Aanstaande zondag kiest Italië een nieuw parlement. De kans is groot dat Silvio Berlusconi met zijn kornuiten Gianfranco Fini en Umberto Bossi de nieuwe Italiaanse regering gaat vormen. Een megalomane populist, een post-fascist en een xenofobe seperatist. Er is alle reden voor Europese waakzaamheid.

Sommige politici, zoals de Belgische minister Louis Michel, hebben gezinspeeld op een herhaling van het Oostenrijk-scenario: een diplomatieke boycot van Italië door de overige EU-landen. Deze roep om Europese actie is begrijpelijk, want de vergelijking tussen de zittende Oostenrijkse regering en de coalitie van Berlusconi valt in het nadeel van de laatste uit.

Bossi, wiens partij Lega Nord een onmisbare partner vormt voor Berlusconi, is extremer dan Haider. Tot de mikpunten van zijn haatcampagnes behoren vreemdelingen, moslims en homo's. Nog onlangs, tijdens een fakkeltocht tegen illegale immigratie, pleitte Bossi voor een hek van 280 kilometer langs de oostgrens van Italië.

Ook Berlusconi gooit immigratie en criminaliteit op één hoop. Zijn partij, Forza Italia, heeft samen met Lega Nord een wetsontwerp ingediend dat de marine de taak geeft te schieten op schepen met vluchtelingen en migranten die in Italië aan land willen gaan. De voormalige fascist Fini is nog de meest fatsoenlijke bondgenoot. De transformatie van de Alleanza Nationale in een normale conservatieve partij lijkt in hoge mate geslaagd, ondanks de blijvende aanwezigheid van Mussolini-nostalgici in haar rangen.

De standpunten van Lega Nord en Forza Italia over migranten vormen al voldoende reden voor Europese bezorgdheid. Een groter gevaar nog is Berlusconi zelf. Zijn mogelijke banden met de maffia en zijn zucht naar wraak op de 'rode' magistraten die hem jarenlang vervolgden zetten de rechtsstaat op het spel. Berlusconi's belofte om het land op dezelfde manier te leiden als zijn zakenimperium en zijn voetbalclub - ofwel l'État c'est moi - belooft evenmin veel goeds voor de scheiding der machten. De mediamagnaat, eigenaar van de meeste commerciële TV-zenders, krijgt als premier ook greep op de publieke omroepen. Voeg daarbij zijn forse belangen in de gedrukte media, en het is duidelijk dat de pluriformiteit van de Italiaanse pers in het geding is.

De behandeling van asielzoekers en andere migranten, de persvrijheid, het respect voor democratie en rechtsstaat zijn niet louter Italiaanse aangelegenheden. Italië heeft zich gebonden aan het VN-Vluchtelingenverdrag en aan het Europees Verdrag over de Rechten van de Mens, en was onlangs nog mede-ondertekenaar van het EU-grondrechtenhandvest. Een regering in Rome die zich aan de in deze documenten opgenomen gemeenschappelijke waarden en fundamentele rechten dreigt te onttrekken, vormt een probleem voor andere landen. En tevens voor de Europese Unie, waarvan het functioneren ernstig op het spel zou komen staan. Een gemeenschappelijk asielbeleid bijvoorbeeld is niet mogelijk zonder minimale consensus over het recht op bescherming van hen die vervolging te duchten hebben.

Dient de Europese reactie op het aantreden van een regering-Berlusconi de vorm te krijgen van een diplomatieke boycot? We moeten constateren dat isoleren van de Oostenrijkse regering, begin 2000, niet het gewenste effect gehad heeft. De maatregelen van de EU-partners, die werden afgekondigd nog voor de gewraakte coalitie tot stand was gekomen, dreven de regeringspartijen en het grootste deel van de bevolking alleen maar nauwer samen. Oostenrijk veranderende in een beklemmende broeikas: de nationale eenheid moest tegen de aanval van buitenaf verdedigd worden. Na het opheffen van de boycot, in september 2000, is de coalitie juist sterker onder druk komen staan, mede door drie achtereenvolgende nederlagen van Haiders FPÖ bij deelstaatverkiezingen.

Zit er dus niets anders op dan business as usual te bedrijven met Berlusconi? Xenofobie en misbruik van mediamacht, bouwstenen van zijn electorale succes, zouden daarmee gebanaliseerd worden. Europese actie is wel degelijk gewenst en mogelijk. De les van het geval-Oostenrijk is niet dat de rest van Europa passief moet toekijken, maar dat een goede maatvoering van belang is. Het is raadzaam om met maatregelen die door de Italiaanse kiezers als een bestraffing worden ervaren, te wachten tot de nieuwe regering daadwerkelijk Europese normen overtreedt. Daaraan voorafgaand kan en moet diplomatieke druk worden opgebouwd op Berlusconi en de zijnen.

Het zou een niet mis te verstaan signaal zijn, als de nationale regeringen van zoveel mogelijk EU-landen, in hun gebruikelijke 'felicitatiebrief' aan de nieuwe Italiaanse premier, een beleefde doch duidelijke waarschuwing opnemen: 'Houd je aan de regels'. Daarmee geven zij aan dat zij Berlusconi scherp in de gaten zullen houden, en niet zullen schromen om, wanneer hij daadwerkelijk over de schreef gaat, het vernieuwde artikel 7 van het Verdrag van Nice toe te passen. Deze bepaling, die in 2002 in werking treedt, stelt de EU in staat 'passende aanbevelingen' te richten tot lidstaten waar "duidelijk gevaar bestaat voor een ernstige schending van de beginselen van vrijheid, democratie, eerbiediging van de mensenrechten en van de rechtsstaat". Het negeren van dergelijke aanbevelingen kan uiteindelijk leiden tot schorsing van het Italiaanse stemrecht in de EU.

Van minister Van Aartsen, zo bleek eind april in de Kamer, valt weinig initiatief te verwachten. Maar wat let de Europese staatsman Wim Kok, die de Europese inmenging in Oostenrijkse zaken met verve verdedigd heeft, om het voortouw te nemen bij zo'n waarschuwingssignaal? Het is een Nederlands belang dat de grote EU-landen, zoals Italië, niet zomaar wegkomen met zaken waarvoor de kleintjes, zoals Oostenrijk, worden bestraft.

Ook op een ander front is actie geboden. Berlusconi's mediamacht moet worden aangepakt voor de gelijkschakeling van de Italiaanse pers een feit is. De Europese Commissie zou eindelijk werk moeten maken van haar oude belofte om op te treden tegen machtsconcentraties in de media-sector. Niet alleen de vrije mededinging tussen mediabedrijven, maar vooral ook die tussen ideeën dient te worden veiliggesteld. Een zeer liberale uitdaging voor een andere Nederlandse staatsman, tegenwoordig hoeder van de interne markt in Brussel: Frits Bolkestein.

Farah Karimi, Tweede-Kamerlid voor GroenLinks
Joost Lagendijk, Europarlementariër GroenLinks