Afgelopen zondag was ik aanwezig in het Kosovaarse parlement, dat in een plechtige sessie de voormalig Servische provincie onafhankelijk verklaarde. De onafhankelijkheidsverklaring is het onvermijdelijke sluitstuk van acht jaar van provisorische oplossingen. De ingetogen sfeer in het parlement was veelzeggend. Natuurlijk deelden de Kosovaarse politici de vreugde die op straat zo uitbundig werd geuit. Daar was het alsof het behalen van het wereldkampioenschap voetbal samenviel met Koninginnedag. Ook voor de parlementariërs staat onafhankelijkheid gelijk aan vrijheid na een pijnlijke geschiedenis van onderdrukking (onder Milosevic) en betutteling (onder het VN-bestuur). Maar tegelijkertijd beseffen zij dat met de onafhankelijkheid de zilvervloot niet binnen is gevaren. Met vrijheid komt verantwoordelijkheid: kon de economische stagnatie tot nu toe afgeschoven worden op de onzekere status en het beleid van het VN-bestuur, nu moeten de Kosovaren zelf de problemen aanpakken.

De onafhankelijkheid ligt juridisch gezien moeilijk, maar was praktisch en moreel gezien onvermijdelijk. De VN en de NAVO hebben niet zonder reden de macht in Kosovo overgenomen in 1999. De politiek van etnische zuiveringen van de Servische leider Slobodan Milosevic heeft meer dan tienduizend Kosovaren het leven gekost en honderdduizenden op de vlucht doen slaan. Ook hierna is de Servische regering te weinig gericht geweest op verzoening. Deze gebeurtenissen maakten een vreedzame hereniging van Kosovo (waar Belgrado sinds 1999 weinig meer te zeggen heeft) en Servië een illusie. Een voortzetting van het VN-bestuur, dat steeds meer legitimiteit verloor, was ook moeilijk denkbaar.

Kosovo heeft nog een zware tijd voor de boeg. Terecht hameren veel mensen op de minderheidsrechten voor de Serviërs, maar ook voor de Roma en andere groepen. Confrontaties tussen Albanezen en Serviërs moeten vermeden worden. Om een multi-etnische samenleving in Kosovo te creëren zijn veel inspanning en een lange adem nodig. De economie is minstens zo'n groot probleem. Met een werkloosheid van 44% hangt het succes van de nieuwe staat vooral af van het vermogen om werk en welvaart te scheppen. Hoewel de verantwoordelijkheid bij de Kosovaarse regering ligt, kan Europa daar wel bij helpen.

De opstelling van Servië is, ondanks de uitingen van woede, nog niet duidelijk. Ik ben blij met de oproep uit Belgrado aan Serviërs om in Kosovo te blijven. Kennelijk is ook de Servische regering er van overtuigd dat Kosovo een multi-etnisch gebied moet blijven. Ik begrijp dat Servië voorlopig niet over kan gaan tot erkenning, maar hoop wel dat het niet te veel energie zal verspillen aan het "ongedaan maken" van de onafhankelijkheid. Het volgen van een onrealistische en gevaarlijke nationalistische politieke koers kan schadelijk zijn voor de nieuwe staat en bovendien de verhoudingen tussen Albanezen en Serviërs verder op scherp stellen. Servië heeft echter het meest te verliezen bij het dwarsbomen van Kosovo's toekomst. Het zet de economische en politieke relaties met Europa doelbewust op het spel, maar kan daar zelf het grootste slachtoffer van worden. Hoe sneller Belgrado over haar eigen schaduw heen stapt en een streep zet onder het conflictueuze verleden, hoe beter het Servië zal vergaan.

Hier ligt ook een rol voor de EU. De uitgestoken hand aan Servië moet uitgestoken blijven. De Europese keuze ligt ook voor Servië open. Dat moet duidelijk blijven. De overeenkomst over het soepeler verlenen van visa moet zo snel mogelijk doorgevoerd worden. Dit bevordert de contacten tussen Serviërs en EU-burgers.

Ondertekening van het Stabilisatie en Associatieakkoord hoort ook bij de uitgestoken hand. Serviërs moeten kunnen zien dat Europa het niet bij holle woorden laat. Minister Verhagen blokkeerde totnogtoe de ondertekening van het Associatieakkoord, omdat Servië zich onvoldoende zou inspannen voortvluchtige oorlogsmisdadigers aan het Joegoslavië-tribunaal uit te leveren. Ik ben het met de minister eens dat de Servische samenwerking met het tribunaal verder moet gaan, maar geloof dat de timing van Den Haag verkeerd is. Op de lange weg van Servië richting de EU komen nog vele momenten waarop Nederland zijn veto kan gebruiken. Prioriteit nu is het in gesprek blijven met Belgrado."

Ook Verhagens beslissing om voorlopig te wachten met de erkenning van Kosovo's onafhankelijkheid is ongelukkig. Van tevoren wist Verhagen al welke wettelijke garanties de Kosovaarse regering de minderheden geeft. De onafhankelijkheidsverklaring en de toekomstige grondwet, die de minister voor erkenning wil bestuderen, hebben hun basis in het plan van VN-gezant Ahtisaari, dat Verhagen al in 2007 omarmd heeft. Het uitstel lijkt daarmee vooral een symbolische stap op het verkeerde moment. De "Balkanscepsis" van Verhagen geeft Serviërs en Kosovaren niet de steun die zij nodig hebben. Als Nederland zich werkelijk wil inzetten voor stabiliteit én voor mensenrechten, zal het meer betrokkenheid moeten tonen. Ook Nederland moet de nieuwe staat een kans geven.