“In Nederland hebben we geen armoede” beweerde VVD-leider Dijkstal onlangs. GroenLinks is het hier hartgrondig mee oneens. We moeten van armoede geen definitiekwestie maken, laat staan het wegdefiniëren. We moeten het armoede-vraagstuk onderkennen, bestrijden en oplossen, aldus Paul Rosenmöller tijdens een werkbezoek van de Tweede-Kamerfractie aan Utrecht.

Dijkstal’s wereldvreemde uitspraak is door onderzoekers van het SCP en de Erasmus Universiteit gelogenstraft. Volgens hen heeft het paarse armoedebeleid gefaald. Er zijn 240 duizend armen in Nederland die door het paarse armoedebeleid niet worden bereikt. Waar met Minister Melkert Paars 1 nog een poging deed om iets extra’s te doen voor minima, laat Paars 2 het afweten. Op aandringen van de Kamer beloofde het kabinet de minima vorig jaar een extra inkomensverbetering van 1%. Daarvan is maar de helft gerealiseerd. Een voorbeeld van paarse zelfgenoegzaamheid.

Minister Vermeend vindt de kritiek op het armoedebeleid voorbarig. Zijn oplossing is om zogenaamd onwillige uitkeringsgerechtigden boetes te geven voor werkweige-ring. Het onderzoek laat juist zien dat vele arme mensen wit, grijs of zwart wel werken, maar nog steeds arm blijven. Met deze “working poor” is Nederland aan het veramerikaniseren. Gemeenten die voor deze mensen iets extra’s willen doen, worden door Vermeend veroordeeld.

Vermeend moet zich schamen. Een heftige strijd tegen armoede in tijden van hoge welvaartstoename, is een teken van beschaving. Sterk zijn we wel, maar waar blijft het sociale? Tussen 1995 en 1998 werd 1 miljard aan armoedebeleid besteed. Dat staat in schril contrast tot de stortvloed aan meevallers en de enorme generieke lastenverlichting van 17 miljard waar paars zo dol op is.

Het sociaalminimum anno 2000 is onvoldoende om van rond te komen. Daarom pleit GroenLinks al jaren voor een verhoging van de uitkeringen. Daarnaast is het nood-zakelijk om specifiek beleid te voeren voor mensen die langdurig op dat minimum zijn aangewezen. Daartoe de volgende voorstellen:

1. Armoede wordt hardnekkig en onontkoombaar voor mensen die langer dan drie jaar van een minimuminkomen moeten rondkomen. Het gaat in ons land om 240 duizend minima. Schrijnend is dat deze groep ondanks hoge economische groei constant is gebleven. Het gaat hierbij vooral om eenoudergezinnen, oudere allochtonen, alleenstaande oudere vrouwen, gehandicapten en volledig arbeidsongeschikten. Een betaalde baan is voor deze mensen nauwelijks een reële optie om uit de armoede te geraken.

 Uitkeringsgerechtigden die langer dan drie jaar van het sociaal minimum leven, krijgen een extra inkomensverbetering van 5%. Dat kan via een verhoging van de uitkering of via fiscale maatregelen.

 De Zalmsnip, 100 gulden voor iedereen, wordt geoormerkt geld dat gemeenten via de bijzondere bijstand aan minimabeleid kunnen besteden.

2. Er zijn grote groepen uitkeringsgerechtigden voor wie ontsnappen uit de armoede via een reguliere baan geen optie is. In de praktijk blijken velen van hen aangewezen op het grijze en zwarte circuit om zo het inkomen met enkele honderden guldens aan te vullen. Het gaat vaak om marginale dienstverlenende activiteiten, zoals huishoudelijke hulp, het ophalen van kranten, oud-ijzer handel en de verkoop van de daklozenkrant, oppasdiensten, enzovoorts. Deze activiteiten geven de betrokkene naast enig inkomen ook een gevoel van maatschappelijke participatie.

 Gemeenten dienen meer mogelijkheden te krijgen om individuele afspraken over bijverdienruimte, bonussen en verrekeningen te maken. Experimenten door gemeenten op het gebied van marginale arbeid zijn hard nodig en lokaal maatwerk is noodzakelijk.

3. Een nieuw verschijnsel is de grote groep mensen die wel een baan hebben, maar daarmee niet boven een minimuminkomen uitstijgen: armen met werk. Dit verschijnsel ontkracht de stelling dat mensen alleen bij een forse inkomensverbetering willen werken. Schrijnend is dat deze mensen met een kleine baan direct gekort worden op de uitkering wanneer sprake is van extra bijverdiensten. Zelfs de arbeidskorting uit het nieuwe belastingplan, die werken aantrekkelijk moet maken, wordt bij deze mensen gekort op de uitkering. De nadruk op boetebeleid moet ingeruild worden voor beloningsbeleid.

 Gemeenten moeten ruimere wettelijke en financiële mogelijkheden krijgen voor het premie- en vrijlatingsbeleid.

 De arbeidskorting voor mensen met een kleine baan en een uitkering mag niet gekort worden op de uitkering.

 Dan nog is de arbeidskorting te laag. Daarom moet er voor mensen met lage inkomens een extra arbeidskorting komen die geleidelijk afneemt naarmate het inkomens hoger is (de earned income tax credit). Deze gerichte arbeidskorting maakt werken pas echt aantrekkelijk.

GroenLinks vindt het hoog tijd voor een nieuw anti-armoede offensief. In de aanloop naar de begroting sociale zaken zullen wij steun zoeken bij andere partijen en maatschappelijke organisaties om via een brede anti-armoede coalitie de genoemde voorstellen te realiseren.

Paul Rosenmöller