GroenLinks-Kamerlid Wim-Jan Renkema wil dat iedere organisatie wordt verplicht een vertrouwenspersoon aan te wijzen. Nu gebeurt dat op veel plaatsen nog op vrijwillige basis en is de functie onderwerp van discussie: werkgeverskoepel VNO-NCW bepleit afschaffing. ‘Door verplichting maak je een einde aan die discussie. Staatssecretaris Van Ark aarzelt, dus ga ik zelf aan de slag met een initiatiefwet’, aldus Renkema.
Voor GroenLinks is het zo helder als glas dat iedereen zich veilig moeten kunnen voelen op het werk. Omdat mensen zich soms in situaties bevinden waarbij dat niet het geval is en niet meteen naar hun leidinggevende willen stappen, is een vertrouwenspersoon een logische tussenstap. ‘Mits correct ingezet is het een goede buffer tegen pestgedrag en seksueel grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer,’ stelt Renkema. ‘Je moet natuurlijk wel zorgen dat je de juiste collega op de juiste plek hebt zitten. En dat die trainingen kan volgen om met dit soort lastige thema’s om te gaan.’
Van Ark lijkt het met Renkema eens over het nut van de vertrouwenspersoon, maar geeft niet thuis als het gaat om de verplichting. Renkema kan zich er iets bij voorstellen. ‘Een VVD-politica zal snel geneigd zijn te zeggen dat het al goed gaat en dat overheidsingrijpen niet nodig is. En op het eerste gezicht zullen veel mensen geneigd zijn er in mee te gaan. Maar als je de situatie wat scherper analyseert zie je dat die vrijblijvendheid toch wel een wissel trekt. De helft van de bedrijven in Nederland heeft niks geregeld. Daar ben je van af als je het regelt bij wet.’
Rijst de vraag of je ook dan iedereen bereikt. Bij het kleinbedrijf is het immers gek een vertrouwenspersoon aan te wijzen. ‘Als je met zijn drieën werkt, schiet het inderdaad niet op. Maar je kunt ook met een externe vertrouwenspersoon werken. Er zijn goede voorbeelden van brancheorganisaties die dat voor de beroepsgroep regelen.’
Renkema wil bovendien af van de lobby om de vertrouwenspersoon af te schaffen. ‘VNO-NCW bepleit dat in het Haagse vanwege de ‘onnodige regeldruk’. Dat vind ik eerlijk gezegd onbegrijpelijk. Bedrijven functioneren beter als iedereen zich prettig voelt en we weten dat dit lang niet altijd het geval is. Vaak is dat niet de schuld van degene die het lijdend voorwerp is in die discussie. Sterker nog: we hebben een jaar met #MeToo-verhalen achter de rug en als die iets aantonen dan is het wel de noodzaak van extra buffers voor sociale veiligheid. Dan is het eerlijk gezegd vrij schaamteloos om dit probleem terzijde te willen schuiven vanwege van de regeldruk.’