De Europese Unie zet te weinig vaart achter de voorbereiding van de centrale rol die ze vanaf 2007 in Kosovo zal moeten spelen. Dit concludeert europarlementariër Joost Lagendijk, Kosovo-woordvoerder voor het Europees Parlement, na een bezoek aan Pristina en Belgrado.

Lagendijk was in Kosovo met een delegatie uit het Europees Parlement. In het licht van de onderhandelingen in Wenen over de toekomstige status van de Servische provincie, sinds 1999 bestuurd door de Verenigde Naties, spraken de parlementariërs met vertegenwoordigers van de Albanese Kosovaren, van de Servische minderheid in Kosovo, met vertegenwoordigers van andere minderheden en met de Servisch-orthodoxe kerk.

Nieuwe leiders
Lagendijk is gematigd positief over de ontwikkelingen ter plekke sinds hij een jaar geleden Kosovo bezocht: "Dit jaar heeft Kosovo een nieuwe president en een nieuwe premier gekregen. Premier Ceku is beter dan zijn voorganger Kosumi in staat gebleken om vooruitgang te boeken op een aantal belangrijke terreinen. Vooral op het gebied van de minderhedenrechten zijn de Kosovaarse autoriteiten voortvarend te werk gegaan: terwijl ik in Kosovo was, waren de belangrijkste politici bezig om de grondwettelijke bescherming van de rechten van de minderheden vast te leggen."

Een groot probleem vindt Lagendijk dat de Europese Unie nog lang niet klaar blijkt te zijn met haar voorbereidingen om in Kosovo een belangrijke rol te spelen na het vertrek van de Verenigde Naties, die er sinds de oorlog in 1999 het wettelijk gezag uitoefenen. Lagendijk: "De Raad maakt momenteel een inventaris op van de benodigde middelen en mankracht voor het overnemen van politie- en justitietaken. Dat is heel belangrijk, maar niet alles. Uiteindelijk zal Europa er in een toekomstig Kosovo op moeten toezien dat de regering zich houdt aan de gemaakte afspraken op een heel aantal kerngebieden. Momenteel bestaat het bureau van de Europese Commissie in Pristina uit zegge en schrijve 5 medewerkers. Dat lijkt me te weinig."

Andere aanpak
Lagendijk onderstreept dat het belangrijk is dat de EU, wanneer de Verenigde Naties vertrekken, een frisse start maakt. Lagendijk: "De Kosovaren hadden in het begin hoge verwachtingen van de komst van de VN. Maar in de zes jaar dat ze door de VN bestuurd worden zijn ze de aanwezigheid gaan voelen als een onaangename inperking van hun vrijheid. UNMIK (United Nations Mission in Kosovo) staat voor stagnatie en voor een rem op zelfontplooiing. Europa moet daarom voor een radicaal andere aanpak kiezen, waarbij de Kosovaren, ongeacht de uiteindelijke status, zelf de baas zijn."

Lagendijk haast zich er bij te zeggen dat hij hiermee niet wil zeggen dat de Kosovaren zelf alles op orde hebben. "Het probleem met de Kosovaarse politici is dat ze zich geheel concentreren op het verkrijgen van een status. En een heel precieze status, namelijk onafhankelijkheid. Ze hebben het idee dat na onafhankelijkheid alle andere problemen als sneeuw voor de zon zullen verdwijnen. Maar zoals de Servische minister van Buitenlandse Zaken Draskovic fijntjes opmerkte: onafhankelijkheid kun je niet eten. Armoede, gebrekkige scholing, sombere economische vooruitzichten, dat zijn de echte problemen. De Kosovaren moeten beseffen dat dit problemen zijn die voor en na het oplossen van de statuskwestie spelen, en waarvoor een langetermijnstrategie nodig is. De EU kan daarbij helpen."

Lagendijk zal in het najaar namens het Europees Parlement een rapport schrijven over de situatie in Kosovo.

Zie ook: