GroenLinks heeft vandaag het wetsvoorstel ‘Recht op Openbaar Vervoer’ ingediend. Het wetsvoorstel legt vast dat de overheid een minimumaanbod van de bus, tram en de metro garandeert. Iedereen krijgt ministens 1 rit per uur en een halte op loopafstand.

Aanleiding voor het wetsvoorstel vormt de neergang van het Nederlandse stad– en streekvervoer. In vijf jaar tijd zijn er in Nederland 1340 haltes opgedoekt en is het netwerk van reguliere busdiensten met 1500 kilometer gekrompen. Het aantal reizigers met de bus op het platteland is in tien jaar tijd met 44% teruggelopen. Het gevolg is dat vooral ouderen en mensen zonder auto minder mobiel worden. Deze mensen dreigen bij de afkalving van het openbaar vervoer in een isolement te komen.

Het wetsvoorstel is geïnspireerd door een bestaande Vlaamse wet. In Vlaanderen werd 2001 de wet ‘basismobiliteit’ ingevoerd. Deze wet geeft iedere Vlaming recht op een bepaald aanbod aan openbaar vervoer. In de wet is ook voorgeschreven dat de haltes niet te ver van de woningen mogen staan. Sinds de invoering van deze wet is het aantal passagiers in het Vlaamse stad- en streekvervoer verdubbeld. GroenLinks wil dat het gebruik van het openbaar vervoer ook in Nederland een sociaal recht wordt.

De positieve gevolgen van de wet zullen vooral buiten de grote stad merkbaar zijn. Zo moet maximale afstand tot een bushalte op het platteland worden teruggebracht tot hooguit 750 meter. Op het dunbevolkte platteland moet het aanbod van het openbaar vervoer minimaal worden verhoogd naar 2 ritten per uur in de spits, 1 rit per uur op werkdagen en 1 rit per uur in het weekend of feestdagen.

Wijnand Duyvendak