De Franse president Chirac is een roekeloze populist, aldus Fokke Obbema (Volkskrant, 12 maart). De Britse premier Blair daarentegen is een dappere getuigenispoliticus, volgens Ralf Dahrendorf (Volkskrant, 13 maart). Op deze kwalificaties valt weinig af te dingen, maar het gaat in de kwestie-Irak om meer dan alleen karakter.

De moed van Blair is een betere zaak waardig. Hij verdedigt het onverdedigbare, een preventieve aanval op Irak die ondoelmatig, disproportioneel en vooralsnog ook onwettig is. Dahrendorf onderkent de risico’s van zo’n oorlog, de ‘onmogelijkheid om een duurzame vrede te scheppen’, maar stapt daar met een merkwaardige onverschilligheid overheen. Heiligt Blairs morele doel, de verwijdering van een kwaadaardige dictator, alle middelen, alle averechtse gevolgen, alle dode Irakezen? Om nog maar te zwijgen van andere potentiële oorlogsslachtoffers, zoals Palestijnen en Israëliers, de democratie in Turkije, de strijd tegen het terrorisme en de geloofwaardigheid van de Verenigde Naties?

De standvastigheid waarmee Chirac pleit voor een vreedzame oplossing, voor voortzetting van de wapeninspecties nu die effectief blijken, verrast waarschijnlijk ook hemzelf. Maar de grote publieke bijval voor zijn verzet tegen een oorlogsresolutie in de Veiligheidsraad maakt het moeilijk om met een opportunistische draai alsnog te zwichten voor de Amerikaanse powerplay. Daarmee zou hij de VN niet redden, zoals Obbema betoogt, maar degraderen tot wijwaterkwast voor het afzegenen van Amerikaans avonturisme. Nu gloort er voor Chirac een kans om de geschiedenisboeken te halen met meer dan corruptie-affaires en de kernproeven op Mururoa: als inspirator van een nieuw Europees zelfbewustzijn.

Daaraan heeft ook de Duitse bondskanselier Schröder zijn bijdrage geleverd. Voor een opportunist is hij opvallend consequent. Anders dan velen voorspelden heeft hij na de verkiezingscampagne zijn Nein tegen een aanval op Irak niet ingeslikt. De breuk met het verleden lijkt definitief: Berlijn koerst inzake mondiale veiligheid niet langer op het kompas van Washington.

Het is goed mogelijk dat ook Londen aan de vooravond staat van een herijking van zijn transatlantische betrekkingen. Want de onvoorwaardelijke solidariteit met Washington heeft Blair niet gebracht wat hij verwachtte. Geen Europese leidersrol, maar een groeiend isolement, ook in zijn eigen land en partij. Geen Amerikaans respect voor de Verenigde Naties, maar louter lippendienst gevolgd door de botte mededeling dat Washington van niemand toestemming nodig heeft om aan te vallen. Geen VN-mandaat voor de oorlog, maar hoogstens een ‘morele meerderheid’ in de Veiligheidsraad die door omkoping en chantage tot stand komt. Geen begrip in Washington voor de pijnlijke vraag of Britse soldaten zich bij een oorlog zonder VN-mandaat blootstellen aan vervolging door het Internationale Strafhof, maar voortgaande Amerikaanse sabotage van dat hof. Geen bewondering voor de Britse militaire kracht, maar de verklaring van defensieminister Rumsfeld dat hij het ook zonder Britse hulp wel redt in Irak. Geen Amerikaanse druk op Israël om de bezetting van Palestijns gebied te staken, maar groeiende vrees dat dit probleem zo ongeveer het laatste is dat Washington wil aanpakken, na Irak, Noord-Korea, Iran… Schoothondjes worden soms gekoesterd, soms weggetrapt, maar er wordt zelden naar ze geluisterd.

Blair heeft overschat wat het Verenigd Koninkrijk in z’n eentje gedaan kan krijgen van een autistische Amerikaanse regering. Hij probeerde met een transatlantische solovlucht de Europese partners voor voldongen feiten te plaatsen, maar zette zichzelf klem. Hij heeft onderschat hoeveel krediet de Amerikaanse regering met haar unilateralisme en wapengekletter verloren heeft in Europa, bij zowel regeringen als burgers. Het moedigste wat Blair nu kan doen is aftreden. Zijn opvolger, en de meeste andere EU-landen, zullen in het vervolg wel uitkijken voor zij zich onvoorwaardelijk achter Washington scharen. Ook de Atlantische reflex van Nederland heeft zijn langste tijd gehad.

De VS zijn niet gebaat bij schoothondjes, maar bij zelfbewuste partners die hartgrondig met hen van mening durven verschillen. Dat hoef je Chirac niet te vertellen. Maar ook in zijn geval dreigt zelfoverschatting. Dezer dagen kan de indruk ontstaan dat de wereld twee supermachten telt: de VS en Frankrijk. Dat is onjuist. De supermachten die tegenover elkaar staan zijn de VS en de publieke opinie in de rest van de wereld. Frankrijk spreekt in de Veiligheidsraad voor een groot deel van de Europeanen, maar die zitten niet te wachten op Franse hegemonie als alternatief voor Amerikaanse dictaten. De uitval van Chirac naar de Oost-Europese landen die schielijk kozen voor de kant van de sterkste, Bush, was een veeg teken. Sommige Europese staten zijn gelijker dan andere, zo was de boodschap uit Parijs. Maar zelfs de grootste lidstaten van de Europese Unie zijn een maatje te klein voor het wereldtoneel. Ook Frankrijk kan, zo valt te vrezen, een oorlog tegen Irak niet meer voorkomen.

We maken meer kans om Amerika ooit tot rede te brengen, wanneer niet Frankrijk namens Europa, maar Europa mede namens Frankrijk handelt. De Europese Conventie, het forum van parlementariërs en regeringsvertegenwoordigers dat een grondwet voor de EU ontwerpt, zet schuifelende pasjes in de richting van een gezamenlijk buitenlands beleid, waar flinke stappen geboden zijn. De Europese burgers lopen voor op hun politici.