De Nederlandse euthanasiewet veroorzaakte begin dit jaar in het Europees Parlement een stormachtig debat met een kakofonie aan steunbetuigingen en verwijten. Zelfs sommigen van de anders zo progressieve Duitse Grünen sprongen op de rem. Nu de wind is gaan liggen, een interview met een Duitse en een Nederlandse groene Europarlementariër.

Afgelopen voorjaar werd de euthanasiewetgeving goedgekeurd door de Eerste Kamer en was de Nederlandse wet een feit. Nederland is daarmee een pionier. De Belgische Senaat heeft op 26 oktober 2001 ingestemd met een voorstel voor een euthanasiewet die min of meer vergelijkbaar is met de Nederlandse. Het Belgische Parlement moet nog over dit voorstel stemmen. Geen van de andere lidstaten van de EU, noch enig ander land ter wereld heeft wettelijke richtlijnen voor actieve euthanasie. Wel komt in diverse landen een debat over dit heikele onderwerp op gang.

Gehaast, eenzijdig, en onverantwoord was de discussie over euthanasie in het Europees Parlement, volgens GroenLinks Europarlementariër Kathalijne Buitenweg. Het irriteerde haar dat het debat, dat overigens geen officiële status had maar wel veel commotie teweegbracht, met weinig respect voor elkaars standpunten gevoerd werd. De argumentatie was vaak irrationeel en geruchten werden als feiten gebracht. Zo kreeg de pers van een Duitse Groene Europarlementariër het verhaal te horen, dat een Nederlandse verpleeghuisarts een bewoonster tot euthanasie had gedwongen, zodat haar bed vrijkwam voor een andere patiënt.

Ondanks dat het nationale wetgeving betreft, vindt Buitenweg een debat over bijvoorbeeld euthanasie in het Europees Parlement een goede zaak. “De Europese Unie is inmiddels ook een waardengemeenschap. Het is goed dat het Europees Parlement als platform voor discussie dient. Ontwikkelingen in andere lidstaten wil ik ook graag in het Europees Parlement aan de kaak kunnen stellen.”

Heide Rühle, in het Europarlement de delegatieleider van de Duitse Grünen, sluit zich bij Buitenweg aan. Ook zij vindt dat het Europees Parlement in principe over alles kan spreken, maar dan weloverwogen, zeker bij een heikel onderwerp als euthanasie. Daarvan was nu geen sprake. In plaats van een debat te voeren, werd er geshockeerd en met geruchten gestrooid over verkeerde euthanasiepraktijken in Nederland. De Duitse Christen-democraten speelden hierbij de hoofdrol, maar zoals gezegd deed ook een enkele Duitse Groene daaraan mee. Op dat moment waren er verkiezingen in een aantal Duitse deelstaten. Rühle: “Ik had de grote angst dat het onderwerp misbruikt zou worden voor electorale doeleinden.”

Duits verleden
In Duitsland rust een enorm taboe op euthanasie, ook politici spreken niet over het onderwerp. In het Europees Parlement wordt wel eens gezegd, dat als iets plotseling gevoelig blijkt te liggen bij Duitse parlementariërs, het wel ‘iets met de oorlog’ te maken zal hebben. Bij euthanasie is dat zeker het geval. In de Tweede Wereldoorlog zijn bij ‘de zuivering’ door de nazi’s onder andere geestelijk gehandicapten middels een injectie door artsen vermoord. Het beëindigen van unwertes Leben gebeurde onder de noemer Euthanasie. Vandaar dat dat woord in Duitsland heel gevoelig ligt. Sensatiekranten als Bild en Morgenpost spelen middels geruchten in op deze angst en vergelijken voorstanders van euthanasie met moordenaars.

Een rationeel debat over euthanasie is daarom voorlopig onmogelijk in Duitsland. Volgens Rühle is bij de Duitse politieke partijen alleen binnen de Grünen discussie geweest over het onderwerp. Het ging daarbij voornamelijk over het onder ogen zien van de Duitse geschiedenis. Conclusie was dat er waarborgen moeten komen, om herhaling te voorkomen. Heel belangrijk, maar aan een actueel euthanasiedebat is Duitsland nog niet toe gekomen.

Zodra Rühle het Duitse verleden begint te ontvouwen, blijkt dat er veel meer aan vast zit dan een buitenstaander in eerste instantie zou denken. Het gaat niet alleen om de kale gebeurtenissen van toen, maar ook om de verantwoordelijken, de omstandigheden waarin het heeft kunnen gebeuren en de argwaan ten aanzien van deze structuren.

De Duitse kerk speelt een dubbele rol bij het euthanasievraagstuk. Veel van de verzorgingshuizen voor geestelijk gehandicapten stonden in de nazi-tijd onder toezicht van de kerk of werden gerund door geestelijken. Rühle: “Daardoor raakte de kerk direct betrokken bij het Hitler-fascisme en het vernietigen van deze kwetsbare groepen.” Anderzijds heeft de kerk grote ethische bezwaren tegen euthanasie en stelt zij zich op het standpunt dat alleen God beschikt over het leven. Een Duits euthanasiedebat kan niet plaatsvinden zonder de ingewikkelde dubbelrol van de kerk bespreekbaar te maken.

Artsen
Ook de positie van de Duitse artsen moet bediscussieerd worden. Rühle: “Doktoren hebben vrijwillig aan de euthanasie-praktijken van de nazi’s meegedaan. Artsen waren sterk bij het Hitler-fascisime betrokken. Na de Tweede Wereldoorlog zijn zij niet uit hun functie ontheven, maar bleven op hun posten zitten.” Dat heeft geleid tot een algemeen gevoel van argwaan tegen de medische wereld in Duitsland. Rühle: “Er bestaat nog steeds een wantrouwen tegen artsen. Dat wantrouwen zie je ook bij het debat over orgaantransplantatie. Er gaan altijd geruchten dat artsen financiële belangen zouden hebben en dat zij misbruik maken van de situatie. Een belangrijke vraag is, hoe voorkom je dat artsen teveel macht hebben.”

Buitenweg springt hierop in door te zeggen dat in Nederland juist om die reden onder andere door artsen gepleit is vóór euthanasiewetgeving. Wetgeving biedt artsen houvast bij het bepalen of ze wel of niet op een euthanasieverzoek mogen ingaan. Zoals iedere wet schept ook de Nederlandse euthanasiewet natuurlijk geen honderd procent duidelijkheid, soms laten de criteria in de wet ruimte voor interpretatie. Bijvoorbeeld in gevallen waar het uitzichtloos en ondraaglijk lijden van een patiënt met name psychisch van aard is, waarover nu in Nederland de discussie gaat. Momenteel is het aan de toetsingscommissie om deze gevallen door te verwijzen naar het Openbaar Ministerie om te kijken of aan de criteria is voldaan.

Wetgeving zou artsen inderdaad kunnen helpen, zo meent Rühle, maar zij dringen daar zelf tot dusver niet sterk op aan. “Artsen staan in Duitsland hoog op de maatschappelijke ladder. Door het ontbreken van wetgeving kunnen artsen hun eigen rol definiëren. Daardoor hebben ze meer mogelijkheden, ofwel meer macht,” aldus Rühle. Ze prefereert wetgeving boven de huidige situatie, “want dit is een hulp voor de patiënt en de dokter”. Maar, zo haast ze zich te zeggen: “Je moet je ervan bewust zijn dat dit taboe heel diep zit in Duitsland. Het zal niet makkelijk zijn om een rationeel debat over dit onderwerp in Duitsland te voeren.”

Zorg
Hebben, naast het zelfbeschikkingsrecht en juridisch houvast voor artsen, de vergrijzing en de stijgende kosten van de gezondheidszorg een rol gespeeld bij de totstandkoming van de Nederlandse euthanasiewetgeving? Een pijnlijke, maar wel de belangrijkste vraag die in veel landen wordt gesteld bij het Nederlandse euthanasiebeleid. Ook Rühle worstelt met deze vraag. De verdachtmaking dat euthanasie een verkapte bezuiniging op de gezondheidszorg is, moet ten alle tijde vermeden worden. Daarom moet euthanasiewetgeving, vindt Rühle, hand in hand gaan met een jaarlijks rapport over de status van de gezondheidszorg, waaronder die in verpleeghuizen. Rühle: “Uit onderzoek bleek dat gemiddeld genomen een arts in Duitsland, ik geloof, elf minuten per consult met zijn patiënt praat. Dat is te weinig, dat versterkt het gevoel van wantrouwen. Een dergelijk zorgsysteem mag je dan ook niet nog meer verantwoordelijkheid geven. Daarom moet een eventuele euthanasiewetgeving gekoppeld zijn aan een toetsingssysteem van de zorg.” Zolang de zorg niet grondig onder de loep is genomen, vindt Rühle het te vroeg voor euthanasiewetgeving.

Ook Buitenweg vindt dat voorkomen moet worden dat de zorg verslechtert en het euthanasiebeleid afglijdt. Ze is bereid kanttekeningen bij de gezondheidszorg te zetten, maar ziet op dit moment geen reden een relatie te leggen tussen de kwaliteit van de Nederlandse zorg en de euthanasiepraktijk. “Als je kijkt naar de huidige praktijk, dan denk ik écht dat daar sprake is van verzoeken tot euthanasie die terecht worden ingewilligd. Dat gaat niet om mensen die vereenzaamd achter de geraniums zitten, maar om mensen die écht ziek zijn. Als je daaraan twijfelt, doe je geen recht aan de artsen die daar heel zorgvuldig mee omgaan.”

De Nederlandse wet zegt dat twee artsen moeten toetsen of een euthanasieverzoek aan de criteria voldoet. Zij moeten onder andere nagaan of het een vrijwillig verzoek betreft en of de patiënt ondraaglijk en uitzichtloos lijdt. Inmiddels bestaat er een training die artsen leert ‘nee’ te zeggen tegen de patiënt of familieleden, als niet aan de voorwaarden is voldaan. Volgens Buitenweg is dat een bewijs dat er in Nederland heel serieus met het onderwerp wordt omgesprongen. “De politiek heeft regels gesteld waar artsen zich aan moeten houden. Het is belangrijk dat artsen weten wat wel en niet geoorloofd is en de vaardigheden krijgen daarmee om te gaan.”

Buitenweg is ervan overtuigd dat er altijd terechte verzoeken tot euthanasie zullen zijn. “Dat staat los van de kwaliteit van de zorg. Ook al is die perfect, dan geloof ik niet dat het aantal verzoeken tot nul zal dalen.” Monica Knoche, die voor de Grünen zitting heeft in de Bondsdag, het Duitse parlement, is ervan overtuigd dat als de zorg en met name de terminale zorg goed is, én er is een wettelijke grondslag voor passieve euthanasie, dat actieve euthanasie overbodig is. Rühle: “Daar geloof ik niet in. Ik ben het volkomen eens met Kathalijne dat er altijd terechte verzoeken zullen blijven, los van de palliatieve zorg.”

Zelfmoord
Rühle vertelt het schrijnende verhaal van haar vader, die na een herseninfarct zelfmoord heeft gepleegd. Aanleiding was de dood van zijn zus die na diverse herseninfarcten lichamelijk steeds meer verlamd raakte en uiteindelijk op een manier overleed die voor hem onmenselijk was. Gezien de erfelijkheid van de aandoening was de grootste angst van Rühle’s vader dat hem hetzelfde boven het hoofd hing. Toen hij na zijn eerste herseninfarct weer op de been was, pleegde hij zelfmoord. Rühle: “Ik denk dat veel meer mensen in deze situatie zijn of kunnen komen. Zij zouden ergens om hulp willen vragen, maar er is geen plek waar ze dat kunnen doen.” Aangezien er in Duitsland geen legale weg is om een euthanasieverzoek te doen, leidt dat soms tot het in eigen handen nemen van het lot in een vroeg stadium.

Buitenweg wijst op de verschillen binnen Europa. Alle landen hebben hun eigen specifieke inrichting van de gezondheidszorg. In Frankrijk bijvoorbeeld zijn minder huisartsen en meer specialisten. Daar zal dus niet zo snel als in Nederland sprake zijn van een vertrouwensband tussen arts en patiënt, wat een belangrijk uitgangspunt is van de Nederlandse euthanasiewet. Het is dus niet mogelijk het Nederlandse euthanasiebeleid zomaar te kopiëren. Een uitgebreid nationaal debat met inachtneming van de eigen omstandigheden is noodzakelijk om draagvlak voor een eigen euthanasiebeleid te kunnen ontwikkelen. Rühle: “Als ervaring in Nederland is opgedaan met het euthanasiebeleid, zou er een debat in het Europees Parlement moeten komen. Zo is het ook met abortus gegaan.” Rühle hoopt dat een euthanasiedebat op Europees niveau zal doordruppelen naar een debat op nationaal niveau. Wellicht verloopt de discussie dan rationeler en losser van het Duitse verleden dan tot nu toe het geval is. Wanneer Duitsland daarvoor klaar zal zijn, durft Rühle niet zeggen. “Duitsland heeft nog heel, heel veel tijd nodig.”

Noëlle Beerepoot en Carla Aarsen zijn werkzaam bij de GroenLinks-fractie in het Europees Parlement