Werkgeversvoorzitter Schraven is ontevreden over de Europese emissiehandel. Wijnand Duvendak en Alexander de Roo vinden dat hij juist blij moet zijn.

VNO-NCW-voorzitter Schraven bekritiseert de Europese ontwerp-richtlijn inzake CO2-emissies omdat deze zich slecht verdraagt met het convenant dat de paarse regering heeft gesloten met de Nederlandse grootverbruikers van energie (De Volkskrant, 9 oktober). Dit convenant bepaalt dat de Nederlandse bedrijven qua energie-efficiëntie tot de top tien procent van de wereld moeten gaan behoren. Schravens kritiek gaat, net als het convenant, voorbij aan de essentie van het internationale Kyoto-protocol tegen klimaatverandering. Energie-efficiëntie is nog geen uitstootvermindering. De verplichting die Nederland en de EU in Kyoto zijn aangegaan is niet om de CO2-uitstoot minder hard te laten stijgen dan de economische groei, maar om deze uitstoot te laten dalen, ongeacht de economische groei. De CO2-uitstoot in de gehele EU moet in 2010 acht procent lager liggen dan in 1990. Voor Nederland geldt een reductiedoelstelling van zes procent, te bereiken tussen 2008 en 2012.

De door de Europese Commissie voorgestelde emissierichtlijn verplicht de Europese grootverbruikers van energie en de elektriciteitsproducenten die fossiele brandstoffen gebruiken tot een evenredige bijdrage aan de Kyoto-doelstelling. Gezamenlijk dienen zij hun CO2-uitstoot met acht procent te verminderen. De door de Commissie bepleite mogelijkheid om emissierechten te verhandelen leidt ertoe dat de uitstoot van CO2 eindelijk haar prijs krijgt. Nu is het zo dat burgers en het midden- en kleinbedrijf in Nederland en andere landen wel de ecotax op energie betalen, maar de grootverbruikers niet. Dat terwijl de laatste categorie maar liefst 46 procent van alle Europese CO2-uitstoot veroorzaakt. De nieuwe EU-emissiewet maakt terecht een eind aan de uitzonderingspositie voor grootverbruikers.

Schraven betoogt dat de Nederlandse industrie door de emissierichtlijn onevenredig zwaar getroffen wordt, omdat zij in de afgelopen jaren meer aan energiebesparing zou hebben gedaan dan haar concurrenten in andere lidstaten. Dat neemt niet weg dat de Nederlandse CO2-uitstoot per hoofd van de bevolking nog steeds hoger is dan het EU-gemiddelde. Tevens is Nederland nog ver verwijderd van zijn reductieverplichting van minus zes procent. De Nederlandse overheid neemt al een fors deel van de verplichting voor haar rekening door in landen buiten de EU CO2-besparende maatregelen te kopen. Dan mag ook van de Nederlandse industrie verwacht worden dat zij haar bijdrage levert aan de CO2-reductie. Het convenant volstaat daarvoor niet. De mogelijkheid om op Europese schaal te handelen in emissierechten stelt Nederlandse bedrijven straks in staat om, naast het treffen van relatief dure emissiebesparende maatregelen in eigen huis, ook te profiteren van goedkopere besparingen elders in de EU. Om die reden zou VNO/NCW juist verheugd moeten zijn over de toekomstige emissiehandel.