Sinds 11 september 2001 heeft de toenadering tussen de Europese Unie en Turkije aan belang gewonnen. Een 'botsing van beschavingen' is een reëel onheilsscenario geworden, niet in het minst door het eenzijdig militaire antwoord van de Verenigde Staten op de bedreigingen van islamitisch terrorisme en massavernietigingswapens. Meer dan ooit is er behoefte aan een brug tussen het Westen en de wereld van de Islam.

Turkije, deels Europees, deels Aziatisch, kan die brug vormen. Het heeft de kans om te bewijzen dat ook een moslimland zich tot een pluralistische democratie en een rechtsstaat kan ontwikkelen, en daar economisch wel bij vaart. Turkije zou daarmee een voorbeeld worden voor zijn islamitische buren in het Midden-Oosten. Voor zijn Europese buren zou Turkije aanschouwelijk maken dat de islam haar gelovigen niet veroordeelt tot achterlijkheid.

Turkije heeft recentelijk belangrijke stappen gezet op het pad naar meer democratie en rechtsstatelijkheid. Het land schafte de doodstraf in vredestijd af en stond het gebruik van andere talen dan Turks toe in media en onderwijs. Het leger, bewaker van de seculiere orde, greep niet in toen de islamitische AK-partij begin deze maand de verkiezingen won. De nieuwe AK-regering lijkt serieus van plan om folterpraktijken te beëindigen en corruptie te bestrijden. De AK van partijleider Erdogan is in een goede positie om verdere politieke en economische hervormingen door te voeren. Kemalisme en moslimfundamentalisme hielden elkaar lang in een wederzijdse wurggreep. De AK heeft afstand genomen van het fundamentalisme en is minder behept met kemalistische dogma's. De oprichters van de partij hebben immers zelf de nadelen ondervonden van Atatürks doctrine van een sterke staat die het publieke leven controleert. Zoals Erdogan afgelopen donderdag in het Europees Parlement zei: "Hier zit een slachtoffer van de beperkingen op de vrijheid van meningsuiting." De AK-leider kon geen parlementariër of premier worden omdat hij ooit veroordeeld is wegens het voorlezen van een provocerend gedicht.

Om Turkije op het hervormingspad te houden, moet de EU het land duidelijkheid verschaffen over zijn toetredingskansen. Voorop dient te staan dat Turkije pas welkom is wanneer het voldoet aan de politieke en economische voorwaarden voor het EU-lidmaatschap. Dat was de boodschap die het land in 1999 op de Top van Helsinki kreeg. Juist omdat Turkije nog een lange weg te gaan heeft, dient de EU nu geen mist te scheppen waarin Ankara kan verdwalen. Het is tijd om een aantal misverstanden uit de weg te ruimen:

- Hoe graag de paus het ook zou willen, de EU is geen exclusief christelijke club. De EU "is zich bewust van haar geestelijke en morele erfgoed", zo stelt het EU-grondrechtenhandvest. Maar zij "vestigt haar grondslag op de ondeelbare en universele waarden van menselijke waardigheid en van vrijheid, gelijkheid en solidariteit." Toespelingen zoals die van Giscard d'Estaing, de voorzitter van de Europese Conventie, op een onoverbrugbare cultuurkloof tussen de EU en het moslimland Turkije, getuigen van een gebrek aan zelfvertrouwen. De Europese waardengemeenschap is in staat nieuwkomers op te nemen. Juist daarom mogen we van de miljoenen Turken en moslims die in de EU wonen verwachten dat zij zich inspannen om te integreren.
- Washington bepaalt niet wie er EU-lid wordt. De regering-Bush heeft Turkije nodig als uitvalsbasis voor de aanval op Irak. Om Ankara gunstig te stemmen zet zij Europese regeringen onder druk om Turkije snel een toetredingsdatum te geven. Deze Amerikaanse inmenging vertroebelt de discussie. Het bewijst dat de Amerikanen nog steeds niet begrijpen dat de EU een wezenlijk ander soort organisatie is dan de NAVO. Niet militaire kracht, maar rechtsregels vormen de basis van de Europese veiligheidsgemeenschap. Aspirant-leden moeten deze regels kunnen naleven, alvorens toe te treden.
- Turkije heeft geen baat bij overhaaste besluitvorming. Op de Top van Kopenhagen, half december, zullen de EU-regeringsleiders wellicht een review date vaststellen, een datum waarop zij zullen bezien of en wanneer toetredingsonderhandelingen met Turkije kunnen beginnen. Maar aan een te vroege review date kan Turkije worden opgeknoopt. Wanneer de EU over een half jaar moet vaststellen dat Turkije nog niet aan de politieke criteria voor EU-lidmaatschap voldoet, of nog steeds een oplossing voor het gedeelde Cyprus blokkeert, is dat koren op de molen van de tegenstanders van de Turkse toetreding. Het christen-democratische initiatief om het aanbod van lidmaatschap terug te draaien en Turkije slechts een 'speciaal partnerschap' aan te bieden is afgelopen week weliswaar gesneuveld in het EP, maar moet niettemin als waarschuwing gelden. Een review date over een of twee jaar is realistischer.
- De regeringsleiders van de EU-landen kunnen de toetreding van Turkije niet doorzetten tegen de wil van de Europese burgers. Maar het is ook weinig chique als de EU de Turken tien of twintig jaar lang offers laat brengen teneinde te voldoen aan tachtigduizend pagina's Europese wetgeving, om hen vervolgens, vlak voor toetreding, weg te stemmen in een referendum. Het verdient dan ook aanbeveling om reeds over het besluit tot het starten van toetredingsonderhandelingen een referendum te houden. De Europese Conventie, die een Europese grondwet ontwerpt, zou een EU-wijd referendum mogelijk moeten maken.
- Niet de EU, maar Turkije zelf bepaalt of het land bereid is soevereiniteit af te staan aan de Europese instellingen. Pas wanneer er helderheid is over hun toetredingskansen, zal het tot de Turken doordringen wat het betekent om EU-lid te zijn. Bijvoorbeeld dat zij niet langer Turkse, maar Europese politiek zullen moeten bedrijven ten opzichte van hun buren in het Midden-Oosten en Centraal-Azië. Het staat niet vast dat Turkije deze prijs wil betalen. Het kemalisme heeft een sterk nationalistische inslag. Meer dan de armoede of de islam vormt het een obstakel voor EU-deelname. Pas indien de Turken zelf zouden vaststellen dat EU-lidmaatschap hun teveel soevereiniteit kost of te lang duurt, komen constructies als gedeeltelijk lidmaatschap of een 'speciaal partnerschap' in beeld.

Met haar aanbod aan Turkije heeft de EU de verplichting op zich genomen om zich zo te organiseren dat zij Turkije over tien of twintig jaar kan opnemen zonder verlamd te raken. Giscards stelling dat een Turks lidmaatschap "het einde van de Europese Unie" is, verraadt zijn sterk intergouvernementele denkwijze, waarin de (grote) lidstaten aan de touwtjes trekken. Voor Frankrijk, dat 60 miljoen inwoners telt, wordt het inderdaad moeilijker om zijn wil op te leggen aan de EU, wanneer het een tegenspeler krijgt als Turkije, met bijna 70 miljoen inwoners. Maar een handelingsbekwame EU zal niet alleen een unie van staten, maar ook een unie van burgers moeten zijn. Burgers die via de Europese verkiezingen, Europese referenda en een Europese civiele samenleving een zelfstandige legitimatie verschaffen aan de EU-instellingen. Een EU die over enkele jaren 500 miljoen burgers zal tellen, hoeft zich niet te verslikken in 70 miljoen Turken.