Nederland is de grootste netto-betaler aan de Europese Unie. De Nederlandse regering laat geen gelegenheid voorbij gaan om te wijzen op de wanverhouding tussen haar contributie aan de EU en de Nederlandse ontvangsten uit Brussel.

De cijfers worden vertekend doordat de regering de aanzienlijke douaneheffingen die zij voor de EU incasseert op importproducten die via Nederland op de Europese markt komen meetelt bij de nationale contributie (het ‘Rotterdam-effect’).

Ook wordt nogal eens vergeten dat de opbrengst van de Europese integratie uit meer bestaat dan subsidiestromen. Vrede en stabiliteit zijn moeilijk te becijferen baten. Nederland profiteert bovendien buitenproportioneel van de interne markt. Als exportland heeft ons land baat bij de uitbreiding van de EU. De Nederlandse uitvoer naar de landen die per 1 mei lid worden stijgt fors.

Het is dus logisch dat ons land nettobetaler is aan de EU. Daarmee is niet gezegd dat Nederland niets te klagen heeft. Als afdrachten en inkomsten worden verrekend blijkt dat de Nederlandse burger netto 182 euro per jaar aan Brussel bijdraagt, terwijl bijvoorbeeld een Duitser netto 73 euro betaalt. Dat is inderdaad een scheve verhouding.

Sinds kort toont de Europese Commissie begrip voor de Nederlandse klacht. De groene eurocommissaris voor begrotingszaken, Michaele Schreyer, heeft haar collega-commissarissen gewonnen voor invoering van een nettobegrenzer. Via een dergelijk mechanisme krijgen EU-lidstaten automatisch een contributiekorting als hun nettobijdrage een bepaald percentage van het bruto nationaal inkomen overschrijdt.

De Nederlandse regering is in haar nopjes met dit voorstel. Dat is terecht, maar het is goed om ook de nadelen van een nettobegrenzer in kaart te brengen. Als behalve de Nederlandse contributie ook die van andere rijke lidstaten, zoals Duitsland, begrensd wordt, betalen armere lidstaten het gelag. Hun contributie zal stijgen, want het geld op de Europese begroting moet ergens vandaan komen.

Het risico bestaat dat nieuwe EU-lidstaten al kort na toetreding tot de nettobetalers gaan behoren, ondanks hun forse welvaartsachterstand. Dat doet het vertrouwen in de EU in die landen geen goed. Door de opschorting van hun recht om in de oude EU-landen werk te zoeken voelen de nieuwe Europeanen zich toch al behandeld als zwervers op een galabal. Een dreigend nettobetalerschap zal hun regeringen ertoe aanzetten om, à la Nederland nu, zoveel mogelijk geld ‘terug te halen’ uit Brussel, ongeacht of de subsidies zinnig besteed kunnen worden.

Zolang de kosten van de EU wordt omgeslagen over nationale regeringen, zullen nationale rekensommen de Europese begrotingsprioriteiten bepalen, en niet de vraag hoe burgers waar voor hun geld te geven. Daarom verdient, naast de nettobegrenzer, nog een ander idee van Schreyer serieuze aandacht. De begrotingscommissaris komt in juli met een voorstel voor Europese belastingheffing. Zo’n eurotax verschaft de EU eigen inkomsten, die niet gebaseerd zijn op een verdeelsleutel tussen lidstaten. Zo kan de Europese begroting uit de verlammende greep van het geld terug-denken raken.

De EU slaat zelfs twee vliegen in één klap, wanneer zij de grondslag voor belastingheffing zo kiest dat Europese beleidsdoelen worden ondersteund. Een Europese belasting op bedrijfswinsten, bijvoorbeeld, bevordert een eerlijker verdeling van de lastendruk tussen de productiefactoren kapitaal en arbeid. Op dit moment belasten de lidstaten arbeid, de minst mobiele productiefactor, het zwaarst, omdat zij vrezen dat kapitaal over de grens verdwijnt wanneer zij het bedrijven niet fiscaal naar de zin maken. Een Europese vennootschapsbelasting corrigeert de belastingwedloop op de interne markt.

Ook milieuheffingen lenen zich voor een Europese aanpak. Milieuproblemen zijn grensoverschrijdend. Het terugdringen van kooldioxide-uitstoot, het bevorderen van energiebesparing en duurzame energiebronnen zijn bij uitstek Europese uitdagingen. De EU dreigt de kooldioxide-reductiedoelstelling waarvoor zij in Kyoto getekend heeft te missen. Waarom niet de stap gezet naar een echte Europese ecotax?

Bij invoering van Europese belastingen kan de EU-contributie uit de nationale schatkisten dalen. Dat geld kunnen de lidstaten teruggeven aan de burgers, bijvoorbeeld door arbeid minder te belasten. Daarmee worden banen geschapen. Ook de politieke winst is aanzienlijk. Met fiscale instrumenten kan de EU haar beleidsprioriteiten meer kracht bijzetten. En op langere termijn kan het Europees Parlement worden verlost uit de schizofrene situatie waarin het – binnen zekere grenzen - wel het laatste woord heeft over de uitgaven van de EU, maar niets te zeggen heeft over de inkomsten.

Deze schizofrenie valt natuurlijk ook op te heffen door het EP zijn zeggenschap over de uitgaven te ontnemen. Dat heeft de Nederlandse regering voorgesteld in de onderhandelingen over de Europese Grondwet, en het voorstel is nota bene niet eens kansloos. Maar een Grondwet waarin een zo fundamentele parlementaire bevoegdheid als het begrotingsrecht ontbreekt is de naam Grondwet niet waard. De belofte dat de Grondwet de EU democratischer zal maken, verkeert zo in haar tegendeel.

Het gevolg is dat niemand politieke verantwoordelijkheid neemt voor de contributie aan en de ontvangsten uit het anonieme ‘Brussel’. Maak europarlementariërs medeverantwoordelijk voor Europese belastingen, dan kunnen zij er ook op afgerekend worden.

Kathalijne Buitenweg is lijsttrekker voor GroenLinks bij de Europese verkiezingen.