De Europese Unie houdt zich niet aan haar belofte om de belangen van ontwikkelingslanden centraal te stellen in de wereldhandelsbesprekingen. Daarom zal de komende handelstop in Hongkong mislukken. Het wordt tijd voor een grondige herziening van het Europese handelsbeleid.

'A round for free', zo betitelt de Europese Commissie de handelsbesprekingen die medio december moeten worden afgesloten: een gratis rondje voor de ontwikkelingslanden. Het uitgangspunt voor de onderhandelingen tussen de leden van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) was de constatering dat veertig jaar ontwikkelingshulp onvoldoende resultaat heeft opgeleverd. Nieuwe handelsregels zouden de ontwikkelingslanden in staat moeten stellen meer te profiteren van de handelsstromen en de armoede te overwinnen.

Het ontbreekt de Europese en Amerikaanse onderhandelaars niet aan retoriek om dit doel te onderstrepen. Zij presenteren hun voorstellen om te snijden in de subsidies aan de eigen landbouwers als een grootmoedig aanbod. Trots verkondigde eurocommissaris Peter Mandelson, de Europese onderhandelaar, dat de EU bereid is om zeventig procent van haar handelsontwrichtende inkomenssteun aan boeren te schrappen. Het Franse verzet tegen dit aanbod vergrootte Mandelsons geloofwaardigheid. Nadere bestudering van zijn voorstellen leert echter dat de EU in de praktijk geen cent minder hoeft uit te geven aan landbouwsubsidies. Het Europese aanbod bestaat uit creatieve boekhoudtrucs en uit vermindering van de maximaal toegelaten steun in plaats van de daadwerkelijke steun.

Niet alleen bij de afbouw van landbouwsubsidies spreekt de Europese Commissie met twee monden. Zij steunt ook het Amerikaanse voorstel om het voor ontwikkelingslanden moeilijker te maken juridische stappen te nemen tegen subsidies die hun binnenlandse markt ernstig schaden. Zij eist dat ontwikkelingslanden hun invoertarieven voor industrieproducten drastisch verlagen, zodat zij hun prille industrieën niet langer kunnen beschermen tegen westerse bulkgoederen. Zij oefent druk uit op ontwikkelingslanden om basisvoorzieningen als water, gezondheidszorg en onderwijs te liberaliseren, opdat Europese investeerders deze markten kunnen betreden. De gedwongen liberalisering van publieke diensten baat de consumenten niet en voedt het wantrouwen van burgers, zo leert de verwerping van de Europese Grondwet in Nederland en Frankrijk. Het geeft geen pas om marktwerking op deze terreinen aan ontwikkelingslanden op te dringen.

De weg naar Hongkong is geplaveid met gebroken beloften. Het doel om de armoede te bestrijden is ver uit zicht geraakt. Het is daarom niet verwonderlijk dat de EU bij ontwikkelingslanden geen voet aan de grond krijgt voor haar gerechtvaardigde verlangen om sociale en milieuvoorwaarden te verbinden aan de wereldhandel.

Mandelson krijgt zijn onderhandelingsmandaat van de nationale regeringen. Ook die kiezen kortzichtig voor het eigenbelang. Onlangs nog antwoordde de Nederlandse regering op vragen van GroenLinks dat het steunen van ontwikkelingslanden inderdaad een tweede doelstelling van de WTO-onderhandelingen is, ‘maar natuurlijk is het primaire doel goede werkgelegenheid in Europa.’ De verdienste van dit standpunt is dat het duidelijker is dan de retoriek van Mandelson. Maar het is wel een recept voor mislukking van de komende wereldhandelstop.

Ook de eerdere toppen in Seattle en Cancún liepen uit op een échec. Na Hongkong wordt het dan ook tijd dat de EU zich bezint op haar inzet binnen de WTO. Om het globaliseringsproces in goede banen te leiden, dient zij niet markttoegang, maar armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling voorop te zetten.

Dat betekent dat de EU en de VS allereerst de dumping van landbouwoverschotten en handelsverstorende subsidies moeten beëindigen. In de tweede plaats dienen ontwikkelingslanden het recht te krijgen om hun markten te beschermen. Vrijhandel is niet het enige model voor ontwikkeling. De forse economische groei in bijvoorbeeld Oost-Azië is allerminst het product van vrije handel. Deze regio heeft zich juist kunnen ontwikkelen door afscherming van de eigen markt en door bevordering van de uitvoer. De minst ontwikkelde landen moeten hun eigen ontwikkelingsmodel kunnen kiezen, niet gedicteerd door WTO, IMF of Wereldbank. In de derde plaats moet de EU aan ontwikkelingslanden het aanbod doen van een ruimer arbeidsmigratiebeleid, gebaseerd op wederzijds profijt. Zo’n beleid zou moeten bevorderen dat migranten die tekorten op de Europese arbeidsmarkt helpen aanzuiveren, hun verworven kennis en kapitaal vervolgens kunnen aanwenden voor de ontwikkeling van het eigen land.

Alleen wanneer de EU deze stappen zet mag zij hopen medestanders te vinden voor het integreren van duurzame ontwikkeling in de spelregels voor de wereldhandel. Ontwikkelingslanden zien voorwaarden op het gebied van milieu, dierenwelzijn of werknemersrechten al gauw als handelsbarrières. Maar zonder dergelijke regels dreigt een mondiale ‘race to the bottom’. Het Europese verbod op de legbatterij wordt betekenisloos als onze markt wordt overspoeld door kippenvlees en eieren uit legbatterijen elders. Het temmen van het globaliseringsmonster vergt een slimme strategie, waarbij elk voorstel om de handel aan regels te binden gepaard gaat met een aanbod om ontwikkelingslanden te steunen bij het naleven van deze regels. Alleen dan kan vrijhandel eerlijke handel worden.

Geschreven met Kees Vendrik, Tweede Kamerlid voor GroenLinks