GroenLinks-Europarlementariër Judith Sargentini heeft vragen gesteld aan de Europese Commissie over het voornemen van de minister voor Immigratie en Asiel, Gerd Leers, om asielzoekers de beslissing over een herhaalde asielsaanvraag niet in Nederland te laten afwachten. Sargentini wil van de Europese Commissie weten of dit beleid niet in strijd is met Europese afspraken. Het voornemen van Leers kan leiden tot een schending van het VN-Vluchtelingenverdrag en het EU-Verdrag, dat verbiedt het terugsturen van asielzoekers naar de plek waar ze gevaar lopen.

Absurde situatie

Sargentini: "Veel asielaanvragen die worden herzien, worden alsnog toegekend. De minister zegt dus dan eigenlijk: 'U kunt terug naar het land waar u weggevlucht bent, zolang wij onderzoeken of uw leven daar gevaar loopt.' Een absurde situatie natuurlijk."

Sargentini wil een duidelijk standpunt van de Europese Commissie: "Je kunt Europese regels niet zomaar aan je laars lappen."

Schriftelijke vragen

Hieronder staan de schriftelijke vragen die Sargentini heeft ingediend bij de Europese Commissie.

Mogelijke tegenstrijdigheid beleidsvoornemen Nederlandse minister voor Immigratie en Asiel met Europese regelgeving

Op 11 januari 2001 heeft de Nederlandse minister voor Immigratie en Asiel een brief gestuurd aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal met het voornemen beleid te voeren waarbij in sommige gevallen na een herhaalde asielaanvraag, een verzoek om voorlopige voorziening niet in Nederland mag worden afgewacht, maar in het land van herkomst dient te worden afgewacht.

  1. Is de Commissie op de hoogte van het bestaan van deze brief en het daarin vermelde beleidsvoornemen van de Nederlandse regering?
  2. Is de Commissie van mening dat het beginsel van 'non-refoulement', onder meer vastgelegd in artikel 78 VWEU, het fundament vormt van het pakket aan richtlijnen en verordeningen die het Gemeenschappelijk Europees asielbeleid vormen? En dat de naleving ervan niet alleen voor de Unie zelf maar ook voor de individuele Lidstaten niet alleen een morele, maar juist een juridische verplichting tot naleving ervan oplevert? Zo nee, kan de Commissie dan uitleggen in welk perspectief het beginsel van 'non-refoulement', binnen de internationale verplichtingen van de Unie en de individuele Lidstaten en het Gemeenschappelijk Europees asielbeleid, geplaatst dient te worden?
  3. Kan de Commissie uiteenzetten of beleid waarbij een asielzoeker teruggestuurd wordt naar het land van herkomst om daar de toewijzing van diens/dier asielaanvraag af te wachten, strijdig is met het beginsel van 'non-refoulement', ongeacht of het een herhaalde, maar rechtens niet definitieve, uitspraak betreft?
  4. Is de Commissie van plan te onderzoeken of het beleidsvoornemen van de Nederlandse minister voor Immigratie en Asiel schendingen van het acquis communautaire, en dan in het bijzonder de verplichtingen die voortvloeien uit het naleven van het beginsel van 'non-refoulement', kan opleveren? Zo nee, kan de Commissie uiteenzetten waarom het een dergelijk onderzoek niet noodzakelijk acht?