Staatssecretaris Ybema van Buitenlandse Handel verwijt de milieubeweging kortzichtigheid vanwege het gejuich waarmee die het mislukken van de WTO-top heeft begroet. Hij zou hier wel eens gelijk in kunnen hebben, echter niet op de manier die hij bedoelt.

 Natuurlijk: door het mislukken van 'Seattle' blijft de status quo gehandhaafd en daarmee ook het nadelige effect van de huidige WTO-regels op het milieu. Daar staat tegenover dat de milieuvoorstellen van de Europese Unie erg mager waren. Tegelijkertijd wilde Europa de bevoegdheden van de WTO ingrijpend uitbreiden, naar investeringen en overheidsaanbestedingen. Deze onderhandelingsronde had voor het milieu daarom weinig goeds in petto.

Dat Ybema wel eens gelijk kan krijgen heeft een andere oorzaak: op een volgende top zou de 'vergroening' van de WTO nog lager op de agenda kunnen staan dan in Seattle. De Europees Commissaris voor buitenlandse handel, Pascal Lamy, benadrukte na afloop dat de EU helemaal alleen had gestaan in haar streven om milieu binnen de WTO te brengen. Zowel de ontwikkelingslanden als de VS wilden er niets van weten. Lamy gaf aan zelf wel gevoelig te zijn voor het argument dat het milieu een probleem van de rijke landen is. Hij liet doorschemeren dat in het spel van geven en nemen dat onderhandelen is, de EU er niet aan zal ontkomen om haar inzet voor zaken als het voorzorgsprincipe en de afstemming tussen WTO en internationale milieuovereenkomsten af te zwakken.

Een standpunt dat de lieve vrede binnen de onderhandelingskamers misschien dient, op straat zal het er zeker niet rustiger van worden. Net nu de EU de WTO-poort op een kier had gezet voor het milieu, dreigt deze weer in het slot te vallen. De pleitbezorgers van een vrije wereldhandel en de verdedigers van milieu, volksgezondheid en dierenrechten dreigen daarmee weer lijnrecht tegenover elkaar komen te staan. En dat terwijl de discussie tussen groenen en vrijhandelsideologen net op gang begon te komen.

Jarenlang zijn de klachten vanuit de milieubeweging afgedaan met de vrijhandelsmantra: meer internationale handel leidt tot meer welvaart en daarmee tot een schonere leefomgeving. Een opstelling die miskent dat meer vrijhandel volgens het huidige WTO-recept tot extra uitputting en vervuiling van het milieu leidt, zeker op de korte termijn. Duurzame ontwikkeling hoort dan ook wel degelijk hoog op de WTO-agenda.

Dat landen verschillende milieustandaarden hanteren is volgens de vrijhandelaren geen enkel probleem. Dit weerspiegelt simpelweg een verschil in voorkeuren dat samenhangt met hun ontwikkelingsniveau. Het is niet aan het rijke Westen om zijn milieunormen dwingend op te leggen aan armere landen.

Dat laatste klopt. Helaas zien de vrijhandelsideologen een aantal zaken over het hoofd. De WTO-regels beschermen namelijk niet alleen de ontwikkelingslanden tegen het betweterige Westen. De WTO-regels ondergraven ook de mogelijkheid van landen, arm en rijk, om de eigen normen en waarden te verwezenlijken en beschermen. Zo verbood de VS het vangen van garnalen met een type netten waarin jaarlijks tienduizenden internationaal ´beschermde´ zeeschildpadden omkomen. Toen de VS dit verbod ook toepaste op geïmporteerde garnalen, bestempelde het WTO-geschillenpanel dat tot een illegale handelsbelemmering. De VS moest het importverbod opheffen. Hoeveel ruimte is er nog voor nationaal of Europees beleid als overheden verplicht zijn producten toe te laten waarvan zij zelf de productie verboden hebben? Hoe moet dat in 2012 als alle legbatterijen uit de EU zijn verdwenen en goedkope legbatterijen van buiten de Unie de markt dreigen te overspoelen?

De voorstanders van onbelemmerde vrijhandel zien ook over het hoofd dat de mensen die de gevolgen van milieuvervuiling dragen lang niet altijd een stem hebben in het beleid. In veel landen heeft de bevolking die wordt geraakt door milieuvervuilende activiteiten nauwelijks politieke invloed. Het argument 'ze kiezen er toch zelf voor' snijdt daarom geen hout.

Omdat veel milieuschade onomkeerbaar is gaat het argument dat handel en welvaart een schoon milieu in zicht brengen ook niet altijd op. Een tropisch regenwoud kun je maar één keer kappen. Als met het inkomen de aandacht voor het milieu is toegenomen kan de schade niet meer worden hersteld.

In een recent WTO-rapport wordt gelukkig al een wat genuanceerder beeld geschetst. Het rapport constateert op milieugebied een mondiale ´regulatory chill´: koudwatervrees voor nieuwe milieuwetgeving. Angst voor de nationale concurrentiepositie is volgens de WTO hieraan schuldig. De rol van het eigen geschillenpanel laat de WTO, opvallend genoeg, buiten beschouwing. Voor overheden ziet de WTO de taak weggelegd om de economische groei in een milieuvriendelijke richting te sturen. Het is zaak het milieu de juiste prijs te geven en bindende internationale afspraken te maken. Welbeschouwd is het rapport een hartstochtelijk pleidooi voor een veelomvattend internationaal milieubeleid.

Helaas staat dit ver af van de politieke realiteit. Veel landen zijn (nog) niet bereid om bindende afspraken op milieugebied te maken en effectief internationaal toezicht daarop te organiseren. De WTO verkeert daardoor, met haar alles overstijgende macht, in een bevoorrechte positie. Een positie die echter ook verplichtingen schept. Daarom is het minste wat we van de WTO kunnen verlangen dat deze de situatie niet erger maakt en landen die wel iets willen doen aan het milieu of de gezondheid van mens en dier daartoe niet de mogelijkheid ontneemt. Het moet landen daarom vrijstaan om maatregelen te nemen die nodig zijn om de ecologische waarden en milieunormen die zij nastreven te beschermen.

Dus als een meerderheid van de Europeanen het onacceptabel vindt om dieren voor hun bont te vangen met uiterst wrede wildklemmen, dan moet de import daarvan verboden kunnen worden. Zolang er voor binnenlandse en buitenlandse producenten maar dezelfde regels gelden.

Een dergelijke aanpassing van de WTO-regels zal de wereldhandel zeker meer beperkingen opleggen dan het huidige verdrag. Daar staat tegenover dat landen de mogelijkheid behouden om een effectief beleid te voeren op het gebied van milieu, volksgezondheid en dierenwelzijn.

Alexander de Roo (GroenLinks) is vice-voorzitter van de milieucommissie in het Europees Parlemen