De christen democratische fractie in het Europees Parlement heeft zich neergelegd bij de wens van de meerderheid van het Europees Parlement om op dit moment geen debat te houden over de Nederlandse euthanasie wetgeving.

Joost Lagendijk vindt dat een debat over euthanasie in het Europees Parlement nuttig is als het parlement een platform van een zorgvuldig voorbereide discussie is waar de situatie in de lidstaten wordt besproken. Maar zo een debat gekoppeld aan het Nederlandse wetgevingsproces met een afsluitende uitspraak van het EP over de Nederlandse wet is voor GroenLinks onbespreekbaar.

De Christendemocatische fractie organiseert wel een paneldiscussie, met nogal eenzijdige samenstelling.

De delegatieleiders van PvdA, VVD, D66 en Groenlinks hebben in een brief aan alle leden van het Europees Parlement uiteengezet wat er wel en wat er vooral niet in het wetsontwerp staat.

De brief werd verspreid in vijf talen om zo zoveel mogelijk leden te informeren.

Aan de leden van het Europees Parlement.

Brussel, 12 februari 2001,

Beste Collega's

Gelet op de brede belangstelling in Europa voor de nieuwe wetgeving over euthanasie, die onlangs in Nederland werd aangenomen, willen wij u informeren over enkele gevolgen van deze wetgeving.

Het is duidelijk dat nationale strafwetgeving in één van de lidstaten normaliter geen onderwerp van debat is op Europees niveau. Omdat echter enkele van onze collega's van zins zijn het debat op de Europese agenda te zetten, willen wij er zeker van zijn dat gedetailleerde en correcte informatie over dit gevoelig onderwerp beschikbaar is voor alle leden van het Europees Parlement.

In November 2000 nam de Tweede Kamer van het Nederlands Parlement het wetsvoorstel ‘Toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding’ (ook wel euthanasie genoemd). Het wetsontwerp zal pas kracht van wet krijgen na debat en stemming in de Eerste Kamer. Dit zal mogelijk in de loop van dit jaar gebeuren.

Vragen van leven en dood zijn altijd verbonden met vraagstukken van moraal, emotie, pijn en zorg.

Door de Europese geschiedenis heen hebben vraagstukken van leven en dood een prominente plaats ingenomen in het levensbeschouwelijke, filosofische, natuurwetenschappelijk, juridisch en politieke denken. Europa vandaag is meer dan een louter economisch en politiek project. Europa vormt ook een gemeenschap van waarden.

Het debat over euthanasie in Nederland duurt al enkele tientallen jaren. Het is duidelijk dat het voor alle deelnemers erg moeilijk was en nog is. Alle deelnemers uit het maatschappelijk middenveld, de politiek, de wetenschap dan wel uit de verschillende levensbeschouwelijke en filosofische groepen in de samenleving, moeten zich bewust zijn van de ingewikkelde en gevoelige kanten van het onderwerp. Omdat het onderwerp zo nauw samenhangt met keuzes van het individueel geweten, mag en kan het geen gewoon partij politiek debat worden. De wetgeving die er het resultaat van is, komt voor uit een Nederlands politiek debat, dat plaats vond in de democratische tradities van Nederland.

De wet is onderhevig aan een intensief internationaal debat waarin niet alle zogenaamde informatie correct is weergegeven en dat veel vragen oproept , niet in het minst bij onze collega's in het Europese Parlement.

Deze brief wil allereerst informatie geven over de feitelijke inhoud van de wet en vervolgens de redenen van de PvdA, VVD, D66 en GroenLinks voor hun steun aan deze wet aangeven.

Voor de feitelijke informatie over het wetsontwerp verwijzen wij naar de Bijlage.

De Nederlandse PvdA, VVD, D66 en GroenLinks fracties hebben vóór de wet gestemd om de volgende redenen:

 Het fundamentele principe van de bescherming van het leven moet gegarandeerd zijn ( en daarom moet euthanasie een strafbaar feit blijven), terwijl tegelijkertijd een procedure moet worden ontwikkeld waaruit het respect blijkt voor de vrijwillige en weloverwogen wens van individuen om op een waardige wijze een einde aan hun leven te maken, in gevallen dat hun situatie hopeloos en hun pijn ondragelijk is.

 Aangezien het hier een vraag van leven en dood betreft, wordt groot belang gehecht aan een heldere en controleerbare praktijk. Naar het schijnt krijgen artsen in alle samenlevingen verzoeken van patiënten om stervenshulp en als gevolg daarvan vindt euthanasie in een of ander vorm, vaker of minder vaak plaats.

 De wet beoogt bestaande jurisprudentie van de Hoge Raad van Nederland in de wet vast te leggen. Het Nederlandse volk acht het onontbeerlijk over een procedure te beschikken waarin de praktijk van euthanasie op strikte wijze gereguleerd wordt, aangezien we hier te doen hebben met de fundamentele principes van leven en dood. Dit is alleen mogelijk als gevallen van euthanasie aan de overheid worden gemeld. Verzoeken van individuen om euthanasie aan hun persoonlijke arts leggen altijd een grote emotionele en mentale druk op deze artsen, omdat zij geconfronteerd worden met conflicterende taken, namelijk hun patiënten in leven houden of een eind maken aan hun lijden. Tegelijkertijd zal de bereidheid van artsen om gevallen van euthanasie te melden erg klein blijven als ze achteraf altijd automatisch geconfronteerd worden ,met tenlastelegging van strafbare feiten. Daarom is het de verwachting dat decriminalisering van de artsen die in overeenstemming met de regels handelen, zal leiden tot een toename van meldingen van gevallen van euthanasie, hetgeen de doorzichtigheid en verantwoordelijkheid zal vergroten.

Wij hopen dat deze brief bijdraagt tot een beter begrip uwerzijds van de aanstaande wet over euthanasie in Nederland en wij blijven beschikbaar voor al uw vragen.

Met vriendelijke groeten,

Max van den Berg

Delegatieleider van de PvdA in het Europees Parlement.

Jan Kees Wiebenga

Delegatieleider van de VVD in het Europees Parlement

Lousewies van der Laan

Delegatieleider van D66 in het Europees Parlement

Joost Lagendijk

Delegatieleider van GroenLinks in het Europees Parlement.

Bijlage:

Inhoud van de wet.

Ten eerste euthanasie zoals in de wet gedefinieerd kan slechts plaatsvinden op uitdrukkelijk, vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt. Helaas is van deze zeer belangrijke bepaling in de internationale media een verkeerde voorstelling van zaken gegeven.

Ten tweede, het blijft een strafbaar feit. Evenwel als een arts zo een handeling verricht wordt hij niet vervolgd als hij alle zorgvuldigheidseisen heeft voldaan en als de arts meldt dat euthanasie de doodsoorzaak is. De arts moet zijn handelen melden aan een regionale toetsingscommissie, die bepaalt of dit met de nodige zorgvuldigheid gebeurde.

De zorgvuldigheidseisen bepalen dat de arts:

a. de overtuiging heeft gekregen dat sprake was van een vrijwillig, weloverwogen en duurzaam verzoek van de patiënt;

b. de overtuiging heeft gekregen dat er sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden van de patiënt;

c. de patiënt heeft voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over diens vooruitzichten;

e. ten minste één andere, onafhankelijke arts heeft geraadpleegd, die de patiënt heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen, bedoeld in de onderdelen a tot en met d;

f. de levensbeëindiging of hulp bij zelfdoding medisch zorgvuldig heeft uitgevoerd.

Zoals boven aangegeven, stellen de vijf regionale toetsingscommissies vast of een geval van euthanasie voldoet aan de zorgvuldigheideisen. Als de commissie van menig is dat de arts niet aan de zorgvuldigheidseisen heeft voldaan zal het geval ter kennis worden gebracht van het Openbaar Ministerie. De Officier van Justitie heeft natuurlijk de bevoegdheid zijn eigen onderzoek in te stellen, als hij vermoedt dat een strafbaar feit begaan zou kunnen zijn. Ook een derde partij kan een zaak aanhangig maken. Het is dus geen correcte interpretatie van deze wet, om te zeggen dat euthanasie niet langer strafbaar is.

Tot slot biedt de wet een expliciete erkenning van de geldigheid van schriftelijke wilsverklaringen omtrent levensbeëindiging (zogenoemde euthanasieverklaringen).

Zo een vrijwillige verklaring of een concreet verzoek om levensbeëindiging legitimeert de arts het verzoek in te willigen. Hij is hiertoe nooit verplicht. En hij mag dit alleen mét inachtneming van de in het wetsvoorstel genoemde zorgvuldigheidseisen. Daaraan moet altijd worden voldaan. In elk geval moet de arts de overtuiging hebben gekregen dat er sprake is van een situatie van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. Als naar zijn oordeel hiervan geen sprake is, zal hij, ongeacht wat daarover in de wilsverklaring is opgenomen, het verzoek om levensbeëindiging niet inwilligen.