Om de Rijn, de Waal en de IJssel in de toekomst meer ruimte te geven en daarmee het overstromingsgevaar te beperken is de Nederlandse overheid van plan diverse uiterwaarden langs deze rivieren te verlagen. Hierbij zullen enorme hoeveelheden grond en bagger vrijkomen. Omdat dit materiaal vaak verontreinigd is moet het worden behandeld als afval.

Schoonmaken zou vanwege de grote hoeveelheid erg duur zou zijn, en daarom ontwikkelt Rijkswaterstaat met enkele provincies plannen om de specie te storten in de diepe zandgaten die in diverse uiterwaarden liggen, onder de noemer 'Actief Bodembeheer Rijntakken'. Belemmerende regels zouden ervoor moeten worden aangepast.

Het meest opmerkelijke onderdeel van de plannen is dat men nieuwe zandputten in de uiterwaarden wil zuigen om vervolgens baggerspecie in te storten. Dit zogenaamde 'omputten' is niet alleen een goedkope manier om van de specie af te komen, maar levert tegelijkertijd het bouwzand op dat diverse provincies van het Rijk moet leveren. Dat laatste komt vooral Gelderland erg goed uit nu de grote weerstand van de bevolking diepe zandwinning binnendijks steeds moeilijker maakt.

Gelderland loopt dan ook voorop en gaat drie pilot-projecten uitvoeren. Ze zal de locaties kiezen uit zeven die zijn aangemerkt als 'kansrijk voor omputten': de Heesseltsche Waarden (gemeente Neerijnen), de Lobberdensche Waard (Rijnwaarden), de Koppenwaard (Angerlo), de Havikerwaard (Rheden), de Dreumelsche Waard (West Maas en Waal), de Ochtense Buitenpolder (Kesteren) en de Oosterhoutse Waarden (Over-Betuwe). Al deze locaties zijn echter natuurgebieden. Vanwege de aanwezigheid van zeldzame broedvogels als de kwartelkoning en van grote aantallen overwinterende ganzen en zwanen maken ze geheel of grotendeels deel uit van speciale beschermingszones, die in 2000 door het Rijk zijn aangewezen op basis van de Natuurbeschermingswet en de Europese Vogelrichtlijn.

Volgens een andere Europese wet, de Habitatrichtlijn, mogen de natuurlijke kenmerken van dergelijke gebieden alleen worden aangetast indien er geen alternatieven zijn én er een groot maatschappelijk belang op het spel staat. Welnu, het lijdt geen twijfel dat diepe zandwinning en het storten van vervuilde specie afbreuk doen aan de natuurlijke kenmerken van de uiterwaarden, en daarmee ook aan het leefgebied van de beschermde vogels. Bovendien zijn er wel degelijk alternatieven voor het dumpen van slib. Zo bestaan er technieken om uit dit slib bouwstoffen te winnen, een goede manier om aan de zandvraag te voldoen. Daarmee wordt recht gedaan aan een belangrijk uitgangspunt van het Nederlands milieubeleid: afvalstoffen dienen zoveel mogelijk te worden hergebruikt.

De Gelderse plannen om in de genoemde natuurgebieden tot 'omputten' over te gaan lijken voornamelijk gebaseerd op het bestuurlijk draagvlak bij de betrokken lokale overheden, het snel bemachtigen van alternatieve winlocaties voor bouwzand teneinde Rijk en zandwinners tevreden te stellen, en het goedkoop kwijtraken van vervuilde specie. Provinciale en nationale regels die het omputten nog belemmeren worden op dit moment aangepast. Met mogelijke onverenigbaarheid met Europese richtlijnen lijkt echter minder rekening te zijn gehouden. Om die reden heeft de GroenLinks-fractie in het Europees Parlement het omputten aangekaart bij het dagelijks bestuur van de Europese Unie, de Europese Commissie.

Wij zijn van mening dat de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn behoren tot de belangrijkste wetgeving die de EU heeft voortgebracht. De afspraak tussen de EU-landen om bedreigde dier- en plantensoorten strikt te beschermen is essentieel voor het behoud van biodiversiteit in Europa. De natuurgebieden die onder de richtlijnen vallen, vormen de bouwstenen voor de toekomstige Europese ecologische hoofdstructuur, die in 2004 moet worden voltooid. Als dat lukt, kan de EU veel scepsis wegnemen bij haar burgers. De vooruitgang van de natuur vormt dan een zichtbaar bewijs dat het in Brussel niet alleen om één markt en één munt gaat, maar ook om de bescherming van mens, dier en milieu.

Zoals bij veel van de 260 Europese milieuwetten, schort het nogal aan de naleving van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarom kent de EU een toezichtmechanisme. De Commissie kan lidstaten tot de orde roepen en in het uiterste geval voor het Europees Hof van Justitie dagen. De Europese rechters kunnen overtreders beboeten, zoals Griekenland al is overkomen. Dit bestuurlijk en rechterlijk toezicht zorgt ervoor dat de lidstaten uiteindelijk hun afspraken wel nakomen. Dat schept onderling vertrouwen. Vertrouwen dat we hard nodig zullen hebben, nu we, met de euro, sterker dan ooit van elkaar afhankelijk zijn in Europa.
Het wordt tijd dat ook de bestuurders in Gelderland zich rekenschap geven van het belang van de Europese wetgeving. Er is de laatste tijd al veel verkeerd gegaan in Gelderland, het overtreden van Europese richtlijnen kunnen we er niet bij hebben.

Patrick Jansen is Statenlid voor GroenLinks in Gelderland
Alexander de Roo is vice-voorzitter van de milieucommissie van het Europees Parlement