van andere landen?
Anders gezegd, hoeveel nationale “Alleingang” kan een internationale crises verdragen? Heeft de regering naar haar eigen inschatting voldoende mogelijkheden om partners in de EU en daarbuiten in het gareel te houden als er in die landen nationaal maatregelen worden genomen die de Nederlandse regering onverstandig vindt? Kunnen de lidstaten van de EU elkaar worden gedwongen tot een gezamenlijk beleid?
Bonussen en banken
Dan nog enkele opmerkingen over de toekomst van de financiële sector.
Om te beginnen de beperking van de bonuscultuur.
Ook bij de noodzaak de bonuscultuur in het bedrijfsleven (met name de bankwereld) aan banden te leggen, geldt natuurlijk dat één regering in een globale wereld bar weinig kan bewerkstelligen. Ook hier is een gezamenlijke aanpak vereist.
Verhouding EU –VS. is het niet zaak om op grotere schaal tot afspraken te komen, met name gezamenlijk met de VS?
Na Pittsburg, eind september, sprak de minister van Financiën van een doorbraak op het gebied van aanpak van bonussen in de financiële sector.
In dit verband rijst de volgende vraag:
Verhouding Pittsburg-afspraken en nationaal (Nederlandse) wet- en regelgeving voor banken:
In de AFB in de TK heeft de minister van Financiën de indruk gewekt dat de Nederlandse regels – reeds ingevoerd én voorgenomen – al zo streng zijn dat Nederland pas op de plaats kan maken en aanvullende maatregelen niet aan de orde zijn.
“Dat doe ik, omdat deze PvdA-minister zich realiseert dat Nederland nu vooroploopt in de wereld met het bestrijden van excessieve bonussen. Noem mij één land dat in de buurt komt van wat Nederland heeft geregeld en van plan is om te regelen. Wij moeten datgene wat wij met elkaar hebben afgesproken, de kans geven om te gaan werken. Dat is meer dan in enig ander land aan de orde is.”
Overigens is deze minister van Financiën niet de enige die de voortrekkersrol in Europa opeist. De zin: “wij hebben de meest strikte wetgeving voor banken binnen de EU”, is ook een citaat van de Britste ambtscollega van onze minister van Financiën een week geleden. Het lijkt erop dat meerdere landen van de EU zich enigszins zelftevreden op de borst kloppen wat de regelgeving voor banken betreft. Maar dat terzijde.
Wat mij vooral interesseert is het volgende.
Kan de minister uitleggen waarom hij nu al tevreden is met wat hij aan regelgeving heeft bereikt? Wat is er mis mee om in Nederland méér te doen dan binnen de G20 is afgesproken?
Er is namelijk nog veel meer mogelijk, en in onze ogen ook wenselijk:
Ten eerste nullijn voor bankiers. Zolang de crisis duurt, horen bankiers geen bonussen of salarisverhogingen te ontvangen. Ten tweede een plafond van maximaal 20% van het jaarsalaris voor alle bonussen. Ten derde de introductie van de Wellinknorm, een plafond voor het vaste salaris van € 400.000.
Lotsverbondenheid.
Hoe kijkt de minister tegen de genoemde voorstellen aan? Is het “nu niet, maar misschien later wel”? Of is het: “nu niet en later ook niet”?
Ten slotte, en dat is misschien nog wel het belangrijkste: Hoe staat het met het criterium duurzaamheid in de financiële sector? Is de regering van plan om van de financiële sector te eisen dat duurzaamheid geïntegreerd wordt in de financieringscriteria?
Wat de toekomst van de banken betreft, nog een ander punt.
Opsplitsing ING. Ook in Engeland is een dergelijke opschoning van de banken aan de orde. de Engelse regering heeft aangekondigd dat o.a Lloyd etc wordt opgesplitst.
Op het eerste gezicht lijkt dit een verstandig plan. Ten eerste omdat banken zich dan in veel gevallen weer bezig houden met datgene waarvoor zij bedoeld zijn: geld lenen aan bedrijven en particulieren. Ten tweede omdat de verkoop geld oplevert, door het vervroegd aflossen van de staatssteun komt snel meer geld in de staatskas. (zie versnelde terugbetaling door ING).
Maar hoe zal deze opschoonoperatie in de toekomst uitpakken? Zijn er op de langere termijn wellicht ook negatieve gevolgen en dan met name mbt de internationale rol van Nederlandse banken?
Concreet leeft bij mijn fractie in dit verband de vraag of de minister - even als sommige analytici - bevreesd is dat het beleid van ‘back to the basics’ de Nederlands banken kwetsbaar maakt voor internationale overnames?
Ik zie de beantwoording van de vragen met veel belangstelling tegemoet.