De Commissie Veiligheid en Justitie van de Eerste Kamer heeft staatssecretaris Teeven schriftelijk vragen gesteld over zijn bewering dat Nederland niet gehouden is om uitgeprocedeerde asielzoekers op te vangen zolang het Comité van Ministers van de Raad van Europa daar geen resolutie over heeft aangenomen. De senatoren wijzen Teeven op een eerdere resolutie van het Comité van Ministers die Nederland verplicht ervoor te zorgen dat iedereen beschikking heeft over bed, bad en brood.

Initiatiefnemer van de schriftelijke vragen is GroenLinks-Eerste Kamerlid Tineke Strik, universitair docent migratierecht aan de Radboud Universiteit.

In een zaak die Defence for Children had aangekaart bij de Raad van Europa over de opvang van uitgeprocedeerde minderjarigen riep het Comité van Ministers Nederland op om te voorzien in opvang voor iedereen op Nederlands grondgebied, speciaal waar het kinderen betrof.  Daarmee is de resolutie waar de coalitie op zegt te wachten al vier jaar geleden door de Raad van Europa aangenomen.

Tineke Strik: “Zowel internationale als nationale rechters hebben geoordeeld dat Nederland vanuit het oogpunt van mensenrechten verplicht is om uitgeprocedeerde asielzoekers opvang te bieden. staatssecretaris Teeven slaat die juridische verplichtingen volledig in de wind en gebruikt gelegenheidsargumenten om zijn beleid maar niet te hoeven aanpassen. Dat is een rechtsstaat onwaardig.”

Daarnaast klopt volgens Strik de bewering van staatssecetaris Teeven niet dat Nederland enkel gehouden is om bevindingen van het Europees Comité voor Sociale Rechten op te volgen nadat het comité van Ministers daarover een resolutie heeft aangenomen.

Tineke Strik: “De juridische kracht van een besluit van het Europees Comité voor Sociale Rechten wordt niet gewijzigd na een politiek oordeel van de Europese ministers. Staatssecretaris Teeven snapt de werking van de Raad van Europa niet, of hij wil het niet snappen. Door zijn vertragingstactiek laat hij mensen die recht hebben op een bed, bad, brood en onderdak, willens en wetens in de winterkou staan.”