De relatie tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie is het afgelopen jaar drastisch veranderd. GroenLinks-europarlementariër Joost Lagendijk benadrukt dat de EU met zelfvertrouwen naar buiten moet treden, zonder zich superieur op te stellen. “Natuurlijk, er zijn gemeenschappelijke waarden, wortels en doelen tussen de EU en de VS, maar er is ook een verschil van inzicht over hoe die doelen het best bereikt kunnen worden.” Het Europees Parlement discussieerde woensdag 15 mei over de transatlantische betrekkingen.

Bijdrage Joost Lagendijk tijdens dit debat op 15 mei 2002:

“Voorzitter, de relatie tussen de Verenigde Staten en de EU is niet een relatie van gelijken. Dan heb ik het niet over de politieke, de economische of de militaire kracht, maar bedoel ik dat de EU en de Verenigde Staten niet gelijk zijn. Ze hebben niet hetzelfde besef, ze hebben niet dezelfde definitie van veiligheid en van hun rol in de wereld. En, laat ik duidelijk zijn, dat verschil is goed. De wereld heeft geen behoefte aan twee Verenigde Staten, het origineel en een kopie. De Europese Unie verschilt, wijkt af en moet dat ook blijven doen.

Natuurlijk, er zijn gemeenschappelijke waarden en gemeenschappelijke wortels en er zijn gemeenschappelijke doelen, maar er is ook een verschil van inzicht over hoe die doelen het best bereikt kunnen worden. En op dat terrein ontwikkelt zich wel degelijk zoiets als een Europees model. Daarin past, laat ik daar ook duidelijk over zijn, geen besef van morele superioriteit. De EU heeft het niet altijd bij het rechte eind en de Verenigde Staten komen niet altijd met het slechtste antwoord.

Toch doet de EU er goed aan om dat antwoord, dat verschil met zelfvertrouwen en met kracht naar voren te brengen in een discussie, een debat met de Verenigde Staten. Ook omdat de Verenigde Staten geen monolithisch blok is. Er is wel degelijk discussie in de Verenigde Staten, en Europa kan die discussie beïnvloeden.

Wat betekent dat concreet? Dat betekent concreet wat mij betreft drie punten. Eén: de EU moet consequent vasthouden aan multilaterale afspraken op het gebied van veiligheid, op het gebied van milieu, op het gebied van internationaal strafrecht. Dat is iets anders dan multilateralisme à la carte zoals de Verenigde Staten soms tentoonspreiden, bijvoorbeeld als het gaat om hun optreden en hun houding in de NAVO.

Twee: de EU doet er goed aan zijn punten waar het goed in is, waar zij in het verleden succes mee heeft geboekt verder te ontwikkelen. Dat is, ik heb het al vaker gezegd, praten, diplomatie, bemiddelen, conflicten voorkomen en als er conflicten geweest zijn de opbouw ter hand nemen. Dat is geen slap aftreksel, dat is in toenemende mate the real thing in de internationale verhoudingen.

Derde punt: de EU moet beter dan in het verleden in staat zijn de problemen in haar eigen regio op te lossen, desnoods met militaire middelen. Maar dat betekent niet, en dat zeg ik met name tegen de rapporteur, dat de EU meer moet besteden aan defensie, maar dat het efficiënter moet besteden. Mijn vingers jeuken vaak als ik zie welke stomme fouten de Verenigde Staten maken. Bijvoorbeeld in Irak, bijvoorbeeld in Iran. Maar mijn vingers jeuken ook als ik zie dat de EU niet in staat is om met alternatieven te komen. Soms lukt dat wel, bijvoorbeeld op de Balkan. Laten we op dat pad doorgaan, met groeiend zelfvertrouwen, met kritiek als het nodig is op de Verenigde Staten. En, Voorzitter, dan wordt het nog wel wat met de wereld.”