Europa moet veel hechter samenwerken op het gebied van veiligheid, conflictpreventie en defensie. Zo zou een soort EU-interventiemacht het buitenlands EU-beleid geloofwaardiger en effectiever maken. GroenLinks-europarlementariër Joost Lagendijk is hierover - mits er democratische controle is - gematigd positief, zo bleek woensdag 9 april tijdens het debat.

bijdrage debatSamenwerking
Als Europa enige invloed wil hebben op wat er in de wereld gebeurt, moet het - naast een gemeenschappelijk buitenlands beleid - een gemeenschappelijk veiligheidsbeleid nastreven, vindt Lagendijk. De Groene fractie in het Europees Parlement, waar GroenLinks deel van uitmaakt, is dan ook voorstander van een vergaande Europese samenwerking op het gebied van veiligheid en defensie. "De EU-vredesmacht in Macedonië maakt duidelijk wat ons leidend beginsel moet zijn: voorkomen is beter dan genezen. Maar in noodgevallen moeten we snel kunnen ingrijpen," aldus Lagendijk.

Democratische controle
De belangrijkste voorwaarde die de Groenen stellen aan een Europees defensiebeleid met een eigen interventiemacht is heldere democratische controle. "De nationale parlementen blijven natuurlijk beslissen over de uiteindelijke deelname van manschappen uit de betreffende landen aan operaties. Maar als de regeringsleiders gaan beslissen waar en wanneer ingrijpen noodzakelijk is, moet het Europees Parlement als enig gekozen EU-orgaan daar medezeggenschap over krijgen," benadrukt Lagendijk.

Efficiënt
Momenteel hebben alle landen zelf een compleet scala aan militaire middelen. Het Europees Parlement pleitte tijdens het debat voor een vergaande integratie en specialisatie van de legercapaciteiten van de verschillende EU-lidstaten. Efficiëntie zou niet alleen de slagvaardigheid verbeteren, maar ook nog eens kostenbesparend zijn. Lagendijk: "Meer en beter met hetzelfde geld, dat is goed mogelijk als we intelligent omgaan met onze middelen."

Debat
Voordat er gesproken kan worden over concrete plannen voor een EU-interventiemacht, gezamenlijke terrorismebestrijding of verplichte wederzijdse bijstand, moet er een duidelijk strategisch concept zijn, vindt Lagendijk. "De gebeurtenissen van de laatste weken laten zien dat we het nog niet eens zijn over wanneer ingrijpen noodzakelijk is. Daarover moeten we dus eerst een eerlijk en diepgaand debat voeren."

Donderdag 10 april stemde het Europees Parlement in met een aanbeveling van consultatieplicht van het Europees Parlement bij het sturen van een interventiemacht.

Bijdrage van Joost Lagendijk (Verts/ALE) tijdens het debat over een Europese veiligheids- en defensiestructuur woensdag 9 april in het Europees Parlement

Voorzitter, laat ik beginnen met collega Morillon te complimenteren met het feit dat hij al in het begin van zijn verslag heeft aangegeven wat eigenlijk het leidende beginsel van het Europees buitenlands en veiligheidsbeleid zou moeten zijn. Al in zijn overwegingen zegt hij - in mijn ogen volstrekt terecht - dat het leidende beginsel crisispreventie zou moeten zijn. Alleen in noodgevallen, alleen in crisissituaties moet ook de Europese Unie de beschikking hebben over militaire middelen. Dat is precies de volgorde die mijn fractie ondersteunt en dat is ook de reden waarom wij bijvoorbeeld het optreden van de Europese Unie in Macedonië en Bosnië steunen. Dat geeft aan dat de Europese Unie - eindelijk zou ik zeggen - de beschikking heeft over bijna het laatste middel in het hele spectrum van middelen als het gaat om het buitenlands en veiligheidsbeleid. Naast diplomatie, naast economische middelen nu ook militaire middelen, maar wel graag in die volgorde.

Twee onderdelen uit het verslag wil ik belichten. Ten eerste heeft de generaal - terecht in mijn ogen - via een amendement voorgesteld om één punt nog sterker te maken dan dat wat al in zijn verslag staat, te weten dat we een strategisch concept nodig hebben. Wat willen we nu precies met het Europees veiligheidsbeleid? Waar willen we optreden? Wat hebben we precies daarvoor nodig? Wanneer willen we dat doen? Dat lijkt me heel erg goed. Ik ben er ook hartstikke voor om de Petersbergtaken - dus de officiële omschrijving van ons strategische concept dat in mijn ogen veel en veel te beperkt is - te herzien. Dan ben ik er wel voor om dat eerst te doen en pas daarna te gaan discussiëren over bijvoorbeeld in mijn ogen een aantal losse flodders in het verslag van de heer Morillon, namelijk de territoriale verdediging. Moeten we die nu opeens toevoegen aan de taken van de Europese Unie? Moeten we artikel 5 uit het WEU-Verdrag overnemen? Wat mij betreft komt die beslissing te vroeg. Eerst houden we ons bezig met het strategische concept, dan kijken wat we willen met die Europese middelen. Wat mij betreft is het nu ook te vroeg om te zeggen dat wij in 2009 een soort Kosovo-achtige taak op ons moeten kunnen nemen. Eerst maar eens het strategische concept bekijken en dan dat soort concrete taken op ons nemen.

Ten tweede, ook een goed punt uit het verslag betreft het misverstand dat vaak heerst als wij zeggen - toch ook een beetje in de bijdragen van de heer Patten en de heer Watson - dat er te weinig geld zou zijn om te doen wat wij zouden willen. Het probleem is niet, collega's, dat er te weinig geld is. Het probleem is dat we het niet genoeg en niet efficiënt genoeg besteden en dat we in het verleden te weinig gedaan hebben aan taakspecialisatie. Daar wringt de schoen! Laten we daar nou heel helder over zijn. Ik ben blij dat dat ook in het verslag van de heer Morillon heel helder staat. Als we het hebben over geld, dan ben ik ervoor - gelukkig ook de rapporteur - om stapje voor stapje de financiële middelen over te hevelen van in mijn ogen volstrekt ondoorzichtige ad hoc-begrotingen tussen lidstaten die volstrekt niet democratisch gecontroleerd kunnen worden, naar de begroting van de Europese Unie. Daar is veel voor te zeggen, al was het maar dat daardoor ook het Europees Parlement uiteindelijk greep krijgt op het Europees veiligheidsbeleid, omdat het geld dat eraan besteed wordt op onze begroting staat.

En dan kom ik tenslotte, Voorzitter, bij mijn grote angst. We kunnen het in dit Parlement waarschijnlijk nog wel eens worden, ook met de Raad, over het verhogen van de effectiviteit. We moeten sneller en beter kunnen optreden. Akkoord, collega's, maar dan graag op basis van een duidelijk strategisch plan. Maar ik ben bang dat er ontbreekt wat er zeker bij hoort, namelijk democratische controle. We kunnen niet doorgaan met het verhogen van de effectiviteit, het verbeteren van onze mogelijkheden zonder dat duidelijk is waar de democratische controle op dit veiligheidsbeleid plaatsvindt. Als wij ervoor zijn - en ik denk dat de meerderheid van het Parlement ervoor is om bij meerderheid te gaan beslissen, ook over het veiligheidsbeleid - dan kan het niet zo zijn dat het Europees Parlement buiten spel gezet wordt als het gaat om de democratische controle. We hebben effectiviteit nodig, maar graag samen met democratische controle, en uiteindelijk zal die hier in deze zaal moeten plaatsvinden.