Jan Laurier: "Terecht sprak de heer Essers over de belastingplannen vanuit het perspectief van de financiële crisis. Nu er een financiële crisis is opgetreden, is het van belang te bezien hoe die zich verhoudt tot de reële economie en welke maatregelen mogelijk een tegenwicht tegen deze crisis bieden. In dit verband valt de vermindering van de belasting op arbeid met 2,2% op. Opmerkelijk is dat het gaat om de afdracht van speur- en ontwikkelingswerk. In het licht van het feit dat men Nederland wil stimuleren als kennisland is dit begrijpelijk, maar de vraag is of dat het type arbeid is waar de klappen vallen als de financiële crisis doorzet in de reële economie. Op dit punt ontvangen wij graag een reactie van de staatssecretaris".

Recentelijk verschenen de cijfers van het
Centraal Planbureau. Opvallend is dat de
werkloosheid minder oploopt dan verwacht. De
econoom Teulings gaf daarvoor onder meer als
verklaring dat de klappen wellicht terecht zijn
gekomen bij de zzp'ers, die minder opdrachten en
dus minder inkomsten ontvangen, wat zich niet
direct uitdrukt in de werkloosheidscijfers. Mijn
fractie vraagt zich af in hoeverre het pakket van
belastingmaatregelen de mogelijkheid biedt de
zzp'ers extra te ontzien, omdat onder hen mogelijk
grote klappen vallen.
Mijn fractie heeft waardering voor de inzet
op het gebied van de bestrijding van de
jeugdwerkloosheid, vooral gericht op jongeren rond
23 jaar, en de kleinebanenregeling. Wij begrijpen
dat de aanpak van de jeugdwerkloosheid van groot
belang is. Tegelijkertijd vragen wij ons in het kader
van de verdringing af hoe het nu feitelijk zit met de
ouderen. Welke maatregelen worden genomen om
te stimuleren dat ouderen langer in dienst blijven?
Immers, als ouderen op dit moment moeten
afvloeien, komen zij waarschijnlijk nooit meer aan
de bak.
In tijden van crisis is het van belang om ook
te investeren in scholing, omdat zij de mogelijkheid
biedt om opnieuw een plek te vinden op de
arbeidsmarkt. Mijn fractie heeft daarom met
belangstelling kennisgenomen van het feit dat er
sprake is van een afdrachtvermindering op het
gebied van onderwijs voor werkgevers. Het
verbaast ons echter dat die alleen betrekking heeft
op het eerste jaar. Het lijkt erop dat men verwacht
dat werknemers die met scholing starten, die ook
automatisch afronden. Mijn fractie is benieuwd
waar die veronderstelling op gebaseerd is.
In tijden van crisis is het van belang dat de
schoorsteen blijft roken. Wie een beetje rondkijkt in
de wereld van de bouw en de volkshuisvesting, zal
vaststellen dat alleen de corporaties feitelijk nog
bouwen. Wij zien tegelijkertijd dat met veel
belangstelling naar het gestolde kapitaal van
corporaties wordt gekeken. Mijn fractie is dan ook
zeer geïnteresseerd in de ontwikkelingen rond de
Wet Vpb, ooit ingeraamd voor inkomsten van 500
mln. per jaar. Komen die Vpb-gelden daadwerkelijk
binnen? Welke consequenties heeft de Wet Vpb
voor de vermogenspositie van corporaties en de
mogelijkheid om te blijven investeren?
Mijn fractie heeft waardering voor de wijze
waarop de staatssecretaris probeert om het
zwartgeld en de belastingparadijzen aan te pakken.
Dat kan rekenen op de instemming van mijn
fractie.
Wij hebben ook waardering voor de wijze
waarop wordt geprobeerd om de CO2-uitstoot te
beperken, en als er al auto moet worden gereden,
dan wordt gestimuleerd om dit toch vooral te doen
in zuiniger auto's. Mijn fractie heeft wel vragen over
de afbouw van de bpm in relatie tot de
kilometerheffing. Zoals bekend, heeft minister
Eurlings gezegd dat de kilometerheffing alleen zal
worden ingevoerd als daarvoor voldoende
draagvlak is. Tegelijkertijd wordt echter nu al
voorzien in een afbouw van de bpm. Hoe verhouden
die zaken zich tot elkaar? Wat is nou eigenlijk de
betekenis daarvan als wij het principe volgen, dat
wij graag steunen, dat er een grondslag moet zijn
voor belastingheffing op basis van CO2-uitstoot?
Ik dank de staatssecretaris voor het feit dat
de afschaffing van de vliegtaks nu in een aparte
wet wordt behandeld, maar ik ben bang dat onze
dank daar ook wel een beetje ophoudt. Wij moeten
constateren dat vliegen nog altijd in grote mate
wordt bevoordeeld ten opzichte van andere vormen
van vervoer. Voor niet-zakelijk passagiervervoer
geldt een vrijstelling van de omzetbelasting. Dat
levert een voordeel op van ongeveer 16%. Verder
is er een accijnsvrijstelling voor internationale
vluchten. Het merkwaardige daarbij is dat het
voordeel het grootst is bij de korte vluchten. Mijn
fractie vindt dat treurig. Het zal niet verbazen dat
wij tegen de afschaffing van de vliegtaks zullen
stemmen.
Sprekers voor mij hebben gesproken over
de eindejaarsdruk. Het heeft hun voorkeur om
afzonderlijke regelingen in afzonderlijke wetten
onder te brengen. Mijn fractie sluit zich op dit vlak
van harte aan bij de sprekers Bierman, Reuten en
Essers.
Mijn fractie wacht met belangstelling de
beantwoording van de staatssecretaris af.
De voorzitter: Dan geef ik nu het woord aan de
heer Ten Hoeve, die erin geslaagd is om na een
reistijd van zes uur hier aanwezig te zijn.