Het Verdrag van Nice wordt vandaag officieel ondertekend. Dit verdrag maakt de weg vrij voor de uitbreiding van de Europese Unie. De zwaar bevochten compromissen over de stemmen in de Raad van Ministers, de samenstelling van de Europese Commissie en de zetelverdeling in het Europees Parlement zijn onbevredigend. Tegelijk betekenen ze echter dat de EU een plek heeft gereserveerd voor elk van de tien kandidaat-lidstaten uit Midden- en Oost-Europa, en ook voor Cyprus en Malta. De belofte van toetreding is onherroepelijk. Dit is de historische betekenis van een verdrag dat verder vooral twijfels oproept over de toekomst van de EU.

 Maar liefst
vier decemberdagen waren de regeringsleiders en staatshoofden bijeen in
Nice. Toch kwamen zij niet verder dan een louter rekenkundige
aanpassing van de Europese instellingen aan de toekomstige groei van
het aantal lidstaten. De meesten waren zo geobsedeerd door het behoud
van hun nationale invloed en hun favoriete veto's dat zij willens en
wetens de besluitvaardigheid en de democratische legitimiteit van de EU
opofferden. Op vrijwel elk beleidsterrein dat ter discussie stond, van
fiscale coördinatie tot asielbeleid, kreeg de laagste bieder zijn zin.
Terwijl de EU van de kandidaat-lidstaten een gigantische inspanning
vergt om 70.000 pagina's Europese wetgeving in te voeren, is het meer
dan ooit twijfelachtig of de EU zelf in staat zal zijn haar voorgenomen
beleid uit te voeren. Van de Tampere-agenda over asiel en migratie tot
de broeikasgasreducties waarvoor de EU getekend heeft in Kyoto, één
enkele onwillige lidstaat kan de voortgang blijven blokkeren.

De vluchtroute om kopgroepen te vormen met alleen de landen die
wel willen, moet zich nog bewijzen. Dit surrogaat voor
meerderheidsbesluitvorming werd in 1997 in Amsterdam geserveerd, maar
nog nooit benut. In Nice is het weer opgewarmd. Het is onderhand tijd
om aan te tonen dat 'versterkte samenwerking' door een kopgroep kan
werken. Denk aan de invoering van een Europese energieheffing. Die er
maar niet komt door een Spaans veto.

Meten met twee maten zien we ook als we de nadruk van de EU op een
democratische staatsinrichting als voorwaarde voor kandidaat-lidstaten,
afzetten tegen de verwaarlozing van de democratische legitimiteit in
eigen huis. Waar de lidstaten overgaan tot besluitvorming bij
gekwalificeerde meerderheid in de Raad van Ministers raken nationale
parlementen hun greep op de besluiten kwijt. Toch wordt in die gevallen
de invoering van een medebeslissingsrecht voor het Europees Parlement
slechts als een keuzemogelijkheid beschouwd. Als het een gevoelig
onderwerp is, houd parlementariërs er dan buiten, zo lijken de meeste
nationale regeringen te denken. Aldus onttrekt het Verdrag van Nice een
belangrijk deel van het Europese handelsbeleid aan parlementaire
controle. Er zit een kern van waarheid in de typering van de Top van
Nice als een coup van regeringen tegen parlementen.

Nice heeft
eens te meer aangetoond dat de EU dringend toe is aan een scheiding der
machten. Wie maakt de wetten? Wie voert ze uit? Wie controleert? In
Nice stelden Duitsland en Italië een zogenaamde post-Nice agenda
voor. Deze riep op tot een breed publiek debat over de toekomst van de
EU, als aanloop naar een nieuwe verdragsherziening in 2004. Op de
voorgestelde agenda stonden: de juridische status van het
grondrechtenhandvest, dat in Nice nog slechts werd geproclameerd; de
scheiding der machten; de verdeling van bevoegdheden tussen de EU en
haar lidstaten; en de vereenvoudiging van de Europese verdragen. Al
deze thema’s preluderen op een Europese grondwet, ook al was dat woord
nog taboe in Nice.
Ongelukkigerwijs onderstreepten de leiders van de
EU-landen nogmaals hun wankelmoedigheid door het Duits-Italiaanse
voorstel op fatale wijze te amenderen. Ze vervingen het controversiële
thema 'scheiding der machten' door 'de rol van nationale parlementen'.
Een onlogische ingreep, want de rol van nationale parlementen kan
nauwelijks besproken worden zonder de rol van het Europees Parlement te
behandelen, en daarmee het hele stelsel van checks and balances.
Een gevaarlijke ingreep ook, want deze duwt het constitutionele debat
in intergouvernementele richting. De beleefde buiging naar nationale
parlementen zal niet voorkomen dat nationale
regeringsvertegenwoordigers nog meer macht in Brussel naar zich toe
trekken. Ten koste van parlementaire controle of van het
gemeenschappelijke handelingsvermogen, en waarschijnlijk van beide.

In
Nice had niemand helaas de tegenwoordigheid van geest om Chirac eraan
te herinneren dat Montesquieu een zoon van de Franse natie was. Het
thema 'machtenscheiding' moet opnieuw op de post-Nice agenda gezet
worden. De pogingen daartoe van het Europees Parlement verdienen de
steun van nationale parlementen.
Veto's afschaffen, zonder
parlementaire controle op te offeren, is een tweede thema dat op de
post-Nice agenda dient te verschijnen. Alleen al omdat het ordenen van
de bevoegdheden van de EU onmiddellijk de vraag oproept hoe zij deze
verantwoordelijkheden effectief kan uitoefenen.

Wellicht het
belangrijkste thema van het post-Nice debat is de methode van de
volgende verdragsherziening. Dit proces kan niet langer worden
toevertrouwd aan nationale regeringen. Dat is de les van zowel
Amsterdam als Nice. Sinds de totstandkoming van het
Grondrechtenhandvest heeft de EU een alternatieve methode tot haar
beschikking: de Conventie, waarin nationale en Europese
parlementariërs zitting hebben naast regeringsvertegenwoordigers. Deze
methode maakt het constitutionele proces niet alleen democratischer en
transparanter, maar ook de kans op een bovenminimaal resultaat wordt
groter. Parlementariërs zijn minder gebonden aan moeizame binnenlandse
compromissen dan regeringsvertegenwoordigers.

Sommige nationale
regeringen hebben al gewaarschuwd tegen een ambitieuze post-Nice
agenda. Zij schijnen te denken dat agendapunten als de afbakening van
de bevoegdheden van de EU op technocratische wijze kunnen worden
afgehandeld. De eerste de beste poging om Europese bevoegdheden te
renationaliseren zal hun ongelijk bewijzen en een verhit debat doen
ontbranden.
De regeringsleiders die waarschuwen voor vertraging van
de uitbreiding door post-Nice controverses, nemen hun eigen beloften
niet erg serieus. De deelnemers aan de Top van Nice hebben immers
verklaard dat zij hopen op deelname van nieuwe lidstaten aan de
Europese verkiezingen van 2004 - dus vóór de volgende
verdragsherziening. De post-Nice agenda kan niet bediscussieerd worden
ten koste van de kandidaat-leden, maar enkel met hen.

Farah Karimi – lid van de Tweede Kamer voor GroenLinks
Joost Lagendijk - vice-voorzitter van de Groene Fractie in het Europees Parlement
Ulrike Lunacek - lid van het Oostenrijkse parlement voor Die Grünen
Christian Sterzing - lid van de Duitse Bondsdag voor Bündnis 90/Die Grünen
Fauzaya Talhaoui - lid van de Belgische Kamer voor Agalev, de Vlaamse groenen

Klik hier voor de Duitse vertaling.