“Pas als het Europees bestuur op orde is, mag Turkije toetreden”, stelt VVD-europarlementariër Jules Maaten (Haagsche Courant, 12 februari). Terecht wijst Maaten op de tekortkomingen in de Europese besluitvorming. Hij heeft gelijk dat de komende uitbreiding de meest ambitieuze is in de geschiedenis van de Europese Unie. Waar Maaten een verband legt tussen de toetredingskansen van Turkije en de achterstallige hervormingen in Brussel valt hij echter ten prooi aan een hele rij misverstanden.

Maaten suggereert ten onrechte dat 'zij daar in Brussel' al besloten hebben dat Turkije volgend jaar mag beginnen met toetredingsonderhandelingen. Volgens de conclusies van de Top van Kopenhagen in december zal de EU eind 2004 bekijken of Turkije voldoende vooruitgang heeft geboekt in de naleving van de mensenrechten en de ontwikkeling van democratie en rechtsstaat om het vaststellen van een datum voor het begin van onderhandelingen te rechtvaardigen. Deze afspraak is tegelijk uitnodiging en deadline: Turkije is welkom als het aan de eisen voldoet. Als de beoordeling negatief uitvalt, slinken zijn kansen tot het minimum. De VVD beslist hier over mee, in het Europees Parlement en de Tweede Kamer. Als Maaten echt gelooft dat het een uitgemaakte zaak is - tegen de wil van de burger in - waarom pleit hij dan niet voor een referendum? Ik zou hem hierin steunen. Zo’n referendum kan het best gehouden worden vóórdat toetredingsonderhandelingen starten. Het is weinig chique om de Turken eerst tien jaar of langer te laten werken aan de overname van tachtigduizend pagina's Europese wetgeving, om hen vervolgens vlak voor toetreding de deur te wijzen.

Deze tactiek had de VVD vorig jaar graag toegepast toen het om de laatste stappen naar toetreding van Polen, Slowakije en acht andere Oost- en Zuideuropese landen ging. Het "circus van de toetreding" beviel Maaten niet. Kennelijk heeft mijn collega nooit de try-outs bijgewoond. Het Europees Parlement heeft sinds 1999 elk jaar de voortgang van de kandidaat-lidstaten beoordeeld. Zelfs Polen scoorde steeds per saldo positief, ook al werd elk rapport vergezeld door een nieuw huiswerklijstje. Warschau’s rapportcijfer in 2002 was allesbehalve schitterend, maar het besluit om Polen toch toe te laten kan zeker niet overhaast genoemd worden.

Het tweede misverstand betreft de geografische grenzen van de EU. Tussen de regels door laat Maaten weten dat Turkije eigenlijk al blij moet zijn met de gulheid van de EU - het land ligt immers voor een groot deel in Azië. De EU heeft de stap over de Bosporus echter zelf gezet toen het in 1964 een associatieverdrag met Turkije sloot - een verdrag dat expliciet uitzicht biedt op lidmaatschap. Maaten sluit Turkije ook niet principieel uit, maar benadrukt dat de EU er nog niet rijp voor is.

Met haar aanbod van lidmaatschap aan Turkije, dat in 1999 en 2002 nog eens is bevestigd, heeft de EU echter ook de verplichting op zich genomen om zich zo te organiseren dat zij Turkije over tien jaar kan opnemen zonder verlamd te raken. Met de door Maaten bepleite kleine stappen komen we er niet. Om Europa democratischer te maken is ambitie nodig: het vetorecht moet worden vervangen door meerderheidsbesluitvorming, het Europees Parlement en de Europese Commissie moeten meer zeggenschap krijgen om de macht van de grote lidstaten te temmen en de Europese burger moet, via verkiezingen en referenda, een zelfstandige legitimatie verschaffen aan de EU-instellingen. Een EU die over enkele jaren 500 miljoen burgers zal tellen hoeft zich dan niet te verslikken in 70 miljoen Turken.

De grootste drempel voor toetreding van Turkije is echter de spanning tussen zijn dominante ideologie – het kemalisme – en de Europese verwachtingen. Het leger geldt in Turkije als een belangrijke politieke speler. Alle belangrijke politieke beslissingen dienen door militairen te worden goedgekeurd. En zelfs voor vertoning van een film met Koerdische tekstfragmenten is toestemming nodig van een generaal.
De EU heeft deze politieke rol van het leger altijd afgekeurd. Zij is er echter nog niet in geslaagd duidelijk te maken wat er precies in de praktijk moet veranderen. Daarom heb ik er bij de Europese Commissie op aangedrongen dat zij een concrete lijst van maatregelen opstelt die zij uiterlijk 2004 van Turkije verwacht. Het Westen is immers in het verleden, door zijn steun aan een stabiel, maar repressief bewind in Ankara, niet erg duidelijk geweest over wat 'westerse waarden’ betekenen.

Tenslotte werpt Maaten terecht de vraag op of voldoen aan politieke en economische criteria de enige graadmeter is voor lidmaatschap. Wat mij betreft wel de belangrijkste. Maar er zijn meer redenen om Turkije uitzicht te geven op EU-lidmaatschap. Een geïsoleerd, nationalistisch Turkije is niet goed voor de stabiliteit in deze gevoelige regio. Als de EU Turkije een eerlijke kans geeft, onderstreept zij dat het land niet is uitgeleverd aan de Verenigde Staten, de bondgenoot die Ankara nu dwingt tot medewerking aan een oorlog die vrijwel geen Turk wil. De toekomst van Turkije is nog lang niet beslist.