Dit voorstel wijzigt de Ziektewet en enkele andere wetten ter vermindering van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid van vangnetters. Dit zijn werknemers die geen werkgever (meer) hebben, zoals zieke ww-gerechtigden, zieke uitzendkrachten en zieke werknemers van wie het dienstverband afloopt tijdens ziekte; en die wel een werkgever hebben maar een hoog ziekterisico hebben, zoals orgaandonoren en zwangere vrouwen. Met dit voorstel wil de regering uitzendkrachten en mensen met een tijdelijk dienstverband die ziek zijn, sneller aan het werk krijgen. GroenLinks is uitermate kritisch over dit wetsvoorstel, en heeft dan ook tegengestemd. Het wetsvoorstel is aangenomen. Hieronder de spreektekst van Marijke Vos.

Vandaag bespreken wij het wetsvoorstel Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters. Dit wetsvoorstel heeft doel om mensen met een tijdelijk dienstverband en uitzendkrachten sneller aan het werk te krijgen. De fractie van GroenLinks heeft grote twijfels of dit wetsvoorstel wel gaat werken. Ook de Raad van State heeft die twijfels, evenals werkgevers en werknemers. In diverse onderzoeksrapporten komen ook twijfels naar voren over de inzet op dit punt via dit wetsvoorstel. Allereerst: hoe ernstig is nu de situatie? De instroom in de Ziektewet en de WIA is inderdaad relatief hoog onder flexwerkers, maar wanneer wij kijken naar wat er is gebeurd sinds 2003, dan zou je kunnen zeggen dat het aantal mensen dat in de WIA instroomt, stabiel is. Het ziekteverzuim is wel relatief hoog, maar ten opzichte van de stijging van het aantal flexwerkers is er een dalende trend in de instroom in de WIA. Ik zou daarom van de staatssecretaris graag een reactie willen hebben op deze gegevens.

De regering stelt dat specifieke kenmerken, zoals een slechtere arbeidsmarktpositie en arbeidsrechtelijke positie, een lagere opleiding en een slechtere gezondheid geen verklaring zijn voor een relatief hoge instroom in de WIA in vergelijking met vaste werknemers. GroenLinks is het eens met de Raad van State dat hierin juist wel een kern van het probleem zit. Voor deze groep, die een moeilijkere positie heeft en geen vaste werkgever heeft, is het veel lastiger om weer aan het werk te komen na langdurige ziekte. Er is namelijk geen werkgever naar wie de werknemer kan terugkeren en die zich inzet voor de re-integratie. Het UWV kampt met enorme bezuinigingen en doet weinig voor deze groep, die juist intensieve begeleiding nodig heeft, door middel van face-to-facecontacten, gezien het ontbreken van een werkgever.

Wij weten dat ruim 80% van alle zieke werklozen re-integreerbaar is, maar wat er dan nodig is, is dat het UWV zeer veel extra inzet pleegt, juist voor deze mensen. Dat zien wij echter niet gebeuren. Wij vrezen zelfs dat het UWV door die zware bezuinigingen juist nog minder geneigd zal zijn om zich in te zetten voor deze groep, aangezien het goedkoper is om hen in een uitkering te laten, op bijstandsniveau, dan te investeren in de re-integratie. Ik zou graag een reactie van de minister willen hebben op deze stellingname van mijn fractie en van hem willen horen wat hij verwacht van de inzet van het UWV, juist voor deze groep mensen.

De regering gaat ervan uit dat zieke mensen weer aan het werk gaan, wanneer hun financiële situatie maar flink verslechtert. Een negatieve financiële prikkel activeert zieke mensen, dat is de opvatting van het kabinet. Wij vragen ons af waar het kabinet dit op baseert. Is hierbij niet de "eigen-schuld-dikke-bult-ideologie" aan het woord?

Ook de Raad van State plaatst grote vraagtekens bij de effectiviteit van dit wetsvoorstel. Ik vraag hierop een reactie van het kabinet. Het wetsvoorstel omvat een aantal maatregelen die de financiële situatie van de flexwerker flink verslechteren. Ik noem allereerst de verlaging van het ziekengeld. Die is afhankelijk van de arbeidsverledeneis, maar wanneer je relatief kort hebt gewerkt, ben je in no-time teruggevallen tot 70% van het minimumloon, kortom het bijstandsniveau.

Daarnaast zal er in het tweede ziektejaar een keuring plaatsvinden op basis van de normering WIA. Als de verzekerde minder dan 35% arbeidsongeschikt is, is er met ingang van het tweede ziektejaar geen recht meer op ziekengeld. Dat is een zeer forse inkomensachteruitgang. Ook de ILO stelt dat Nederland hiermee niet voldoet aan Europese regelgeving. Het herfstakkoord regelt alleen deze arbeidsverledeneis. Daar was mevrouw Sent zojuist ook duidelijk over. Deze wordt met een jaar uitgesteld, mits er een alternatief wordt gevonden. Het andere punt blijft echter gewoon overeind, namelijk de reële kans dat een behoorlijk deel van deze groep mensen in het tweede ziektejaar zeer ver gaat terugvallen in het inkomen.

De financiële positie van zieke flexwerkers, uitzendkrachten en mensen met tijdelijke contracten wordt flink slechter, zeker ook in vergelijking met zieke werknemers die wel een vaste werkgever hebben. De Raad van State vraag zich dan ook af of dit wel aanvaardbaar is. Geeft dit niet een verscherpte tweedeling tussen de mensen die een vaste baan hebben en de mensen die een tijdelijk contract hebben? De Ziektewet uit 1996 had juist als uitgangspunt dat die tweedeling niet mocht ontstaan en dat er geen verschil mocht zijn in inkomensbescherming bij ziekte, of je nu wel of niet een vaste baan hebt. Wij vinden dan ook dat dit de zieke flexwerkers hard, disproportioneel en onrechtvaardig treft.

Een eventueel verstreken WW-duur wordt op de duur van de loongerelateerde uitkering in mindering gebracht. Dat is ook een punt dat wij graag aan de orde willen stellen. Mevrouw Sent heeft die vraag zojuist ook gesteld. Wordt zo in feite de anticumulatie ZW en WW niet alsnog via de achterdeur geregeld? Wij weten dat de Tweede Kamer zich hiertegen heeft uitgesproken. Is de aansluiting op de WGA wel goed geregeld? Is die niet zeer onlogisch?

Mensen die volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt zijn komen in een zeer slechte positie terecht. Onder de WIA hebben zij een goede inkomensvoorziening, maar met dit wetsvoorstel gaan zij terug naar 70% van het minimumloon, dat wil zeggen bijstandsniveau. Zij zijn vaak lange tijd niet in staat om te werken en gedurende deze tijd vallen zij dus zeer ver terug in hun inkomen.

Volgens cijfers van het UWV betreft dit 55% van de WIA-uitkeringen. Op dit moment gaat het om arbeidsongeschikten. Ook zieken die hun restverdiencapaciteit volledig benutten en in de WIA worden beloond voor hun re-integratie, vallen onder deze wet terug tot 70% van het minimumloon. Het kan dus zo zijn dat iemand zijn stinkende best doet en inderdaad weer wat gaat verdienen, maar niet meer kan verdienen, omdat hij op dat moment gewoon arbeidsongeschikt is, of in ieder geval niet in staat is om meer te doen.

Toch krijgt zo iemand te maken met een enorme terugval in loon. Het kan zelfs zo zijn dat hij het dan slechter heeft dan iemand die zegt: ik ga helemaal niets proberen en ik ga gewoon op die uitkering wachten. Ik wil daarop graag een toelichting hebben van de staatssecretaris, want het kan toch niet zo zijn dat je, wanneer je je best doet, toch op een nog slechter niveau uitkomt dan het geval zou zijn als je niets deed.

Het wetsvoorstel ontmoedigt flexwerkers en uitzendkrachten om weer te gaan werken. Daarover heb ik zojuist al het een en ander gezegd. Het ontmoedigt ook werkgevers en het UWV om zich in te spannen voor deze groep. Werkgevers moeten extra premie gaan betalen wanneer zij de laatste werkgever zijn van een zieke persoon zonder werk.

Wij lezen zelfs dat dit ook het geval kan zijn voor iemand die zwanger wordt, dan wel net bevallen is, of voor iemand die niet kan werken wegens orgaandonatie. Ik zou aan de staatssecretaris willen vragen: acht hij niet het risico zeer groot dat dit tot extra risicoselectie gaat leiden bij werkgevers, wanneer zich iemand aan hun bureau meldt die kort geleden uit een re-integratietraject is gekomen en een langdurig ziekteverleden heeft? Of een vrouw die mogelijk net bevallen is en van wie zij vermoeden dat zij wellicht nog een kind wil? Noem maar op, er zijn allerlei redenen waarom werkgevers zullen zeggen: ik ga jou niet aannemen op een tijdelijk contract, want dan ben ik straks aan zet om een extra premie te betalen wanneer jij ziek wordt. Hierop wil ik ook graag een reactie van de staatssecretaris.

Als wij dan bezien wat dit wetsvoorstel regelt qua verruiming van arbeidsmarktinstrumenten, dan betreft dit met name de proefplaatsing, waarvan de termijn van drie naar zes maanden gaat. Op basis van welk onderzoek blijkt dat dit zal helpen? Waarom geldt dit alleen voor cliënten van het UWV en niet voor personen in de WWB? Is ook bezien of een loonkostensubsidie bij een structureel lagere verdiencapaciteit niet veel effectiever is? Waarom is dat onderdeel niet in dit wetsvoorstel opgenomen? Is de verwijzing van het UWV naar gemeente of zorg bij re-integratiebelemmerende factoren zoals schulden wel voldoende? Dient het UWV niet zelf veel meer initiatief te nemen en ervoor zorg te dragen dat de persoon inderdaad wordt geholpen
om de re-integratiebelemmerende factoren te overwinnen?

Ik kom tot een afronding. Mijn fractie is uitermate kritisch over dit wetsvoorstel. Wij zien niet hoe dit op enige wijze flexwerkers zal helpen om na hun ziekte sneller te re-integreren en aan het werk te komen. Wij denken dat het voorstel met name belemmeringen oproept om weer aan het werk te gaan en tegelijkertijd een zware inkomensachteruitgang betekent voor de mensen die het betreft.

Wij achten deze disproportioneel. Wij zien dit leiden tot een verscherping van de tweedeling tussen mensen met vast werk en mensen met flexibel werk. Ten slotte vrezen wij ook dat het nieuwe belemmeringen zal opwerpen voor de mobiliteit op de arbeidsmarkt. Als je naar een nieuwe werkgever gaat, krijg je vaak eerst een tijdelijk contract. Waarom zou je dat risico nog nemen als je al weet dat je in geval van ziekte de pineut bent en het zelf mag uitzoeken?
Het is duidelijk: mijn fractie is uitermate kritisch en wacht het antwoord van de staatssecretaris af.