Is het nou wel of niet 'genoeg geweest'? Femke Halsema roept Wouter Bos op om vóór de Europese Verkiezingen van 10 juni bekend te maken wat het definitieve oordeel van de PvdA is over zowel de nieuwe Irak resolutie van de Veiligheidsraad als de verlenging van de Nederlandse aanwezigheid in Irak.

Nu D66 wel duidelijkheid geeft, maar helaas de verkeerde keuze maakt, is de PvdA nog de enige partij die kiezers in het ongewis laat.

Aan de unaniem aangenomen resolutie zal geen komma meer veranderen. De positie van GroenLinks is hierop duidelijk en consequent. Wij hebben voortdurend bepleit dat de beslissingsbevoegdheid over de inzet van de militaire stabilisatiemacht uit de handen van de Amerikanen wordt gehaald. Alleen zo zal in de ogen van de Irakezen op 30 juni feitelijk een einde komen aan de bezetting en krijgt 'eigen soevereiniteit' ook materieel betekenis. De nieuwe resolutie regelt dit niet. Overigens heeft de Nederlandse regering nooit het lef gehad om deze eis op tafel te leggen. Eerder ondanks, dan dankzij Nederland zijn er lichte verbeteringen in de resolutie aangebracht.

Wel is zonneklaar dat het kabinet vrijdag zal besluiten om de Nederlandse troepen langer in Irak te houden. De PvdA is het aan haar stand verplicht de kiezers nu duidelijkheid te geven. Wouter Bos schrok er in de campagne van 2003 niet voor terug om van Irak een belangrijk thema te maken. Tijdens de formatie ontstond een schimmig spel, met als resultaat dat Nederland de oorlog politiek, maar niet militair steunde. Na de oorlog heeft de PvdA tot twee maal toe de uitzending van Nederlandse militairen gesteund. Nu moet Bos de moed hebben de kiezer met open vizier tegemoet te treden.

Doet hij dat niet, dan laadt hij de schijn op zich dat het standpunt van de PvdA mogelijk weer anders luidt na de verkiezingen, dan er vlak voor. De PvdA heeft immers ook bij deze verkiezingen van Irak een thema gemaakt.

Uiteraard hopen wij dat de PvdA besluit zich tegen de verlenging van de Nederlandse aanwezigheid te keren. Naast het struikelblok van de militaire leiding van de VS kunnen ook grote twijfels geplaatst worden bij de 'leidende' rol voor de VN. Het is goed dat de rijen in de Veiligheidsraad weer gesloten zijn, maar daarmee is de geloofwaardigheid van de VN nog niet verzekerd. VN gezant Brahimi is feitelijk buitenspel gezet bij de vorming van de interim regering. Gevreesd moet worden dat dit fenomeen zich kan herhalen in het verdere verloop van het politieke proces in Irak. Alleen wanneer militaire leiding in andere handen overgaat, kan een leidende politieke rol voor de VN verzekerd worden.

 
Femke Halsema