Duizenden demonstranten op straat. Het begint een vertrouwd beeld te worden bij de halfjaarlijkse vergadering van het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank. Zo ook deze week in Praag. IMF en Wereldbank wijzen verongelijkt op hun fraaie doelstellingen: respectievelijk het verzekeren van financiële stabiliteit in de wereld en de economische ontwikkeling van de armste landen. De kritiek richt zich natuurlijk niet zozeer op hun doelstellingen als wel op de geringe effectiviteit in het bereiken daarvan. Vooral de economische theorie, volgens sommigen ideologie, waarmee zij proberen deze doelen te realiseren is hier debet aan.

Dit is de zogenaamde 'Washington-consensus'. Het geloof dat wanneer de macro-economische situatie van een land op orde is de economische groei vanzelf komt. Een geloof dat IMF, Wereldbank en de Treasury (het Amerikaanse ministerie van Financiën) met elkaar delen en vanaf de jaren '80 eendrachtig aan de ontwikkelingslanden hebben opgelegd. Onder een ordentelijke macro-economie verstonden de instellingen minimale overheidstekorten, lage inflatie en gedereguleerde markten.

Helaas kan dit recept contraproductief werken bij economische tegenspoed. En daar hebben de landen die bij het IMF aankloppen haast per definitie mee te maken. De hoge rente die nodig is om de inflatie te bestrijden remt de investeringen en binnenlandse vraag af en verstikt zo de economie. Bezuinigen betekent vaak het afknijpen van voor economische groei onontbeerlijke factoren als onderwijs, gezondheid en sociale zekerheid. Het opengooien van de financiële markten beperkt de invloed op de eigen munt en vergroot de instabiliteit. Het door IMF en Wereldbank voorgeschreven recept verhindert ontwikkelingslanden om het succesvolle ontwikkelingsmodel van het naoorlogse West-Europa en Japan na te volgen. Daarin stonden in slechte tijden beheerste devaluatie van de eigen munt en stimulering van de economie centraal.

Het Centre for Economic and Policy Research uit Washington heeft een vergelijking gemaakt van de economische groei van ontwikkelingslanden in de periodes 1960-80 en 1980-1998. Daaruit blijkt dat de groei in de periode waarin de ontwikkelingslanden het IMF-recept slikten aanmerkelijk lager was dan in de periode daarvoor. In Latijns- Amerika groeide de economie tussen 1960 en 1980 met 75% tegen 6% in de periode daarna. Voor sub-Sahara Afrika is het cijfer voor de eerste periode 36% tegen een krimp van 15% in de tweede. Alleen in Oost-Azië was de groei in de tweede periode hoger. De oorzaak hiervan is de verviervoudiging van de Chinese economie. Een land dat in de ogen van het IMF zo ongeveer alles fout deed.

De kritiek op de Washington-consensus barstte pas echt los na de Azië-crisis van 1997. Vooraanstaande economen stelden de Washington-consensus gedeeltelijk verantwoordelijk voor deze financiële cisis. De combinatie van op advies van IMF en Treasury geliberaliseerde kapitaalmarkten en onvoldoende toezicht en transparantie bleek fataal. Begerig was het westerse kapitaal toegestroomd om een graantje mee te pikken van het Aziatische groeiwonder. De kwaliteit van de leningen deed vaak nauwelijks ter zake. In 1997 barstte de speculatieve zeepbel en stroomde het kapitaal weer weg. In de Tijgereconomieën, die het IMF zojuist nog volledig gezond had verklaard, raakten meer dan tien miljoen mensen hun baan kwijt en halveerde de koopkracht. Om het vertrouwen van de financiële markten te herstellen eiste het IMF nog grotere begrotingsoverschotten. De rente in Indonesië ging omhoog naar 80%. De overheid was echter niet de voornaamste oorzaak van de crisis. Dat was de onverantwoordelijke private sector. Niet in de laatste plaats onze eigen banken. Het gevolg van de IMF-eisen was een nodeloos diepe recessie met grote sociale onrust. Indonesië is er nog steeds niet bovenop. Thailand dat nauwgezet het IMF-recept volgde heeft het zwaarder gehad dan het meer eigenzinnige Maleisië en Zuid-Korea.

Hoewel het IMF de eer blijft opeisen voor de huidige opleving van de Aziatische economie is er een verandering in het denken waarneembaar. Begin dit jaar gaf het IMF schoorvoetend toe dat kapitaalcontroles bescherming kunnen bieden tegen financiële crises. De leiding stelt tegenwoordig dat de weg naar vrije kapitaalmarkten maar beter een geleidelijke kan zijn. Ook geeft het IMF de bestrijding van armoede een hogere prioriteit evenals het overleg met regering en maatschappelijke organisaties in de betrokken landen. Na het echec in Rusland benadrukt het IMF ook het belang van sterke instituties als rechtspraak, regulering en toezicht. Begin jaren '90 propageerden IMF en Treasury nog de shock-therapie voor de overgang naar een markteconomie. Het gevolg was dat een kleine groep de voormalig staatsbedrijven plunderden. Terwijl de miljarden het land verlieten richting geheime bankrekeningen halveerde de omvang van de Russische economie en steeg het percentage Russen dat in armoede leeft naar bijna 50 procent.

De Wereldbank heeft al eerder een omslag in haar denken gemaakt. Het World Development Report, het strategische 'vlaggenschip' van de Wereldbank, benadrukt het belang van onderwijs, sociale zekerheid, herverdeling en bestrijding van discriminatie. "Groei is goed voor de armen, maar het verminderen van armoede kan ook goed zijn voor de groei", aldus Nora Lustig, de plaatsvervangend directeur van het rapport.

Deze koerswijzigingen zijn binnen de instellingen niet onomstreden. De directeur van het World Development Report Ravi Kanbur is zelfs enkele weken voor de publicatie opgestapt, omdat 'hardliners' binnen de Wereldbank van hem een nauwere focus op economische groei eisten. De storm van publiciteit en het vooruitzicht van de duizenden demonstranten in Praag hebben er zeker toe bijgedragen dat de oorspronkelijke boodschap intact is gelaten. Ook binnen het IMF is het nieuwe denken nog niet tot de hele organisatie doorgedrongen. De hervormingen stuiten vaak op onwillige stafleden.

Maar ook de top van het IMF laat het nog regelmatig afweten. Bijvoorbeeld bij de schuldverlichting aan de armste landen en het opstellen van nieuwe spelregels voor het internationale financiële systeem. Het is voor de landen die het bestuur van het IMF uitmaken ook wel heel aantrekkelijk om de Washington-consensus in ere te houden. Maatregelen die noodzakelijk zijn voor de ontwikkelingslanden komen Europa en de VS soms slecht uit. Beperkte markttoegang, strengere financiële spelregels en vergaande schuldsanering belemmeren de export, de investeringsmogelijkheden en kosten geld. En omdat binnen het IMF geldt 'wie betaalt, bepaalt' valt het zwaar om het belang van de ontwikkelingslanden voorop te stellen. Nederland heeft met de Europese partners een grotere stem dan de VS. Als Europa meer samen op trekt moet ze in staat zijn om ook dat laatste bastion van de Washington-consensus te slechten: de Treasury.

Het is bemoedigend dat IMF en Wereldbank de afgelopen jaren tot inkeer lijken te zijn gekomen. Voor de toekomst is het vooral van belang dat de instellingen opener worden en bereid zijn hun beleid publiekelijk te verdedigen. Dat is iets anders dan uitleggen. Het gevoel dat zij 'als meest onpartijdige en deskundige' organisatie de wijsheid in pacht hebben zit diep geworteld. Een levensgevaarlijke houding voor organisaties die zoveel invloed uitoefenen op het meest kwetsbare deel van deze wereld. Waakzaamheid en protest blijven waarschijnlijk nog lange tijd hoognodig.

Alexander de Roo is lid van het Europees Parlement voor GroenLinks, Rens van Tilburg is beleidsmedewerker van de GroenLinks-delegatie in het Europees Parlement