Woordvoerder Tof Thissen: "Elk mens functioneert in zijn leven op diverse schalen. De schaal van zijn straat of buurt, waar hij of zij veiligheid en leefbaarheid noodzakelijk acht is een andere dan die van zijn familie of de schaal van zijn werk. De schaal die hij aantreft om kinderen naar de basisschool te brengen, is een andere dan die van de middelbare school. Voor goede gezondheidszorg moet de huisarts het liefst om de hoek zitten, maar kan de tandarts gerust een dorp verderop worden gekozen."

En voor een ingreep naar het ziekenhuis reizen we
naar de stad of zelfs naar de andere kant van het
land voor die ene superspecialist die een nog betere
heup in de aanbieding heeft. Dat is de werkelijkheid
- ik heb overigens wel last van de zon - als het
gaat om schaal. Op verschillende niveaus vinden
burgers wat ze nodig hebben. Als je aan deze
werkelijkheid voorbijgaat, kun je zomaar de
verkeerde vragen stellen.
Het overkomt ons volgens mij allemaal als
wij proberen te definiëren wat de optimale schaal is
voor de publieke dienstverlening daar waar het de
locale overheid betreft. Zoeken wij naar een
blauwdruk die over dit land kan worden uitgerold,
waarbij wij denken de optimale schaal te hebben,
waar burgers in relatie tot hun locale overheid weer
een zinvolle verbinding kunnen maken? Is die
optimale schaal er? Gaan wij dan niet voorbij aan
de wezenlijke vraag wat burgers nodig hebben om
hun ambities te realiseren als ze startende
ondernemer zijn, wat burgers nodig hebben als ze
hun dromen willen verwerkelijken om hun huis te
verbouwen of zich in te zetten in de buurt of om
met anderen als vrijwilliger zorg te organiseren?
Wat hebben burgers nodig om te kunnen worden
wie ze willen en wie ze kunnen zijn? Zijn
gemeenten dan in staat burgers te bieden wat ze
nodig hebben, voor zover het de taken en
verantwoordelijkheden van de gemeenten betreft
en de eigen lokale politieke ambities? Kunnen
gemeenten die diensten garanderen wat betreft
kwaliteit en continuïteit? Met die beginvraag, wat
hebben burgers nodig vanuit de gemeenschappen
waarin ze willen functioneren, is een antwoord over
de beste manier van bestuur en bestuurlijke
verantwoordelijkheid en de beste democratische
setting misschien wel mogelijk. Niet en nooit van
bovenaf, niet en nooit vanuit een blauwdruk. Ook
dat heeft de VNG ervaren bij het congres een
maand geleden, toen men dacht met een resolutie
te komen om Nederland in te delen in 30 regio's die
dan gemeenten genoemd mochten worden.
Is er een optimale schaal, zo vraagt de
fractie van GroenLinks zich af. Wij geven ook het
antwoord: Die is er niet. Ik zie dat de
staatssecretaris het volstrekt met ons eens is op dit
punt. Wat er wel is, is het volgende: Steeds meer
voor mensen ongelooflijk belangrijke taken en
verantwoordelijkheden zijn de afgelopen jaren aan
de gemeenten overgedragen. Dat proces van
decentralisatie is door vrijwel elke politieke partij
onderschreven. We vinden het allemaal belangrijk,
omdat we de gemeenten kenmerken en definiëren
als de meest nabije overheid. Ik weet dat de
mensen in dit huis en daarbuiten altijd spreken over
de eerste overheid, maar ik vind dat altijd een
moeilijke term. Ik heb hierover eerder een debatje
met de heer Engels gevoerd, want ik vraag mij dan
altijd af wie de tweede en derde zijn geworden. De
lokale overheid is de meest nabije overheid voor
essentiële dienstverlening aan burgers, om hun
dromen waar te maken, hun ambities te realiseren
en om lang in de eigen omgeving met eventueel
flankerende zorg hun leven te kunnen leiden.
Echter, aan de decentralisatie van de afgelopen tien
tot twintig jaar, de Wet werk en bijstand, de Wet
maatschappelijk ondersteuning en andere stappen
op het gebied van de modernisering van de AWBZ,
misschien straks ook de jeugdzorg, de Wabo en tal
van zaken die de verantwoordelijkheid van de
gemeenten worden, ontlenen de gemeenten hun
trots, want ze zetten zich ongelooflijk gemotiveerd
in om die waar te maken, en tegelijkertijd ervaren
ze in die trots ook hun kwetsbaarheid.
Gemeenten worden kwetsbaarder, financieel en op
personeel gebied, ook als het gaat om
investeringen in ICT. Burgers zouden het liefst de
gemeente zeven dagen in de week, 24 uur per dag
willen bereiken voor de meest voorkomende
dienstverlening waarvoor burgers nu eenmaal naar
de gemeente moeten. Maar burgers zoeken meer
bij de gemeente. Burgers zoeken ook een luisterend
oor, een houding van aandacht en respect, van
fatsoenlijke bejegening. Volgens mijn fractie is
houding en gedrag, een dienstverlenende houding,
belangrijker dan welke structuurdiscussie of schaal
en organisatie dan ook. Schaal en organisatie zijn
middelen om publieke medewerkers te
ondersteunen om excellente dienstverlening te
verlenen aan burgers.
En burgers willen niet altijd gelijk krijgen; burgers
willen vooral met aandacht en respect worden
bejegend en zij kunnen ook een gezagvol nee
ervaren. Maar het proces is wel van belang.
Zo meteen zal ik in de afweging van ons
standpunt met betrekking tot de verschillende
voorstellen tot samenvoeging het juist over dat
proces hebben, waardoor ons de afgelopen weken
is gebleken dat er zo veel kritiek is gekomen op wat
aanvankelijk leek een proces van onderop, van
zelfstandige samenvoeging of herindeling, na te
streven.
Er is geen verband aan te tonen tussen
omvang, schaal en kwaliteit van uitvoering. Wij
kunnen het proberen, maar het is er niet. Ook in
mijn vorige functie buiten deze Kamer, als
bestuursvoorzitter van Divosa, de vereniging van
sociale diensten, hebben wij vaak gedacht dat je
een minmaal aantal bijstandsgerechtigden nodig
had om een sociale dienst adequaat te kunnen
exploiteren. Het antwoord op die vraag hebben wij
nooit gevonden, want telkens bleek weer dat die
sociale dienst het best functioneert daar waar de
mens, de burger, uitgangspunt is van het handelen,
en niet het systeem van een Bijstandswet om die
toe te passen op mensen. Dus die gemeente, die
dienst functioneert altijd goed en naar volle
tevredenheid van mensen waar gemeenten niet
uitgaan van de systemen van wet- en regelgeving
die zij koste wat kost moeten toepassen, maar die
uitgaan van de vraag: wat heeft deze gemeenschap
van mensen nodig? Wat heeft deze individuele
burger nodig? Wat heeft deze startende
ondernemer nodig? Laten wij eens kijken wat wij
hebben aan faciliteiten en accommodaties om dat
vanuit de wet- en regelgeving en de eigen politieke
ambities te faciliteren of te accommoderen.
Dat geven mensen in
klanttevredenheidsonderzoeken ook gewoon aan.
Zij zeggen niet: ik ben niet tevreden met deze
gemeente, want deze gemeente is kleiner dan
25.000 inwoners. Mensen willen wel mee kunnen
beslissen, dus daar waar de grootte, de
intergemeentelijke samenwerking of de bovenlokale
samenwerking democratische tekorten laat zien,
vinden wij als fractie van GroenLinks dat wij niet
sowieso een probleem hebben maar dat daar
burgers ook een probleem hebben.
Want interregionale, intergemeentelijke of
bovenlokale diensten hebben vaak als grote nadeel
dat de burgers in de regio niet mee kunnen bepalen
hoe die diensten eruit zien. Dat is wel een kwestie
die ook op het bord ligt van ons allemaal, hier, en
specifiek denk ik ook bij het ministerie, of bij de
bewindspersoon van Binnenlandse Zaken.
In dat verband zou mijn fractie graag
vanavond ook met haar het debat hebben willen
voeren over rapport 18 van de commissie-Calden
over de heroverwegingsvoorstellen binnenlandse
bestuurlijke vernieuwing inrichting, maar ik denk
dat wij dat debat moeten uitstellen totdat wij hier
wellicht een debat hebben over een paars-groen of
een anders gekleurd kabinet, dat zich wellicht
ergens in het najaar of eerder gaat presenteren.
Als wij dus constateren dat er geen verband
is tussen omvang en kwaliteit van dienstverlening,
dan moeten wij daar ook niet meer naar zoeken.
Dan moeten wij stoppen het idee na te streven dat
er sprake kan zijn van een schaaloptimum binnen
het efficiencyparadigma. Wij verklaren het zoeken
naar de meest optimale schaal dan ook tot een
mythisch proces.
Gemeenten proberen wel kracht te vinden
in hun kwetsbaarheid, door inderdaad
samenwerkingsvormen te zoeken, shared services
centra in te richten, functionele samenwerking na
te streven, en die ook door de gemeenteraden in
hun regio te laten accorderen en ook vanuit die
gemeenteraden te laten controleren.
In dat kader is heel specifiek de vraag of de
samenvoeging in Zuidwest Friesland niet een aantal
samenwerkingstrajecten ook binnen de
informatievoorziening, de ICT-wereld, ernstig onder
druk zet. Wat is daar de visie van de
staatssecretaris op, herkent zij dat en hoe denkt zij
daaraan tegemoet te kunnen komen?
De Eerste Kamer past eigenlijk enorme
bescheidenheid. Die brengen wij natuurlijk altijd op,
maar juist in die bescheidenheid hebben wij de
kracht van het op een afstand oordelen en goed
nadenken of dit nu de voorstellen zijn waardoor
mensen uiteindelijk tevredener zijn met de
dienstverlening die straks, vanuit dat nieuwe
verband, die nieuwe gemeente of die nieuwe
entiteit, kan worden georganiseerd. Waarom past
ons bescheidenheid? Omdat er nu eenmaal sterk de
nadruk wordt gelegd op en veel belang wordt
gehecht aan een herindelingsproces van onderop,
uit eigen keuze, uit eigen kracht.
Formeel, als ik dan kijk naar al die
samenvoegingsprocessen en voorstelen die
vanavond voorliggen, moeten we zeggen dat
datgene is gebeurd wat moest gebeuren. Dat heeft
ook tot formele besluitvorming geleid in de
gemeenteraden. Provinciale staten hebben een en
ander in eerste instantie gecontroleerd en gelegd
tegen de voorschriften van de Wet ARHI. Er is ook
gekeken naar het beleidskader enzovoorts. En de
meerderheid van de Tweede Kamer stemde in met
de samenvoegingen. Ik heb het gevoel dat met
name vanuit Andijk en de verschillende gemeenten
in Zuidwest Friesland - ik kan het alleen in het
Limburgs uitspreken, maar dat verstaan de Friezen
niet en ik kan het niet zo mooi uitspreken als
collega Hermans - een en ander vrij laat op gang is
gekomen. Daardoor moet er naar mijn oordeel
ernstige twijfel bestaan over de vraag of de
voorstellen 32242 en 32246 het meest voor de
hand liggen en of die de beste zijn. Het draagvlak
van de bevolking van Andijk en de verschillende
gemeenten in Zuidwest-Friesland is niet zo groot.
Dat staat naar mijn idee op gespannen voet met
datgene wat er in het voorschrift van de Wet ARHI
is geformuleerd. Graag wil ik een helder antwoord.
De bewindspersoon kennende, komt dat er ook.
In alle vormen van goede publieke
dienstverlening, ook die van de lokale overheid, is
de menselijke maat bepalend. Het gaat erom dat
dienstverleging toegankelijk en toereikend is. Het
gaat erom dat er dienstverlening op maat is en dat
die, indien dat nodig is, nabij kan zijn. In die
nabijheid wordt er een appel gedaan op elke
bestuurder en elke lokale medewerker of manager
van de lokale overheid om burgers tegemoet te
treden met aandacht en respect. Het is van belang
om burgers te faciliteren, als het kan op grond van
de vraag wat ze nodig hebben om te kunnen
worden wie ze willen en kunnen zijn, om hun
dromen na te jagen en hun ambities waar te
maken. De vraag is of deze twee voorstellen leiden
tot een meer betekenisvolle verbinding in de relatie
tussen de burger en de lokale overheid of tot een
minder betekenisvolle verbinding. Dat is uiteindelijk
de vraag die er toe doet in een democratische
samenleving als die van ons.
De voorzitter: Dank u zeer. Het spijt mij dat u last
had van de zon. U hebt gezien dat we de aarde een
beetje hebben opgeschoven.
**
De heer Thissen (GroenLinks): Uw macht kent geen
grenzen, voorzitter. Heel mooi!
De voorzitter: Dat gebeurt allemaal dankzij onze
medewerkers.