Neem bijvoorbeeld schoenpoetsers, glazenwassers, chauffeurs, maar ook free-lance journalisten, adviseurs en ander los werkvolk. Ze zijn er al heel lang en op zich is er met hen niets mis. Ze zorgen voor hun eigen boterham, bedienen meerdere klanten en mogen zo lang werken als ze willen. Desnoods tot ze erbij neervallen. Sommigen verdienen heel veel, anderen heel weinig. Ook de laatste categorie blijft toch vaak liever zelfstandig want… eigen baas.

Het meest opvallende aan de ZZP'ers is dat hun aantal sterk groeit. In het vervoer, in de bouw, in de gezondheidszorg, in de advisering enzovoorts. Het wegvervoer is al langer een sector waarin, naast enkele grote transportbedrijven, vele kleine zelfstandigen rondrijden. Maar in het afgelopen decennium heeft de transformatie van chauffeurs in loondienst tot ZZP'ers een hoge vlucht genomen. Dezelfde ontwikkeling doet zich voor in de bouw en op scheepswerven.

Op zich is hier ook weer niks mis mee. Behalve wanneer de zelfstandige in feite maar één klant heeft. Bijvoorbeeld de ex-werkgever. In dat geval wordt een werknemer, met allerlei sociale rechten, tot een schijn-zelfstandige gemaakt, met veel minder rechten. Zulke schijn-zelfstandigen bedreigen de sociale positie van werknemers. Immers: voor werknemers zijn lonen en werktijden vastgelegd. Zelfstandigen kunnen langer werken en de prijs van hun diensten (tijdelijk) drukken. Oneerlijke concurrentie, die dubbel oneerlijk kan worden als het gaat om grensoverschrijdende dienstverlening. Vandaar dat het Europees Parlement schijn-zelfstandigen gelijk wil gaan behandelen als werknemers.

In sommige gevallen vindt het EP het nodig om ook normale ZZP'ers tegen zichzelf en hun opdrachtgevers in bescherming te nemen. De eerste confrontatie tussen het EP en zijn medewetgever, de Raad van Ministers, gaat over de werktijden van chauffeurs. Het EP wil dat de richtlijn, die onder meer een maximale werkweek afkondigt van gemiddeld 48 uur per week, behalve voor chauffeurs in dienstverband ook gaat gelden voor zelfstandige chauffeurs. De Raad wil zelfstandigen buiten de richtlijn houden. De Europese Commissie steunt inmiddels enkele verlangens van het EP. Bijvoorbeeld de eis tot nadere omschrijving van het begrip zelfstandige chauffeur. Maar het amendement van het EP om zelfstandige chauffeurs binnen het bereik van de richtlijn te brengen wijst de Commissie af.

Dat betekent dat de Raad het amendement alleen kan aannemen als alle vijftien lidstaten het steunen. Dat is hoogst onwaarschijnlijk, dus een 'verzoeningsprocedure' tussen Raad en EP ligt in het verschiet. Ik ben benieuwd hoe de rapporteur van het EP, de Britse sociaal-democraat Hughes, het ervan af gaat brengen in de onderhandelingen met de Raad. Ondergetekende heeft de eer een tweede gevecht op dit terrein te mogen leiden, als rapporteur voor de richtlijn over 'insolventie'.

Deze richtlijn regelt dat werknemers van een bedrijf dat niet meer 'solvabel' is - op zwart zaad zit, dus - via een fonds toch een deel van hun beloning krijgen. Een wetsvoorstel van de Europese Commissie breidt deze vorm van sociale bescherming al uit naar part-timers, werknemers met een contract van beperkte duur en uitzendkrachten. Dat is een goed begin. Mijn parlementaire reactie op het voorstel gaat nog een paar stapjes verder.

Ten eerste wil ik ook de schijnzelfstandigen een plaats in de richtlijn geven. Ten tweede introduceer ik een definitie voor het begrip werknemer en een opsomming van wat onder onbetaald loon moet worden verstaan. Dit voorstel is in de commissie Sociale Zaken van het EP goed ontvangen. Collega's stelden voor ook het begrip arbeidsrelatie verder uit te werken. Voor de gedachte dat we van uiteenlopende - of ontbrekende - nationale definities de stap moeten zetten naar Europese definities, is dus steun in het EP. Nu maar eens gaan zien of ook de Raad van Ministers te overtuigen valt.

Theo Bouwman, lid van het Europees Parlement voor GroenLinks