Het wetsvoorstel tegen verheerlijken van geweld zit vol met willekeur. Alleen de rechter bepaalt wat een misdrijf is waarmee niet valt te spotten.

Het woord `terrorisme` is al genoeg om naties te doen sidderen van angst en haar bestuurders de meest draconische maatregelen te doen invoeren. De nieuwste maatregel die de Nederlandse regering overweegt in haar strijd tegen terrorisme, is vervat in het wetsvoorstel van minister Donner van justitie (CDA) dat tot doel heeft het verheerlijken, vergoelijken, bagatelliseren of ontkennen van terroristische misdrijven strafbaar te stellen.
Het wetsvoorstel lijkt redelijk. Bij terroristische misdrijven sterven onschuldige mensen. Dan is het onsmakelijk als anderen beweren dat het hun verdiende loon is. Maar het eerste gezicht bedriegt. Hoe begrijpelijk het onbehagen is bij zulke opinies, het plan om ze strafbaar te stellen ondergraaft de democratische rechtsstaat.

Het kabinet heeft vooral de verheerlijking of vergoelijking van islamistisch terrorisme op het oog. Maar de wet reikt verder en stelt in algemene zin strafbaar om zware terroristische en het internationale recht schendende misdrijven goed te praten, zoals het vergoelijken van de Palestijnse zelfmoordacties. Of de uitspraak: ,,Het leed van Amerikaanse burgers bij de Twin Towers valt in het niet in vergelijking bij het onrecht dat Tsjetsjenen is aangedaan.” Of wat dacht u van een heel positief betoog over de kruistochten? We kunnen het nog gekker maken. Thucydides geeft een ontluisterend verslag van de misdrijven die ten tijde van de Peloponnesische Oorlog door de Atheense legers zijn begaan op het eiland Melos. Het verheerlijken van de Griekse beschaving, die zoals wij haar kennen bijna volledig Atheens is, is zo bezien een stuitend voorbeeld van het verheerlijken van een internationaal misdrijf.

Wij kunnen ons levendig voorstellen dat minister Donner ons in reactie op deze voorbeelden minzaam glimlachend geruststelt. Hij zal direct stellen dat het uiteraard mogelijk moet blijven om een debat te voeren over kruisvaarders en de Peloponnesische Oorlog. Maar daarmee neemt hij onze onrust over deze grove inbreuk op het publieke debat niet weg. Integendeel. Het gehele wetsvoorstel is doordrenkt van politieke willekeur. Waar vergoelijking van Palestijnse zelfmoordenaars een goed voorbeeld is van toekomstig strafbaar gedrag, zal het bagatelliseren van de schending van humanitair recht door Israël geen strafvervolging opleveren: dit is een regeringsstandpunt. De felicitaties van minister Zalm aan Pakistan voor de standrechtelijke executie van een terrorist zullen ook straffeloos blijven. Net als de ontkenning van genocide in Darfur of het bagatelliseren van de Turkse genocide op de Armeniërs begin 19de eeuw.

Dat de wet niets meer en niets minder is dan een willekeurige inperking van het publieke debat, verdedigt de minister ook expliciet. Voor de minister is het niet van belang of een rechter heeft vastgesteld dat het om een misdrijf gaat dat niet goedgepraat mag worden. Volgens de minister hoeft geen rechter te oordelen over de aanslag op de Twin Towers aangezien dat `een historisch onweerlegbaar feit` is.

Nu denkt u wellicht `wat een haarkloverij` om een onderscheid te willen maken tussen een historisch onweerlegbaar feit en een misdrijf. Maar dat is het niet. Wanneer dit onderscheid irrelevant wordt, kan de minister ook zonder rechterlijk oordeel misdrijven vaststellen waarover je geen uitspraken mag doen met het argument dat deze historisch onweerlegbaar zouden zijn. Hij miskent hiermee dat aan de vaststelling van internationale misdrijven door een rechter, dikwijls een publiek debat voorafgaat. De geschiedenis leert ook dat de scheidslijn tussen de gerechtvaardigde vrijheidsstrijd en zelfverdediging van volkeren, en misdadig terrorisme niet vaststaat en onderhevig is aan wisselende politieke en publieke waardering.

Neem een recente uitspraak van oud-premier Van Agt. Terugdenkend schaamt hij zich voor zijn verdediging in 1982 van de Libanese moordpartij in een Palestijns vluchtelingenkamp, terwijl het Israëlische leger zich afzijdig hield. Later stelden de Verenigde Naties vast dat hier genocide was gepleegd. Zonder Van Agt met terugwerkende kracht te willen vervolgen voor vergoelijking, demonstreert het voorbeeld dat internationale gebeurtenissen zelden zonder slag of stoot `historisch onweerlegbaar` zijn. Minister Donner doet alsof hij de (internationale) rechter is en schendt met dit voorstel het mensenrechtelijke beginsel dat alleen de onafhankelijke rechter bepaalt wat een misdrijf is.

Bovendien hoeft het van de minister niet alleen te gaan om al gepleegde misdrijven, het gaat ook om toekomstige. ,,Het wordt hoog tijd dat er eens een atoombommetje op Noord-Korea wordt gegooid.” Los van de vraag of dit soort kroegpraat sierlijk, charmant, smaakvol of wenselijk is, zal duidelijk zijn dat de bezwaren van willekeur en van inbreuk op het legaliteitsbeginsel bij de beoordeling van een oordeel over ongepleegde, toekomstige daden des te sterker van kracht zijn.

Anders gezegd, een minister die in reactie op al deze voorbeelden aangeeft over welke misdrijven wel, en over welke misdrijven niet gedebatteerd mag worden, levert enkel het bewijs dat niemand anders dan de minister bepaalt wat de reikwijdte mag zijn van het publieke debat.

,,Maar laten we nu even serieus zijn”, zegt de minister wellicht vervolgens, ,,de wet gaat over uitingen van apologie die de openbare orde bedreigen.” Maar in de toelichting op het wetsvoorstel schrijft Donner: ,,deze uitlatingen hebben het vermogen groepen tegen elkaar op te zetten, onlustgevoelens in de samenleving (verder) aan te wakkeren en een gevaarlijke neerwaartse spiraal van vergroving in het publieke debat teweeg te brengen.” Vooral dat laatste is ontluisterend. Het lijkt hem erom te doen om met behulp van het strafrecht een hogere moraal in het debat te introduceren. Dit, tezamen met zijn bevoegdheid om zelfstandig misdrijven te beoordelen, geeft het wetsvoorstel totalitaire trekken.

Maar nu even serieus. Natuurlijk loopt het niet zo`n vaart. In de praktijk zal het niet gaan over de Peloponnesische Oorlog of over de kruisvaarders; wij weten dat net zo goed als u. Zoals Van Agt ook geen gevangenisstraf riskeert. Wij krijgen ook vast niet het OM op bezoek als wij blijven zeggen dat het kabinet in zijn strijd tegen het terrorisme de rechtsstaat ondergraaft en radicalisering over zich afroept. Nee, de wet gaat over moslims. De wet heeft als doel imams te verbieden om Mohammed B. een broeder te noemen. Of Marokkaanse rotjongens met een gevangenisstraf af te schrikken om `I love u` te schrijven naast een foto van de moordenaar van Van Gogh in hun agenda.

De wet lijkt vooral te beogen een opstandige, zich radicaliserende groep jongeren met de dreiging van gevangenisstraf op andere gedachten te brengen. Behalve dat het strafrecht nooit uitsluitend van toepassing is op specifieke groepen, kan je rustig aannemen dat de wet voor deze specifieke groep averechts werkt. Jongeren worden voor de zoveelste maal bevestigd in hun overtuiging dat hun mening niet mag. Dat maakt hen op zijn zachtst gezegd niet minder ontvankelijk voor extremisme.

Terreurbestrijding moet zich richten op het bestrijden van geweld, niet op het strafbaar stellen van onsmakelijke en stuitende, politiek incorrecte of ongewenste meningen.

Femke Halsema

Ilja Leonard Pfeiffer