Woensdag stemde het Europarlement over een resolutie die het standpunt van het Europees Parlement weergeeft om terrorisme te bestrijden. De grote politieke partijen schreven een blanco cheque voor extra repressieve maatregelen. Teleurstellend.
Ik zou liever inzetten op het bestrijden van terrorisme met onderstreping van waarborgen voor de bescherming van onze rechten, vrijheden en waarden. Een echte effectievere aanpak van terrorisme bereik je door EU-lidstaten op te roepen beter samen te werken en de nu beschikbare gegevens met elkaar uit te wisselen, door bestaande maatregelen toe te passen. Maar de grote partijen kiezen voor symboolpolitiek en zetten juist in op ingewikkelde, repressieve, dure methoden. En vooral: systemen die de afgelopen aanslagen niet hadden kunnen voorkomen.
De aanslag op Charlie Hebdo werd immers gepleegd door twee Franse broers die met de auto maar een klein stukje hoefden te rijden. Twee Fransen die niet meer gevolgd werden door de inlichtingendiensten omdat die al zo veel mensen moeten volgen en zij niet langer als risicovol werden gezien. Om dan geld en energie te steken in bijvoorbeeld het bijhouden van alle vluchtgegevens is dan werkelijk te zot voor woorden. Helemaal als je weet welke inbreuk dit maakt op de bescherming van onze privégegevens.
De kern van het probleem
Ik zou willen dat het Europees Parlement zich zou concentreren op de kern van het probleem: door het gevoel van onveiligheid, sociale onrechtvaardigheid en sociale uitsluiting aan te pakken. En niet op tijdelijke, profilerende en discriminerende, vrijheid beperkende maatregelen die veel te laat in het proces kunnen worden ingezet. Natuurlijk is het nuttig dat we weten wanneer een potentiele jihadstrijder weer terug vliegt naar Europa. Maar wat nu als diegene helemaal niet met het vliegtuig gaat, maar per auto? En zouden we niet veel beter onze tijd en energie steken in het voorkomen dat iemand überhaupt radicaliseert en niet op rot naar zijn moordende broeders in het Midden-Oosten?
Met de recente gebeurtenissen in Frankrijk staat het anti-terrorismedebat op scherp. De EU-lidstaten hebben de koppen bij elkaar gestoken en roepen ferm op tot meer big-brothermaatregelen die ons veiliger zouden moeten maken. Maatregelen waarmee massa’s gegevens van ons worden opgeslagen, waarbij iedereen als verdachte wordt aangemerkt, en die onder huidige regelgeving niet helemaal door de beugel kunnen.
Inleveren van vrijheden
Deze populaire bokstaal betekent dat wij meer op onze vrijheden moeten inleveren terwijl politie, justitie en de nationale inlichtingen- en veiligheidsdiensten onder bestaande methoden allang toegang hebben tot allerlei gegevens waarmee zij verdachten in de gaten kunnen houden en aanhouden. Zij kunnen al telefoon-, internet- en reisgegevens van verdachte personen opvragen. Waar schort het dan aan?
Overheidsdiensten maken onvoldoende gebruik van wat ze al voorhanden hebben. Zo is een 24-jarige Duitser naar Syrië vertrokken terwijl hij nog onder politietoezicht stond en een elektronische enkelband droeg. De daders van de aanslagen in Parijs dit jaar en Brussel vorig jaar waren bekend bij de overheidsinstanties, en toch is er niet op tijd ingegrepen. Lidstaten wisselen duidelijk onvoldoende gegevens met elkaar uit om specifieke dreigingen aan te pakken. Er is een gebrek aan mankracht, als gevolg van bezuinigingen. Een stortvloed aan gegevens, die de lidstaten zouden krijgen met deze voorstellen, betekent ook nog meer werk voor de beperkte mankracht die er is. Dit verergert dus eigenlijk de situatie want de beperkte capaciteiten zijn bezig met nog meer grasduinen in nutteloze informatie in plaats van gedegen politiewerk.
We maken het niet makkelijker om terroristen op te sporen door meer hooi op de berg te gooien door meer gegevens op te slaan. Eenlingen als Mohamed Merah pak je niet op door bovenop de stapel informatie de vluchten toe te voegen die jij en ik maken. En deze jaren te bewaren.
We moeten ons allemaal veilig voelen. Dit betekent dat individuen in de samenleving de kans moeten krijgen om bij de samenleving te horen, dat ze gehoord en gerespecteerd worden. Dit betekent ook dat onze overheden zich moeten houden aan de democratische waarborgen die we hebben. Zo bleek de AIVD structureel vertrouwelijke communicatie tussen de advocaten van het mensenrechtenadvocatenkantoor Prakken d'Oliveira en zijn cliënten te hebben getapt terwijl daar geen goede gronden voor bestonden. Ook in het Verenigd Koninkrijk hebben de inlichtingen- en veiligheidsdiensten terrorismeverdachten afgeluisterd in rechtszaken tegen hen aangespannen, wat een directe ondermijning is van het mensenrecht op een eerlijk proces.
Investeren in de samenleving
We moeten in onze samenleving investeren. Geen uitzichtloze situaties voor jongeren, maar kansen om vooruit te komen. Alleen met goed onderwijs, met een keiharde aanpak van discriminatie en met een goed functionerend stelsel van wijkagenten en sociaal werkers kunnen we de voedingsbodem voor extremistische ideeën en de buitenlandse financiering daarvan wegnemen.
Terrorisme is een aanslag op onze vrijheden, het is een extreme poging om haat te zaaien in onze samenlevingen. We strijden dus juist tegen dit terrorisme door pal te blijven staan voor al onze vrijheden. Ik stemde dus in tegenstelling tot D66, PvdA, CDA en VVD tegen de resolutie van vandaag. We moeten de bestaande anti-terreurmaatregelen veel effectiever inzetten en ons niet laten verleiden tot het nemen van maatregelen die onze vrijheid inperken.
Dit opinieartikel verscheen eerder op Joop.nl.