De Turkse regering is het land in snel tempo aan het hervormen. De meeste Europese politici reageren daarop verheugd. Bij de VVD daarentegen – van eurocommissaris Bolkestein tot minister Zalm en de Tweede-Kamerfractie – put men zich uit in het kleineren van de Turkse prestaties. Over negen maanden moet de Europese Unie namelijk beslissen of Ankara mag beginnen met onderhandelen over toetreding. Dat ziet de VVD kennelijk niet zitten.

De EU heeft Turkije beloofd dat toetredingsonderhandelingen kunnen beginnen als het land aan de vereisten van democratie, rechtsstaat en mensenrechten voldoet. Deze criteria gelden sinds 1993 voor alle aspirant-lidstaten. Ze moeten ook voor Turkije gelden. Veel tegenstanders van Turkse toetreding hanteren echter andere, oneigenlijke criteria.

Zo zou Turkije vanwege zijn moslimbevolking niet passen bij de Europese Unie. De EU zou niet voorbereid zijn op zo’n groot land en de kosten zouden de pan uitrijzen. Zowel in het kabinet als in de Tweede Kamer klinken deze bezwaren. De VVD loopt daarbij voorop. De opname van Turkije plaatst de EU inderdaad voor geheel andere problemen dan de integratie van Estland of Malta. Maar laten we Turkije houden aan haar eigen verantwoordelijkheden.

Binnen de Europese Unie gaat het tegenwoordig niet meer om de historische wortels van Europa, maar om de universele waarden van democratie, rechtsstaat en mensenrechten. Daarop heeft de huidige EU geen monopolie, zoals CDA'er Arie Oostlander het in het Europees Parlement heeft verwoord. Ook een land met een overwegend islamitische bevolking kan deze waarden aanvaarden. Sterker nog: geen kandidaat-lidstaat komt eronderuit omdat omzetting van deze principes de essentie vormt van de toelatingseisen, de zogenaamde politieke Kopenhagen-criteria.

Een Turks lidmaatschap over een jaar of tien heeft gevolgen voor de verdeling van de financiële middelen binnen de EU. Solidariteit met de armere lidstaten, om er samen sterker voor te staan, is immers de basis van het succes van de EU. De berekening van de kosten blijft echter voorlopig natte vingerwerk. Veel hangt af van de economische situatie waarin Turkije zich bij toetreding bevindt, en van het tempo waarin de EU haar landbouw- en structuurbeleid weet te hervormen. Als VVD-minister Zalm van Financiën nu al weet dat toetreding van Turkije de Nederlandse schatkist één miljard euro gaat kosten, dan is hij eerder geschikt voor profeet dan voor minister.

Al deze argumenten moeten de bewering staven dat Turkije nu niet, maar misschien wel nooit klaar is voor het EU-lidmaatschap. Als de VVD Turkije er niet bij wil hebben, laat zij daar dan voor uitkomen. De partij heeft dan wel iets uit te leggen. Partijleider Van Aartsen was in 1999 als minister van Buitenlandse Zaken medeverantwoordelijk voor het besluit om Turkije tot kandidaat-lidstaat te bestempelen. Als de VVD af wil van deze politieke toezegging, dient zij het intrekken van de status van kandidaat-lidstaat te eisen. Met alle gevolgen voor de geloofwaardigheid van de EU en van de VVD zelf.

De toetreding van Turkije is allesbehalve een gelopen race. Onlangs nog heeft Amnesty International een kritisch rapport gepubliceerd over voortdurende misstanden binnen de politie en de rechterlijke macht. Nog steeds worden verdachten op politiebureaus gemarteld en gaan de verantwoordelijke functionarissen vrijuit. Vreedzame betogingen voor de Koerdische zaak, tegen de oorlog in Irak of voor hoofddoekjes zijn ook het afgelopen jaar abrupt beëindigd door op hol geslagen politie-eenheden. Ondanks zeven hervormingspakketten vinden aanklagers en rechters nog altijd wetsartikelen om afwijkende meningen te bestraffen.

De geest van het verleden bepaalt nog steeds de praktijk in politiebureaus, rechtbanken en kazernes. Het zal de maximale inzet van een hele generatie vergen om van dit land een geheel vrije, pluralistische democratie te maken – dat laat de geschiedenis van huidige EU-landen zoals Spanje en Portugal ook zien. Maar het hervormingstempo van de afgelopen jaren toont aan dat met een sterke politieke wil revolutionaire veranderingen mogelijk zijn in Turkije. Dan moet de regering van premier Erdogan wel overtuigd blijven van de urgentie van verdere hervormingen. Daartoe moet de EU druk op de ketel houden. De – naar het zich laat aanzien – aanstaande doorbraak in het conflict op Cyprus laat zien dat deze druk effectief is. Als Europa in december concludeert dat Turkije voldoet aan de criteria om onderhandelingen te beginnen, kan de Turkse regering allerminst achterover leunen. Zie de recente Brusselse waarschuwing aan het adres van een andere kandidaat-lidstaat, Roemenië. De regering in Boekarest dacht de buit al binnen te hebben, omdat de EU zich herhaaldelijk had uitgesproken voor 2007 als streefdatum voor toetreding. Maar de EU heeft duidelijk gemaakt dat het eerbiedigen van de mensenrechten en een functionerende rechtsstaat voorwaarde blijven voor succesvolle afronding van de toetredingsonderhandelingen.

Nederland moet in december als voorzitter van de EU een goed gefundeerd besluit over Turkije tot stand brengen, op basis van de juiste argumenten. Niet religie, geschiedenis of kosten bepalen de kansen van Turkije, maar mensenrechten, democratie en rechtstaat. Ik hoop dat Ankara erin slaagt de vereiste hervormingen door te voeren. Europa wordt sterker met een modern Turkije in haar midden dat een brug kan vormen tussen het Westen en de islamitische wereld.

Joost Lagendijk (GroenLinks) is voorzitter van de Turkije-delegatie in het Europees Parlement