Kathalijne Buitenweg en Marijke Vos
Dit kabinet wijst burgers graag op hun eigen verantwoordelijkheid. In de nieuwe Overleveringswet, waarover de Tweede Kamer donderdag debatteert, drijft minister Donner dat principe wel heel ver door. Uitlevering aan Frankrijk voor de verkoop van een paar gram hasj, of aan Ierland voor het plegen van abortus? Als vliegtuigspotter maandenlang in voorarrest in een smerige Griekse cel? Los het zelf maar op!

De Overleveringswet is een direct uitvloeisel van het Europees Arrestatiebevel en versoepelt de uitlevering van eigen onderdanen aan EU-landen op drastische wijze. GroenLinks heeft zich daar zowel in Brussel als in Den Haag fel tegen gekeerd. In het vuur van de strijd tegen het terrorisme stapte toenmalig minister Korthals veel te gemakkelijk heen over de verstrekkende negatieve gevolgen van het besluit. En minister Donner laat in de Overleveringswet na om deze tekortkomingen zoveel mogelijk te repareren, zoals in andere lidstaten wel gebeurt. Bovendien verzet de minister zich tegen Europese regels om een goede rechtspositie van verdachten in alle EU-landen te garanderen.

Als het aan minister Donner ligt beslist voortaan alleen nog de rechtbank (in Amsterdam) over het uitleveren van onderdanen aan andere EU-lidstaten. Op dit moment spelen vier instanties bij zulke besluiten een rol, namelijk de rechtbank, de Hoge Raad, de minister van Justitie en de kortgeding-rechter. In het belang van een snelle procedure schrapt de minister er drie, waaronder zijn eigen verantwoordelijkheid en het beroep in cassatie bij de Hoge Raad. En juist de Hoge Raad biedt de verdachte belangrijke waarborgen. Het feit dat daar meer dan de helft van de uitleveringsbesluiten vernietigd worden illustreert dat. De Amsterdamse rechters moeten hun beslissing straks nemen op basis van summiere informatie. De officier van justitie in het verzoekende EU-land hoeft op een standaardformulier weinig meer in te vullen dan de nationaliteit van de opgeëiste persoon, tijd en plaats van het misdrijf, en een kruisje te zetten bij het delict in verband waarmee uitlevering wordt gevraagd. Natuurlijk is snelheid van belang, maar onder deze omstandigheden is de mogelijkheid van een tweede toetsing door de Hoge Raad bepaald geen overbodige luxe.

Verder had Donner in het wetsvoorstel moeten opnemen dat uitleveringsverzoeken vanwege abortus, euthanasie of handelingen die onder het Nederlandse gedoogbeleid inzake softdrugs vallen worden geweigerd. De rechter moet actief onderzoeken of dat het geval is, omdat bijvoorbeeld euthanasie in het strafrecht van de meeste andere EU-lidstaten onder de delictsomschrijving moord of doodslag valt. Aangezien de rechter op haar formulier straks alleen een kruisje bij “moord” of “illegale handel in verdovende middelen” ziet staan en niet de informatie of de bevoegdheid heeft om na te gaan of het wellicht euthanasie of de verkoop van een paar gram hasj betreft, moet ze in zo´n geval uitleveren als de Franse justitie daar om vraagt.
Rechters hebben overigens wel de mogelijkheid om uitlevering te weigeren als het strafbare feit op Nederlandse bodem heeft plaatsgevonden. Maar de ervaring leert dat rechters wars zijn van inmenging in politiek gevoelige zaken. En dat is het soft-drugsbeleid zonder meer. Niet de rechters maar de politici moeten voor zulke uitzonderingen daarom verantwoordelijkheid nemen. In de Belgische equivalent van de overleveringswet is dat ook gebeurd. Daarin staat expliciet dat niet uitgeleverd wordt voor euthanasie en abortus.

Een andere omissie is een expliciete verplichting een uitleveringsverzoek af te wijzen bij een dreigende schending van het Europees Verdrag over de Rechten van de Mens (EVRM). Het gaat daarbij vooral om artikel 3, over onmenselijke behandeling, en artikel 6, over het recht op een eerlijk proces.
Een dergelijke bepaling ontbreekt omdat het Europees Arrestatiebevel is gebaseerd op het idee dat de EU-landen elkaars rechtsstelsels moeten vertrouwen. Helaas is zulk onvoorwaardelijk vertrouwen voorlopig niet gerechtvaardigd. Met name in landen als Griekenland, Spanje en Italië, maar ook in sommige kandidaat-lidstaten, is het gevaar van schending van deze rechten niet denkbeeldig. Daarvan getuigen uitspraken van het Europees Hof van de Rechten van de Mens en rapporten van Amnesty International.

Naast deze toevoegingen in de nationale overleveringswet, zijn ook Europese regels nodig om de negatieve gevolgen van het arrestatiebevel te verzachten. Het is hoog tijd voor Europese minimumnormen voor de rechten van verdachten, bijvoorbeeld over de lengte van het voorarrest, rechtsbijstand en de toelaatbaarheid van bewijsmateriaal. Zaken die voor het lot van de verdachte van groot belang zijn, maar die van lidstaat tot lidstaat zeer verschillend zijn geregeld. Iedereen herinnert zich de Nederlandse vliegtuigspotters die op een bizarre verdenking van spionage oeverloos in een Griekse cel in voorarrest zaten. En de Nederlandse skileraar die in Oostenrijk op basis van één getuigenverklaring werd veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens drugssmokkel. GroenLinks heeft zulke Europese normen vanaf het begin als voorwaarde gesteld voor de inwerkingtreding van het arrestatiebevel. Inmiddels wordt in Brussel onderhandeld over een concreet voorstel. Nederland is daarvan, bij monde van minister Donner, een van de felste tegenstanders. Van dat soort Europese invloed op het Nederlandse strafprocesrecht moet de minister niets hebben. Gemakshalve vergeet hij dat die Brusselse bemoeienis het noodzakelijke tegenwicht is van het Europese arrestatiebevel waarmee de Nederlandse regering willens en wetens heeft ingestemd.

De regering-Balkenende staat zich erop voor de problemen te benoemen. Laat het dat ook bij gevoelige wijzigingen in het strafrecht doen. De minister moet zijn verantwoordelijkheid nemen. Zowel in Brussel als in Den Haag.

Kathalijne Buitenweg en Marijke Vos zijn respectievelijk lid van het Europees Parlement en de Tweede Kamer voor GroenLinks