Het streven om de rechten van verdachten binnen de Europese Unie beter te beschermen dreigt in zijn tegendeel te verkeren: meer rechtsonzekerheid. Minister Hirsch Ballin moet voorkomen dat de Europese mensenrechtenstandaard ondermijnd wordt, vindt Kathalijne Buitenweg.

Welke rechten heb je als je in een buitenlandse cel belandt? Mag je bellen met je familie? Kun je de hulp van een advocaat inroepen? Van een tolk?

Veel Nederlanders zullen van deze vraag niet wakker liggen. ‘Mij overkomt dat niet’, denken ze. Ze zien zichzelf als wetsgetrouwe burgers. Toch worden elk jaar duizenden Nederlanders gearresteerd in het buitenland. Omdat hun schuld aan een verkeersongeval wordt verweten, omdat ze drugs hebben gekocht in de disco of omdat ze betrokken zijn geraakt bij een vechtpartij of erger. Het kan ook keurige toeristen overkomen.

Binnen Europa kun je als verdachte van een misdrijf aanspraak maken op de rechten uit het Europees Verdrag over de Rechten van de Mens (EVRM). Maar de bepalingen uit dat verdrag worden door de Europese landen op zeer uiteenlopende wijze toegepast. Zo moest een Nederlander die in Portugal terechtstond voor moord, zich tijdens zijn verhoor zien te redden zonder tolk.

Op initiatief van GroenLinks vroeg het Europees Parlement al in 2001 om een aanpak van deze misstanden. Daarop stelde de Europese Commissie voor om een aantal minimumnormen voor de strafrechtprocedure in EU-verband vast te leggen. Dit ‘kaderbesluit’ moest niet alleen een fatsoenlijke behandeling van verdachten bevorderen, maar ook de Europese samenwerking bij de bestrijding van misdaad vergemakkelijken. Ondanks de inwerkingtreding van het Europees arrestatiebevel gebeurt het nog regelmatig dat rechters weigeren om een verdachte uit te leveren aan een ander EU-land, omdat zij onvoldoende vertrouwen hebben dat diens rechten daar worden beschermd. Meer rechtszekerheid voor verdachten verzwakt de Europese misdaadbestrijding niet, maar versterkt deze.

Het kaderbesluit kan pas van kracht worden als het is goedgekeurd door de ministers van justitie van alle EU-landen. Die onderhandelen er al jaren over. Vandaag bespreken zij een compromistekst. Dat geheime document laat van de oorspronkelijke doelstelling – meer rechtszekerheid – weinig over. Belangrijke rechten als bijstand van een advocaat en vertaling van processtukken worden nog wel vermeld, maar de lidstaten mogen aan deze rechten voorbijgaan 'in the interest of justice'. Een joekel van een uitzonderingsclausule. Zo wordt het kaderbesluit een vrijbrief voor rechteloosheid.

De Nederlandse minister Hirsch Ballin benadrukt dat het kaderbesluit EVRM-proof moet zijn. Welnu, tegen de uitzonderingsclausule is onlangs protest aangetekend door de hoeder van dat verdrag, de Raad van Europa. Deze pan-Europese organisatie voor mensenrechten en democratie constateert dat het voorgestelde compromis strijdig is met het EVRM. Ook de Europese Commissie dreigt haar steun aan het uitgeklede kaderbesluit in te trekken. Alleen al het EU-Grondrechtenhandvest noopt haar daartoe.

“Een slecht functionerend Europa vergroot de onzekerheid bij veel burgers”, zo schreef de regering onlangs aan de Kamer. Het kaderbesluit in zijn huidige vorm is er een schoolvoorbeeld van. Niet door toedoen van ‘Brussel’, maar van nationale ministers. Ik roep Hirsch Ballin op om niet akkoord gaan met een kaderbesluit dat een loopje neemt met onze grondrechten.