Zoals inmiddels bekend is bevat het Lente-akkoord de afspraak dat scheefwoners (mensen met een hoger inkomen die in een sociale huurwoning wonen) meer gaan betalen. Ook de Eerste Kamerfractie van GroenLinks staat achter dit uitgangspunt. De fractie blijft echter zeer grote bezwaren hebben tegen de manier waarop de huurverhoging op grond van inkomen, waarvoor het wetsvoorstel nu bij de Eerste Kamer ligt, is vormgegeven. Deze bezwaren betreffen vooral de privacy aspecten, en de onomkeerbaarheid van de verhoging. Namens de GroenLinks fractie heeft Margreet de Boer vragen gesteld aan de regering.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennis genomen van het wetsvoorstel huurverhoging op grond van inkomen. Zij onderschrijven de doelstelling die het wetsvoorstel zegt te beogen: het beschikbaar houden van sociale huurwoningen voor huurders met lagere inkomens, het tegengaan van scheefwonen en het bevorderen van doorstroming op de woningmarkt. Zij hebben echter ernstige twijfels of deze doelstellingen met dit wetsvoorstel worden bereikt. Voorts vrezen zij zeer nadelige effecten voor bepaalde groepen huurders. En tot slot hebben de leden van de GroenLinks fractie zeer ernstige bezwaren tegen de aantasting van de privacy van huurders die dit wetsvoorstel met zich meebrengt.

De leden van de GroenLinks fractie hebben een aantal vragen aan de regering.

 

Het wetsvoorstel ziet op de mogelijkheid van een extra huurverhoging van 5% voor huurders van gereguleerde (niet geliberaliseerde) woningen. De huurprijs kan voor deze huurders versneld verhoogd worden tot de maximaal redelijke huurprijs die volgens het puntensysteem berekend mag worden. Kan de regering een indicatie aangeven hoeveel woningen er verhuurd worden tegen een huur die substantieel lager ligt dat de voor de betreffende woning geldende maximale huur, en hoe ligt dit voor specifieke categorieën woningen, zoals woningen in schaarstegebieden, gehandicaptenwoningen en (grotere) eengezinswoningen?

 

In de Eerste Kamer wordt meestal de vraag gesteld welk probleem er nu precies wordt opgelost met een wetsvoorstel. In casu levert dat onder meer de vraag op hoe groot het probleem van het scheefwonen nu eigenlijk is. Die vraag kan niet beantwoord worden zonder een definitie van scheefwonen te geven. Naar het oordeel van de leden van de GroenLinks fractie is de stelling dat iedereen met een huishoudinkomen boven de €43.000 die in een gereguleerde woning woont scheefwoont te gemakkelijk. Want ook in de gereguleerde sector kan er sprake zijn van behoorlijke huurprijzen. Bij het beoordelen van het al dan niet scheefwonen is het redelijk om te kijken naar de woonquote: het aandeel van het inkomen dat aan woonlasten wordt besteed. Wat acht de regering een redelijke woonquote?

Kan de regering beargumenteerd aangeven in welk deel van de gereguleerde woningmarkt sprake is van scheefwonen?

 

In de nota naar aanleiding van het verslag geef het kabinet een aantal rekenvoorbeelden met betrekking tot gereguleerde en geliberaliseerde woningen. Wat ontbreekt is een rekenvoorbeeld met betrekking tot een woning die reeds voor 1994 is gehuurd, en daardoor per definitie niet is geliberaliseerd. Dat kan betekenen dat inmiddels aanzienlijke huren van bijvoorbeeld €800, waarvan men zich in gemoede af kan vragen of er met een inkomen van €43.000 wel sprake is van scheefwonen- toch met een extra 5% verhoogd kunnen worden. Acht het kabinet dit rechtvaardig? Zo ja, waarom? Zo nee, hoe denkt het kabinet dit probleem op te lossen?

 

In de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer is reeds door veel partijen aan de orde gesteld dat het aanbod van koop- en huurwoningen waarheen scheefwoners kunnen doorstromen in veel plaatsen ontbreekt. In de nota naar aanleiding van het verslag geeft de regering aan te verwachten dat de vraag naar geliberaliseerde huurwoningen in de komende tijd zal toenemen, en dat ten gevolge daarvan het aanbod zal stijgen. Is het niet zo dat de vraag naar deze woningen al een aantal jaren hoog is, maar er desondanks geen aanbod ontstaat? Waarop baseert het kabinet zijn verwachting dat dit nu anders zal worden? Heeft het kabinet ook concrete aanwijzingen dat het aanbod van deze woningen in de komende tijd zal stijgen, of is het slechts wishful thinking? Welke maatregelen neemt het kabinet om dit aanbod te vergroten? Hoe lang duurt het naar verwachting voordat het aanbod daadwerkelijk gestegen is wanneer er nu nog begonnen moet worden met het tegemoetkomen aan de stijgende vraag?

 

Het kabinet geeft aan dat het doel van het wetsvoorstel is het tegengaan van scheefwonen door het bevorderen van de doorstroming (door middel van negatieve financiële prikkels). Waarom heeft het kabinet er dan niet voor gekozen om de mogelijkheid van een extra huurverhoging alleen toe te staan  wanneer de huurder een alternatief wordt geboden in de vorm van een aanbod tot het kopen van de gehuurde woning dan wel het aanbieden van een voor de betreffende huurder betaalbare geliberaliseerde huurwoning? Of door de extra huurverhoging alleen toe te staan in gebieden waar voldoende aanbod is voor het kopen of huren van een woning in het middensegment? Dan zou er immers daadwerkelijk een prikkel zijn voor aanbieders om te zorgen voor aanbod in dat segment.

 

Met de Raad van State vinden de leden van de GroenLinks fractie de onomkeerbaarheid van de extra huurverhoging bezwaarlijk. De leden van de GroenLinks fractie hebben vele brieven gekregen, waarvan een groot deel van wat oudere mensen, die aangeven best een woning te willen kopen, maar daartoe bij gebrek aan betaalbaar aanbod, in combinatie met het ontbreken van eigen kapitaal en de mogelijkheid een hypotheek af te sluiten (want nog maar een aantal jaren een inkomen op niveau) geen mogelijkheden hebben. Zij voorzien op termijn van enkele jaren een inkomensachteruitgang (bijvoorbeeld na pensionering of het overlijden van een partner) en vrezen dan ten gevolge van de extra huurverhogingen niet meer in staat te zullen zijn hun eigen woning te blijven bewonen. Ze zijn dan weer scheefwoners geworden, maar dan omdat hun eigen woning te duur is geworden voor hun inkomen. Is de regering het met de leden van de GroenLinks fractie eens dat dit een ongewenst effect is van deze wet? Waarom is de regering niet bereid om -al dan niet in uitzonderingsgevallen- een mogelijkheid te scheppen bij inkomensdaling de extra huurverhoging teniet te doen en de huur weer te verlagen?

 

In de nota naar aanleiding van het verslag geeft het kabinet aan dat er ten gevolge van de extra woonpunten in schaarstegebieden meer woningen beschikbaar zullen komen in de geliberaliseerde sector. Nog afgezien van het feit dat dit pas het geval is wanneer de huidige huurders vertrekken, betekent dit een afname van de sociale woningvoorraad. Volgens de regels wordt het probleem van het scheefwonen hiermee wellicht iets kleiner, in de praktijk lost het helemaal niets op: er komen niet meer (en wellicht zelfs minder) sociale woningen beschikbaar voor degenen die daarop zijn aangewezen. Graag een reactie van het kabinet.

 

In het nader rapport bij het advies van de Raad van State rechtvaardigt de regering het meetellen van het inkomen van alle meerderjarige kinderen van het huishouden met het argument dat iedereen kan bijdragen aan het betalen van de huurprijs. Deze situatie is volgens de regering anders dan bij het aangaan van de huur, waarbij het inkomen van meerderjarige kinderen niet mee wordt genomen, omdat dit inkomen over het algemeen gering zal zijn dan wel de kinderen over het algemeen na korte tijd de woning zullen verlaten. Deze redenering achten de leden van de GroenLinks fractie onbegrijpelijk. Waarom zou het inkomen van meerderjarige kinderen bij het aangaan van de huur over het algemeen geringer zijn dan gedurende de huurperiode? En waarom zou het bij het aangaan van de huurperiode eerder te verwachten zijn dat meerderjarige kinderen het huis verlaten dan tijdens de huurperiode? Doet de situatie dat kinderen  gedurende een huurperiode ouder worden, geld gaan verdienen en dan  binnen enkele jaren het huis verlaten zich niet vele malen vaker voor dan de situatie dat meerderjarige verdienende kinderen met hun ouders meeverhuizen naar een nieuw huis om dan korte tijd later te vertrekken?

Impliceert de regeling in feite niet ouders er maar beter voor kunnen zorgen dat hun kinderen het huis verlaten voordat zij gaan verdienen, omdat de ouders anders kans lopen geconfronteerd te worden met een onomkeerbare extra huurverhoging van 5% per jaar? Hoe draagt dit bij aan de oplossing van de krapte op de (sociale) woningmarkt?

 

De leden van de GroenLinks fractie hebben onoverkomelijke bezwaren tegen het feit dat het wetsvoorstel bepaalt dat de belastingdienst inkomensgegevens van huurders en hun gezinsleden gaat vertrekken aan verhuurders. Een dergelijke inbreuk op de privacy is voor zover de leden van de GroenLinks fractie kunnen beoordelen een unicum in ons rechtssysteem, en naar het oordeel van de leden van de GroenLinks fractie kan het belang van de onderhavige huurverhoging niet gezien worden als een maatschappelijke noodzaak die een dergelijke inbreuk kan rechtvaardigen.

Kan de regering aangeven in welke andere situaties / op grond van welke andere wetten er inkomensgegevens van Nederlanders worden verstrekt aan derden-niet overheidsinstanties?

Kan de regering nog eens aangeven waarin nu precies de maatschappelijke noodzaak ligt om de privacy gevoelige inkomensgegevens aan derden (let wel: niet alleen aan woningbouwcorporaties met privacybeleid en raad van toezicht, maar ook de particuliere 'huisjesmelkers')? Is het niet mogelijk om zonder aantasting van de privacy van huurders een zelfde, of wellicht zelfs beter resultaat te behalen op de doelstellingen van de onderhavige wet?

 

De leden van de GroenLinks fractie zien veel meer in een aanpak van het scheefhuren via een belastingmaatregel, waarbij huurders van een gereguleerde woning die een inkomen genieten boven een bepaalde grens een heffing betalen (noem het een negatieve huurtoeslag). Een dergelijk systeem kent als voordelen dat de belastingdienst geen privacy-gevoelige informatie aan derden hoeft te verstrekken; dat de heffing kan plaatsvinden in/over hetzelfde jaar waarin de inkomensgrens wordt overschreden (in plaats van twee jaar later) en dat de heffing weer kan komen te vervallen wanneer het inkomen weer lager wordt er eer van scheefwonen niet langer sprake is. Bovendien kan met een dergelijke maatregel een meer glijdende schaal ingebouwd worden, waarbij beter ingespeeld kan worden op een nog te bepalen redelijke “woonquote”. Kan de regering aangeven waarom niet voor de weg van een belastingmaatregel is gekozen? Is de regering bereid deze optie alsnog in overweging te nemen?