De Duitse kiezers hebben de Grünen beloond voor het nemen van regeringsverantwoordelijkheid. Het bewijs dat de groene beweging volwassen is geworden. De voortzetting van de rood-groene coalitie in Berlijn, met een sterkere inbreng van Joschka Fischer en de zijnen, schept nieuwe kansen voor Europa.

De rechts-populistische golf in Europa lijkt alweer over haar hoogtepunt heen. In het land dat als eerste overspoeld werd, Oostenrijk, blies een ontluisterde Haider onlangs zijn eigen regering op. Dankzij de verdubbelde aanhang van de Groenen heeft de combinatie rood-groen in de peilingen een meerderheid. In Zweden hebben linkse en groene partijen hun meerderheid met succes verdedigd tegen rechtse aanvallen op het migratiebeleid. In Duitsland is het slotoffensief van de conservatief Stoiber tegen de rood-groene immigratiewet mislukt. De verkiezingswinst van de Groenen toont aan dat kosmopolitische en toekomstgerichte politiek ook in het grimmige nieuwe millennium levensvatbaar is.

Lange tijd hebben de Grünen twijfels laten bestaan over hun Regierungsfähigkeit. Zij zijn in 1998 slecht voorbereid op regeringsdeelname. Al jaren heerst tussen de twee partijvleugels, Realos en Linke, een gewapende vrede. Om ruzies te vermijden wordt er nauwelijks over programmatische vernieuwing gedebatteerd. Ook na toetreding tot de regering-Schröder zit het wantrouwen tussen de stromingen zo diep dat een effectieve coördinatie van het werk van ministers, Bondsdagsfractie en partijbestuur niet van de grond komt. De partij ontbeert een strategisch centrum, waar informatie over de plannen van de regering kan worden uitgewisseld, standpunten op elkaar afgestemd en, last but not least, verantwoording afgelegd. Zo kan het gebeuren dat compromissen tussen rood en groen door het ene fractielid worden bejubeld als overwinning, en door een collega worden neergesabeld als verraad aan de groene beginselen. Het een noch het ander draagt bij aan de geloofwaardigheid. Daarbij komt dat Fischer zijn partij verwaarloost. Zij bemoeienis is beperkt tot telefoontjes met de belangrijkste Realos en vlammende congrestoespraken. Fischer wil wel partijleider zijn, maar geen verantwoordelijkheid nemen voor de partij.

Het duo dat deze klus voor Fischer kan klaren treedt pas midden 2000 aan. De nieuwe partijvoorzitters, Fritz Kuhn, een vertrouweling van Fischer, en Renate Künast, een vertegenwoordiger van de linkervleugel, slagen er samen in om de tegenstellingen in de partij te overbruggen. Geleidelijk wordt de groene politiek beter gecoördineerd. De partij moderniseert in opvallende eensgezindheid haar twintig jaar oude beginselprogramma.
Ook de groene ministersploeg gaat beter draaien. Het BSE-schandaal dat de groene minister van Volksgezondheid, Andrea Fischer, begin 2001 tot aftreden beweegt, is een blessing in disguise. Partijvoorzitter Künast krijgt het nieuwe ministerie van Consumentenbescherming en Landbouw. Zij neemt doortastend de vergroening van de landbouw ter hand.
Milieuminister Jürgen Trittin, die sinds zijn tactloze aanpak van de Atomausstieg het imago van een linkse houwdegen aankleeft, leert bedachtzamer te opereren. De invoering van een nieuwe natuurbeschermingswet en de internationale klimaatonderhandelingen over het Kyoto-protocol brengt hij tot een goed einde. Hij geldt inmiddels als de meest succesvolle milieuminister die Duitsland ooit gehad heeft.

Eind 2001 dreigt de partij weer eens te scheuren, ditmaal over de Duitse deelname aan de oorlog in Afghanistan. Joschka Fischer onderstreept op het partijcongres in Rostock de noodzaak van kritische solidariteit met de Verenigde Staten: hij is solidair bij de strijd tegen Al Qa'ida en haar Afghaanse beschermheren, kritisch over verdergaande Amerikaanse aanvalsplannen. Zijn geclausuleerde steun aan de VS vindt verrassend veel weerklank bij de congresgangers. Rostock maakt de Groenen tot een echte regeringspartij. Een partij die begrijpt dat actieve vredesdiplomatie bedrijven binnen smalle bondgenootschappelijke marges meer kan opleveren dan pacifisme verkondigen vanaf de zijlijn van de politiek.

Daardoor kan Fischer dezer dagen opkomen voor de internationale rechtsorde, die bedreigd wordt door de nieuwe Amerikaanse doctrine van preventieve aanvallen op elke staat waarvan een potentieel gevaar uitgaat. Het weigeren van deelname aan een militair avontuur in Irak is een uiting van de nieuwe assertiviteit in de buitenlandse politiek van het grootste EU-land. Fischer opereert daarbij slimmer dan Schröder. Wanneer de bondskanselier zijn standpunt over Irak als der deutsche Weg bestempelt, moet Fischer kokhalzen, volgens vertrouwelingen. Fischer beseft dat zijn regering alleen medestanders kan vinden voor haar Irak-beleid wanneer zij deze niet als een typisch Duitse, maar als een Europese of volkenrechtelijke aanpak presenteert.
Aan één Frankrijk – wel voor een sterk Europa, niet bereid om daartoe soevereiniteit te delen – hebben we meer dan genoeg. De uitdaging waar Fischer voor staat is te zorgen dat het nieuwe Duitse zelfbewustzijn geen complicerende, maar een versterkende factor wordt voor de Europese integratie. Om te beginnen moeten Londen en Parijs, die spreken van een Duitse Alleingang inzake Irak, de bal teruggekaatst krijgen. Was het niet Blair die dit voorjaar, op de Eurotop van Barcelona, een discussie over Irak blokkeerde en eigenmachtig steun toezegde aan Bush? En waarom laten Fransen en Britten de Duitse uitnodiging om de buitenlandse politiek op meer federale, Europese leest te schoeien, tot nu toe onbeantwoord? Europa kan dit aanbod, in 2000 nog herhaald door Fischer in zijn geruchtmakende Humboldt-rede, maar beter aannemen voordat het vervalt.

Ook Künast en Trittin hebben de kans om het nieuw verworven kiezerskrediet om te zetten in een Europese doorbraak. Het aanblijven van Künast sterkt Eurocommissaris Fischler de rug bij de hervorming van het Europese landbouwbeleid. Hij heeft Künasts adagium, Klasse statt Masse, behoedzaam tot het zijne gemaakt.
Onder Trittin is Duitsland koploper geworden in hernieuwbare energie. Maar de milieuwinst dreigt verloren te gaan door de groei van de automobiliteit. Als het de gesterkte Groenen lukt om ook hier een trendbreuk te bewerkstelligen, kan Trittin de Europese partners met kracht wijzen op de Kyoto-afspraken. Het kabinet-Balkenende kan zo'n herinnering aan aangegane verplichtingen wel gebruiken. Een EU die het voortouw houdt bij de wereldwijde aanpak van klimaatverandering, helpt de politici, actiegroepen én bedrijven in de VS die de Amerikaanse sabotage van Kyoto willen verruilen voor medewerking.

Tenslotte zullen de Grünen hun toegenomen politieke gewicht moeten gebruiken om te voorkomen dat Schröder weer terugvalt in een gemakzuchtige sociaal-economische politiek. Op dit gebied schrijven de kiezers de milieupartij nauwelijks competentie toe. Dat had als voordeel dat het falende werkgelegenheidsbeleid van rood-groen uitsluitend Schröder werd aangerekend. Maar een groene partij die verder wil groeien, heeft sociaal profiel nodig. Een gemoderniseerde variant van het Rijnlands model, met een verantwoorde balans tussen flexibiliteit en zekerheid op de arbeidsmarkt, kan helpen voorkomen dat het Amerikaanse model met zijn werkende armen in wegwerpbanen sluipend de toon gaat zetten in Europa.