Hoeveel is het ons waard om broeikasgassen te besparen? Hoeveel kosten schuiven we op het bordje van toekomstige generaties door dat na te laten? De Amsterdamse gemeenteraad debatteerde enkele weken geleden over deze vragen, toevalligerwijs tien jaar nadat het beroemde 'Stern-rapport' uitkwam. Dat rapport becijferde voor het eerst de waarde van de enorme economische schade die we aanrichten als we geen klimaatbeleid voeren.

Dit artikel verscheen in Trouw op 28 november 2016.

Sinds het sluiten van het verdrag van Parijs zijn er steeds meer gemeentebesturen die klimaatbeleid voeren of zelfs een klimaatbegroting maken. Vraag is dan hoeveel een ton vermeden broeikasgassen mag kosten. Het Amsterdamse stadsbestuur wil daarom bij elke investering in duurzaamheid gaan meetellen wat een bespaarde ton CO2 waard is. GroenLinks is daar vóór, want soms helpt het om duidelijk te maken welke prijs er aan klimaatschade zit. Maar dan moet je wel een reële prijs hanteren.

Rekening voor latere generaties
Klimaateconomen gebruiken daarvoor de methode van de 'Social Cost of Carbon'. Kort gezegd bereken je dit door in te schatten wat in de toekomst de schade is die een ton CO2 aanricht - door overstromingen, noodweer, droogte etc. - en dan terug te rekenen wat nu de waarde van het voorkomen daarvan is. Het goede aan deze methode is dat ze inzichtelijk maakt dat niét investeren in duurzaamheid economisch heel dom is.

Bovendien maakt ze meteen invoelbaar dat we door nu te bezuinigen op investeringen in duurzaamheid een enorme rekening neerleggen bij latere generaties.

Het nadeel van elke voorspelling, en ook deze, is dat het natuurlijk lastig is te berekenen wat de schade precies zal zijn. Er wordt daarom gewerkt met bandbreedtes: een lage prijs voor als je inschat dat het allemaal wel losloopt; een hoge prijs voor als je de risico's hoger inschat. Stern en vele anderen denken dat we aan de bovenkant moeten zitten. Tien jaar na het verschijnen van zijn baanbrekende rapport zegt Nicholas Stern (hoofdeconoom van de Wereldbank, adviseur van de Britse regering) daar nu over: "Ik realiseer me nu dat ik de risico's heb onderschat. Ik had me veel harder moeten uitspreken over wat de kosten van nietsdoen zouden zijn. Ik heb de gevaren afgezwakt."

Amsterdam volgt voor haar prijsbepaling het landelijke advies van 60 euro per ton CO2. De Nederlandse Planbureaus (CPB en PBL) denken dat deze CO2-prijs aan de onderkant van de bandbreedte 'waarschijnlijk het best bij een Nederlandse en Europese CO2-reductiedoelstelling van 80 procent in 2050' past.

Maar die doelstelling doet geen recht aan de afspraken in Parijs. Nota bene de Amerikaanse overheid berekende dat voor een doelstelling van 95 procent CO2-reductie in 2050 een prijs van 120 euro per ton CO2 nodig is. Volgens GroenLinks is er dus in Nederland veel meer ambitie nodig. Wil de generatie van nu zorgen dat toekomstige generaties een kans hebben op beheersbare klimaatverandering, moet je werken met een prijs tussen de 100 en 200 euro.

Hogere richtprijs
Bij het debat in Amsterdam hield de wethouder vast aan de lagere prijs. Hij zegde wel toe over een half jaar al te evalueren en daarbij de nieuwe rapporten mee te wegen. Het zou enorm helpen als de landelijke overheid een hogere richtprijs voor een ton CO2 vaststelt. Vervolgens moeten alle gemeenten van Nederland in navolging van Amsterdam en andere gemeenten, die ook gaan hanteren bij hun investeringen in duurzaamheid.

Als we nu de hand op de knip houden en verzuimen door te pakken, betalen latere generaties de rekening. Door slim te investeren in duurzaamheid voorkomen we dat we een enorme klimaatschuld opbouwen.

Dat is niet alleen ecologisch noodzakelijk, maar ook economisch verstandig.

 

Liesbeth van Tongeren, Tweede Kamerlid GroenLinks

Jasper Groen, gemeenteraadslid in Amsterdam voor GroenLinks