Gisteren vond in Brussel de jaarlijkse voorjaarstop plaats. De strijd tegen het internationale terrorisme overschaduwde het eigenlijke hoofdthema: het sociaal-economisch beleid van de EU. Maar werk en welzijn zijn voor de meeste Europeanen nog steeds de basis voor vertrouwen in de Europese Unie. Het is daarom tijd voor een nieuw Europees sociaal akkoord.

De jaarlijks terugkerende voorjaarsbijeenkomst van Europese regeringsleiders zou sinds de EU-top in Lissabon, voorjaar 2000, in het teken staan van werkgelegenheid, economische groei en duurzame ontwikkeling. Maar vorig jaar beheerste de oorlog in Irak de voorjaarstop en dit jaar was het de strijd tegen terrorisme. De zorgwekkende sociaal economische situatie waarin de EU verkeert, verdient echter alle aandacht. Werkgelegenheid verdwijnt naar lage-lonen landen en sociale dumpingpraktijken steken de kop op.

In Lissabon werd vier jaar geleden een ambitieuze agenda voor economische groei opgesteld. Europa moest de internationale concurrenten voorbijstreven en zich voorbereiden op de vergrijzing. Europese landen zouden samen werken aan grotere arbeidsparticipatie, meer banen, beter werk en minder armoede. En de interne markt zou worden afgerond, om alle vruchten van concurrentie en vrije handel te kunnen plukken. Publieke diensten zoals elektriciteitsvoorziening, openbaar vervoer, en de post moesten volledig worden blootgesteld aan concurrentie. Lagere prijzen, meer keuze en betere kwaliteit zou het resultaat zijn. En meer werkgelegenheid. Een laatste, niet onbelangrijke afspraak was dat de lidstaten meer zouden investeren in onderzoek en ontwikkeling om de innovatiekracht te bevorderen.

De balans vier jaar na Lissabon is teleurstellend. Daar is iedereen het over eens. Met het verdampen van de hoogconjunctuur klonken de gestelde ambities steeds holler naast de sombere realiteit. Maar in plaats van de Lissabon agenda terzijde te schuiven en gezamenlijk een actieplan voor stimulering van economische groei op korte termijn te maken, houden regeringsleiders krampachtig vast aan de gestelde doelen. De topontmoeting van gisteren bracht wederom geen nieuwe inzichten maar enkel de herbevestiging van de ondertussen zo bekende conclusies: de gestelde doelen zijn nog ver weg dus er moet harder gewerkt worden. De woorden zijn steeds hetzelfde, de voorgestelde aanpak ook. Waarom zou het nu wel werken?

Onder druk van de tegenvallende economie werd hervorming van arbeidsmarkt tot afbraak van verworven rechten. De op zich noodzakelijke flexibilisering vond plaats, maar nieuwe vormen van zekerheid bleven uit. In verschillende landen werd het ontslagrecht vereenvoudigd. Maar de Europese richtlijn voor uitzendwerk, bij uitstek een instrument dat voor de hele EU een goede combinatie van flexibele arbeid én zekerheid zou bieden, werd door een aantal lidstaten kwalijk geblokkeerd.

Ook van armoedebestrijding kwam weinig terecht. In plaats van een stevige inzet op het voorkomen van sociale uitsluiting werd de druk op werklozen vergroot. De beste sociale zekerheid is een baan luidt het adagium van de conservatief-liberale politici. Zei wijzen daarbij naar de Verenigde Staten. Maar in de VS ontdekt men momenteel een nieuw fenomeen: economische groei zonder extra banen. Baanloze groei.

De liberalisering van publieke diensten heeft evenmin tot het gewenste resultaat geleid. Ontevredenheid over verdwenen postkantoren, uitvallende treinen en opgeheven busverbindingen is de oogst van de door Brussel afgedwongen liberalisering. Daarmee maakt Europa bij haar burgers een slechte beurt.

Wat betreft de verwezenlijking van de ambities voor onderzoek en innovatie laat vooral het bedrijfsleven het afweten. Bedrijven wijzen bezorgd op de lage uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling in Europa, maar kijken vervolgens afwachtend naar de overheid. Ook de voorzitter van de Nederlandse werkgeversorganisatie VNO-NCW durfde onlangs op een bijeenkomst over de Lissabon-strategie niet in te gaan op de uitdaging van Doekle Terpstra van werknemersorganisatie CNV, om zich in te committeren aan het gestelde doel voor investering in onderzoek en ontwikkeling. In Lissabon was dit doel op 3% van het bruto nationaal product gesteld.

Wat Europa nu nodig heeft is een stevige voorjaarsschoonmaak. De 10 jaaragenda van Lissabon hoeft niet compleet te verdwijnen, maar moet wel aangevuld worden met een korte-termijn agenda die recht doet aan de huidige sociaal-economische situatie. De ingrediënten voor die agenda zijn kant-en-klaar voor handen in tal van rapporten die de afgelopen tijd zijn verschenen. Zo biedt het rapport van de werkgroep onder leiding van onze oud-Premier Wim Kok tal van concrete aanbevelingen aan de lidstaten. Naar beproefd recept van Kok heette het rapport ´jobs, jobs, jobs´. De problemen in Europa lossen niet op door het instellen van een Europese supercommissaris voor economie of concurrentie. Wel door het bieden van een goede combinatie van werk en zekerheid, het opheffen van de armoedeval en het toegankelijk maken van werk door het bieden van scholing, kinderopvang en investering in extra banen. Om de broodnodige financiële ruimte te scheppen voor een effectieve groei-agenda, is aanpak van het zo verguisde stabiliteitspact nodig. In een belangwekkend rapport voor de Europese Commissie signaleerde ook de Brusselse econoom Sapir dat het pact een nieuwe mix van flexibiliteit en strengheid nodig heeft.

Kortom, Europa is hard toe aan een nieuw sociaal voorjaarsakkoord. Een akkoord waarmee de Europese leiders zich bewust tonen dat werk en welzijn essentieel zijn voor vertrouwen in de Europese Unie. Aan de vooravond van de uitbreiding van de EU in mei en de Europese verkiezingen in juni is het van groot belang dat de regeringsleiders geloofwaardige afspraken maken. Europa nu behoefte aan een realistische aanpak die leidt tot meer banen en herstel van de economie.

Theo Bouwman, lid van het Europees Parlement voor GroenLinks, tevens voorzitter van de commissie werkgelegenheid en sociale zaken van het EP.