In de zittingsweek van 14 tot 18 Februari was Joost Lagendijk in de weer voor de Balkan. Kathalijne Buitenweg hield de rechten van de burger in de gaten. Alexander de Roo trad in het krijt voor helder water en was Theo Bouwman er niet gerust op dat het met de sociale zekerheid in Europa de goede kant opgaat.

Joost Lagendijk over stabilisatie- en associatieovereenkomst met Macedonië.

19 februari 2000

Het slagen van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst met de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië wordt een toetssteen voor het slagen van het stabilisatiepact voor de hele Balkan, aldus Joost Lagendijk, die hierover een rapport voorbereidt voor het Europees Parlement.

Stabilisatie- en associatieovereenkomst met de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

Lagendijk (Verts/ALE). - Voorzitter, mijnheer de commissaris, de Kosovo-oorlog heeft alles op scherp gezet. Dat geldt zeker en vooral voor de verhoudingen tussen de Europese Unie en de westelijke Balkan. Sindsdien zijn de verwachtingen hoog gespannen. Dat geldt voor daar en het geldt voor hier. Daar - omdat er, of wij het nu leuk vinden of niet, naast de vraag om directe steun ook de vraag is: wat wil Europa nu uiteindelijk met ons? Is er vooruitzicht op lidmaatschap; dat leeft sterk in al die landen.

Maar ook hier, in de Europese Unie, zijn de verwachtingen hoog gespannen. Als wij het goed doen, zou het de eerste proeve kunnen zijn van een echt gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Lukt het de Unie om voor de eerste keer gezamenlijk op te trekken en een gezamenlijke politiek voor een zo moeilijke regeling te ontwikkelen? Ook is het de vraag of de Europese Unie de lessen geleerd heeft uit de slechte ervaringen in Bosnië als het gaat om hulpverlening en de wat betere ervaringen in Kosovo. Kunnen wij het, op basis van de ervaringen in Macedonië en in vier andere landen, nog beter doen?

Tegen die achtergrond van zeer hoge verwachtingen denk ik niet dat ik overdrijf als ik zeg dat die eerste stap, de stabiliteits- en associatieovereenkomst met Macedonië, van cruciaal belang is. Het is niet de enige bijdrage van de Unie. Wij krijgen straks het debat over het stabiliteitspact, het debat over het Cara-programma en de financiering op korte termijn. Wij hebben het nu over de stabilisatie- en associatieovereenkomsten, het uitzicht op de middellange termijn. Daarom is denk ik deze eerste overeenkomst met Macedonië zo cruciaal, want het is een model.

Ik ben ervan overtuigd dat de andere vier landen zich afvragen: wat gaat er gebeuren? Wat gaat de Europese Unie met Macedonië doen? Zullen ze wat ze met Macedonië doen ook met ons gaan doen? Vanwege dat model is deze eerste stap zo belangrijk is.

Macedonië is ook in ander opzicht een model. De rapporteur heeft daar in zeer klare taal reeds duidelijk op gewezen. Het punt van de interetnische verhoudingen. Wij hoeven daar hier geen al te idealistische weergave van te geven. Bij de presidentsverkiezingen bleek dat het allemaal nog niet zo goed zit, maar vergeleken bij de rest van de regio zou je kunnen spreken van een Macedonisch model. Er zou heel wat gewonnen zijn als wij erin zouden slagen om samen met de Macedoniërs dat model te exporteren naar de rest van de westelijke Balkan.

Dat voorbeeldmodel geldt ook voor de regionale samenwerking. Ik ben het geheel eens met de rapporteur dat daar het evenwicht moet worden gevonden tussen enerzijds, aanmoedigen tot regionale samenwerking en aan de andere kant de openheid naar Bulgarije, naar Griekenland houden en die niet afsluiten.

Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, als wij deze eerste stap goed zetten dan is er heel veel gewonnen. Als wij dit verprutsen dan is er nog veel meer verloren.

(uit de Handelingen van het Europees Parlement dd. donderdag 17 februari 2000)

(aangenomen resolutie)

=======================================================================

Voorstel tot wederzijdse rechtshulp roept vele vragen op bij Kathalijne Buitenweg.

20 februari 2000

Het voorstel tot wederzijdse rechtshulp waarmee de Raad ten lange leste te voorschijn is gekomen voor de "wederzijdse rechtshulp in strafzaken" stemt rapporteur Antonio DI PIETRO (ELD, I) niet erg vrolijk en roept bij GroenLinks'Kathalijne Buitenweg, tal van vragen op

Kathalijne BUITENWEG (GROEN/EVA, NL) juicht toe dat de overeenkomst de dagelijkse praktijk van de wederzijdse rechtshulp aan regels bindt. Daardoor worden de plichten en rechten gedefinieerd tussen staten en burgers onderling en tussen de burger en de overheid. Het gaat om een complex voorstel. Er worden afspraken tussen lidstaten gemaakt die ingrijpende gevolgen hebben voor de verhouding tussen burger en overheid. Op het vlak van de rechtsbescherming schiet het Raadsvoorstel schromelijk tekort. Er is een keten van rechtshulpverzoeken mogelijk, waarbij per schakel steeds een ander strafrechtstelsel van toepassing is. De hele keten kan echter niet door één enkele rechter worden gecontroleerd. Aanvullende maatregelen zijn dus nodig. Zo moeten opsporingsambtenaren verplicht worden desgevraagd te getuigen in strafzaken waarin hun materiaal wordt gebruikt. De Raad treedt het principe van de proportionaliteit met voeten. Het toepassingsgebied wordt niet beperkt tot strafzaken, laat staan tot ernstige misdrijven. Zo ontstaat de mogelijkheid dat de EU straks met kanonnen op muggen schiet en de rechten van de burger in de kruitdampen opgaan.

(uit:Persbericht Voorlichtingsdienst Europees Parlement)

(aangenomen resolutie)

========================================================================

GroenLinks Alexander de Roo in het debat over de waterrichtlijn.

16 februari 2000

Met de kaderrichtlijn voor waterbeleid wil de Commissie een einde maken aan de versnippering van de waterwetgeving in de Unie. De bedoeling is de verdere vervuiling van oppervlakte-, grond-, kust- en zeewater tegen te gaan, ecosystemen te beschermen, het duurzame gebruik van water te stimuleren, overstromingen en droogte te bestrijden en een eind te maken aan de lozing van gevaarlijke stoffen in oppervlaktewater(uit Persbericht van Europees Parlement Voorlichting DG 3 dd 15 februari 2000)

Alexander de ROO (GROENEN/EVA, NL) brengt in herinnering dat het Europese waterbeleid zeven jaar geleden bijna leek te worden geofferd op het altaar van de subsidiariteit, toen Kohl en Major tijdens de Top van Edinburgh in een onderonsje besloten dat de Spanjaarden niet zulk goed drinkwater nodig hadden als de Engelsen of de Duitsers. Dat klinkt nog altijd door in het nu voorliggende gemeenschappelijk standpunt van de Raad, dat onder Brits voorzitterschap tot stand is gekomen. Dat gemeenschappelijk standpunt is zo lek als een mandje. Het grootste lek zit ‘m in de chemische stoffen. De chemische industrie en de Raad willen voor elke stof een aparte risico-analyse, maar dat vergt veel te veel tijd. Bovendien bestaat een aanvaardbaar risico niet in het geval van gevaarlijke stoffen. Met bijna-nul wordt het niveau als in de oceaan bedoeld. De Roo wijst nog op twee stoffen - kwik en tributyl - die op de bodem van de Waddenzee 100 en 1000 keer meer voorkomen dan volgens de Ospar-normen is toegestaan. Zulke stoffen moeten door de industrie vervangen worden door andere of alleen in een gesloten systeem gebruikt worden. De Roo hoopt dat het EP zijn groene imago waar kan maken.

(uit Persbericht van Europees Parlement Voorlichting DG 3 dd 15 februari 2000 )

========================================================================

Gemengde gevoelens over de ideeën van Commissaris Diamantopoulou voor de modernisering van de sociale zekerheid. Theo Bouwman is er niet geheel gerust op.

Bouwman (Verts/ALE). - Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, ik wil ten aanzien van de strategie die hier uiteen is gezet over de modernisering van de sociale zekerheid toch een paar punten naar voren brengen, wat positieve en wat vraagstellingen.

Positief ben ik ten aanzien van de beweging die langzaam maar zeker in het dossier terecht gekomen is. Dat lijkt me goed. Dat lijkt me nuttig. Positief ben ik ook over de grote lijnen van de mededeling, over de strategische aanpak. Wij hopen dan ook dat de vier doelstellingen die hier in genoemd worden, dat die in redelijkheid gehaald kunnen worden.

Ook willen wij het belang benadrukken van de manier waarop het aangepakt wordt, enerzijds het proces à la Luxembourg, richtsnoeren, maar ook denken wij dat het van belang is dat er, dat is al eerder gezegd door mevrouw Van Lancker, richtlijnen komen bijvoorbeeld ten aanzien van atypisch werk, zelfstandigen zonder personeel, enzovoort.

Toch voorzien wij twee problemen waarvoor oplossingen gezocht moeten worden. Het eerste is dat er sprake is van neerwaartse aanpassingen van de sociale zekerheid, daar waar wij hopen dat er sprake is van convergentie op niveau. Laat mij wat voorbeelden geven uit een onderzoek dat recent door de Nederlandse vakbeweging is gepleegd naar de hervormingen in de Europese Unie ten aanzien van sociale zekerheid. Daar blijkt dat aanpassingen overal te vinden zijn. Maar veel van die aanpassingen, de meerderheid zelfs, blijken neerwaartse aanpassingen, de rest zijn verbeteringen.

Het merendeel van die aanpassingen zijn gericht op pensioenen, elf beperkingen en twee verbeteringen. Bij de werkloosheidsuitkeringen zien wij zes beperkingen en vijf verbeteringen. De redenen voor de aanpassingen zijn bijvoorbeeld verbeteren werkgelegenheid, de reductie van de uitgaven van de sociale zekerheid, maar ook beleidsconcurrentie en de EMU-criteria. Die beleidsconcurrentie vinden wij vooral in de noordelijke landen. De meeste stabiliteit en zelfs verbetering van sociale zekerheid vinden wij in de zuidelijke landen. Alles bij elkaar zien wij ook een beperkte rol voor de sociale partners in dit hele proces.

Dit stemt niet vrolijk en betekent dat de convergentiestrategie gericht moet worden op de beste benaderingen. Cappuccino, om het zo maar eens uit te drukken, is niet altijd heilzaam voor ons.

(uit handelingen van het Europees Parlement, dd. 15 februari 2000)

(aangenomen resolutie)