Niet iedereen hoeft hetzelfde te zijn. De vreedzame omgang met verschillen is voor GroenLinks een wezenlijk onderdeel van de Nederlandse identiteit. De politiek moet mensen niet van elkaar vervreemden, maar stimuleren en steunen om verschillen te overbruggen en conflicten geweldloos op te lossen. De politiek moet zelf een beter voorbeeld geven.

Bijdrage Femke Halsema (GroenLinks), debat ‘Normen en waarden’, 14 april 2005
 
Voorzitter,
 
Ik zou vandaag kunnen spreken over de verantwoordelijkheid van SBS voor het ontstaan van rellen in een probleemwijk in Den Bosch. Of de schandalige inval bij Omroep Brabant.
Of over de Tsnumai
Ik zou ook kunnen spreken over de dieptreurige omstandigheden waarin een deel van onze ouderen verkeert in verpleeghuizen. Over het isolement van veel jongeren op het VMBO. Over het – dikwijls – verborgen leed van alleenstaande moeders in de bijstand. Over de weinig waardige omgang met chronische zieken en gehandicapten die kampen met oplopende kosten en teruglopende hulp. Over toenemende armoede.
Ik zou natuurlijk ook kunnen spreken over het totale gebrek aan rentmeesterschap in de hervormingsplannen van het kabinet. Over de bio-industrie en dierenwelzijn. Over de vieze lucht die we inademen. Over het verdwijnen van kwetsbaar groen ten gunste van bedrijventerreinen.
Met even grote vanzelfsprekendheid kan ik de 26.000 uitgeprocedeerden centraal stellen, die even deel leken te gaan uitmaken van de paasonderhandelingen en daar zomaar uit verdwenen.
Of ik kan spreken over hondenpoep, fietsendiefstallen, onbeschoft gedrag in de tram, loszittende stoeptegels, treinvertragingen, straatcriminaliteit, grote bedrijfsfraudes, oponthoud bij de belastingtelefoon, files, Guantanamo Bay, overlast in zwembaden, vertrapte plantsoenen, voetbalvandalisme en racistische spreekkoren, onbeschaamde ambtenaren, belspelletjes op TV,  zwerfvuil, drugsgebruik, agressief rijgedrag, luid mobiel bellen, zwartrijden.
 
Pffff.
 
Voorzitter,
Al deze onderwerpen passen naadloos in dit normen en waardendebat, maar ik zal er niet over spreken. Wel durf ik er een goede fles wijn onder te verwedden dat een groot deel van deze problemen vandaag uitgebreid aan de orde zal komen.
En dat de premier dan aan het einde van een lange dag georganiseerde spraakverwarring tevreden huiswaarts gaat, na te hebben geconcludeerd dat alle ‘geachte sprekers’ – zij het op hun geheel eigen wijze – het belang van zijn ‘normen en waarden-discussie’ onderschrijven. Dat er – in zijn eigen woorden – ‘al lang niet meer lacherig over wordt gedaan.
 
Nu gun ik het de premier graag. Maar dat laat onverlet dat het normen en waardendebat vooral een kapstok is waaraan iedereen met graagte zijn jas ophangt. De premier incluis. Maar het normen en waardendebat is daarmee ook een vluchtheuvel voor partijpolitieke liefhebberijen.
En dat gaat er aan voorbij dat samenleving en politiek kampen met een aantal grote morele dilemma’s, waarop wij – parlementariërs en politiek bestuur - een bevredigend antwoord dienen te vinden.
Het zijn morele dilemma’s die de samenleving verdelen en de politiek polariseren. Een aantal wil ik de premier vandaag voorleggen, inclusief de keuzes van GroenLinks. En ik vraag hem in zijn beantwoording ook beargumenteerd te kiezen.
 
Het eerste dilemma heb ik sjiek omschreven als
1. Ethisch monisme versus ethisch pluralisme
Wij kunnen het er direct over eens zijn dat een groot aantal normen niet onderhandelbaar is. De mensenrechten, vastgelegd in een groot aantal verdragen en onze grondwet, de beginselen van onze democratische rechtsstaat èn van behoorlijk bestuur, de wetten in met name ons wetboek van strafrecht en in het algemeen de normen van vreedzaamheid en geweldloosheid. Iedereen in Nederland dient deze normen te huldigen, op overtreding ervan volgt bestraffing. Het is een minimale, gemeenschappelijke moraal. En met de vaststelling ervan zijn we er niet. Waardenconflicten gaan vooral over omgangsvormen, deze lijken ook vooral de inzet te zijn van het normen en waardendebat van onze premier.
Maar wat zijn beschaafde omgangsvormen? Accepteren we dat voor de één het geven van een hand beschaafd gedrag is, terwijl voor de ander juist het weigeren van de uitgestoken hand van een vrouw, een teken van respect is? Of eisen we dat iedereen dezelfde norm hanteert, op straffe van uitsluiting?
Met andere woorden, streven wij een monistische samenleving na, waarin waardenconflict plaatsmaakt voor een uitgebreide etiquette waaraan een ieder dient te gehoorzamen? Dient onze samenleving ook één gemeenschappelijke ethiek te kennen?
Voorzitter, dat zou de keuze van GroenLinks niet zijn. Wij huldig het ideaal van de plurale samenleving waarin waardenverschil en waardenconflict als dierbaar, zelfs als noodzaak worden gezien. Niet alleen denk ik dat het onmogelijk is om alle verschil te overbruggen. Ethisch pluralisme – de erkenning en waardering van duurzaam conflicterende waarden - is een voorwaarde voor kritisch en vrij burgerschap. Op het moment dat burgers gebonden zouden moeten raken aan één ethiek, aan één specifieke culturele identiteit, zou dat ook uitsluiting van anderen betekenen. Dat betekent heel precies, dat ik de imam die – met redenen omkleed - weigert mij de hand te schudden, zal respecteren.
Ethisch pluralisme is voor GL ook rechtstreeks verbonden met het voortbestaan van ons politieke bestel. In essentie is politieke strijd een waardenconflict, waarbij verschillen die wij overbruggen, direct worden ingehaald door nieuwe diepgaande verschillen van mening (waarop ten langen leste een compromis wordt gesloten). Volgens de filosoof Lefort is de kern van de parlementaire democratie dat de plaats van de macht altijd leeg is. Als één stelsel van waarden de macht voor langere tijd in bezit neemt (zoals nu bijvoorbeeld de Republikeinen in de Verenigde Staten), dreigt democratie te perverteren. U kunt hieruit dan ook afleiden dat GL negatief oordeelt over een tweepartijenstelsel, waarbij de ene partij regeert en de ander niet.
 
Dat brengt mij op het tweede morele dilemma
2. Dat gaat over de institutionele moraal:
Over de wijze waarop in collectieve regelingen (in bijvoorbeeld zorg, onderwijs en sociale zekerheid) is vastgelegd hoe burgers en overheid zich jegens elkaar hebben te gedragen. Waarin is vastgelegd wie op welke rechten en plichten is aan te spreken. Een permanent probleem in de moderne verzorgingsstaat is hoe om te gaan met de ‘free-riders’: de mensen, de bedrijven èn de publieke instellingen die tot het uiterste gaan voor het eigen winstbejag en er niet voor terugdeinzen de kosten op anderen af te wentelen. Dit zijn bijvoorbeeld bijstandsfraudeurs, het zijn grote bedrijven die alle mazen in de wet zoeken. Het zijn ‘de probleemrijken’, de topmanagers die geen boodschap hebben aan loonmatiging en zichzelf ten koste van de gemeenschap, van hun eigen werknemers verrijken.
Freeridersgedrag moet je vanzelfsprekend tegengaan door de wetten te handhaven, door duidelijke pakkansen te creëren en door de top net zo hard aan te pakken als de onderkant. Daar schort het op dit moment aan.
Maar je kan een stap verder gaan. En dat is de collectieve regelingen waterdicht te maken door het gevaar van misbruik tot uitgangspunt te maken. Dat geldt voor de plannen met de WAO en de WW, die uitgaan van de veronderstelling dat de grote groep onterecht, op valse gronden gehecht is aan zijn uitkering. Dat geldt bijvoorbeeld voor de no-claim die gebaseerd is op onterecht gebruik van de zorg. Het dilemma dat voorligt is: wantrouw je als staat je burgers en is dat het uitgangspunt van je regelingen. Laat je de goeden onder de slechten lijden? Of vertrouw je je burgers, ook al betekent dit dat de kans op misbruik blijft bestaan.
Ook uit de voorbeelden, zal u de keuze van GroenLinks duidelijk zijn. Wij wensen burgers te vertrouwen. Ik ben benieuwd naar de keuze van de premier.
 
Een derde dilemma
3. Dat gaat over het dagelijkse, sociale verkeer tussen mensen: de sociale moraal.
Juist omdat mensen in onze samenleving sterk verschillen in de waarden die zij belangrijk vinden, juist omdat Groenlinks dat waardenconflict waardevol vindt en wil laten voortbestaan,
hebben wij gemeenschappelijke procedures nodig om conflicten vreedzaam te laten verlopen èn – zo mogelijk - te beslechten. Ofwel verschil in waarden verdient respect; de manier waarop daar soms uitdrukking aan wordt gegeven, niet. De cultuur van de middelvinger, van alles zo hard èn kwetsend mogelijk zeggen, van het koste wat kost willen doorbeken van àlle taboes, is vijandig aan een vrije en plurale samenleving.
GroenLinks houdt van mondige burgers, niet van ‘grotemondige’ burgers. En hier denkt de premier dat een ‘normen en waarden-campagne’ helpt.
GroenLinks vindt dat een vergissing maar ik ben benieuwd naar de wapenfeiten van de premier, naar de concrete vermindering van agressie, intimidatie, grofheid en onbeschoftheid in de afgelopen twee jaar.
Waarom vergist de premier zich. Dat heeft de filosoof Gerard de Vries in één van de voorstudies van de WRR aardig beschreven. Hij zegt: ‘Waarden en normen leveren geen directe richtlijnen op voor gedrag. Elke partij in het Midden-Oosten heeft vrede hoog in het vaandel. Desondanks vallen er dagelijks doden.’
Onze samenleving heeft geen ‘normen en waardencampagnes’ nodig, maar procedures voor vreedzaam sociaal verkeer. En hier doet zich mijn derde dilemma voor. Richt je je op het terugdringen van de ‘grotemondigheid’, of richt je je op het vergroten van de mondigheid, van het kritisch besef van burgers.
Bestraf je vooral degenen die vreedzame conflictbeslechting onder druk zetten. Dan moet je denken aan een apologieverbod, aan beperkende regels voor de media, aan zero tolerance, aan het verhinderen van politieke organisaties met radicale opvattingen etc. Dan moet je kortom denken aan repressie.
Of maak je burgers mondiger, kritischer en help je hen om zich te verweren tegen hardheid, grofheid en kwetsuur.
Het moge duidelijk zijn. GroenLinks kiest voor het mondiger èn kritischer maken van burgers. Ik ben benieuwd wat de premier kiest.
Want let wel, dit kost geld. Het ontbreekt namelijk te veel mensen te vaak aan mogelijkheden èn vaardigheden om in geweldloze confrontaties hun zaak te bepleiten en een conflict de wereld uit te helpen. Daar ligt – zeker in een onrustige samenleving – een grote taak voor de overheid. Dan gaat het niet alleen om ondersteuning van het verenigingsleven, het versterken van de onafhankelijkheid van maatschappelijke organisaties. Het gaat om het financieel bijstaan van mensen met een krappe beurs die kiezen voor mediation, zoals kabinet wil. Maar ook dat is niet genoeg. Recent in Uden – na de tweede brandstichting – hebben allochtone jongeren de dienstdoende wethouder gevraagd om begeleiding en ondersteuning, om een vreedzame confrontatie te hebben met de Lonsdale jongeren. De reactie van de wethouder liet zich samenvatten als een bureaucratische kramp.
Bestuurders en politici moeten hierin juist voorgaan. Ruimtes beschikbaar stellen, begeleiding regelen èn zo nodig als arbiter optreden.
Ik zou graag als volgende ronde in het normen en waardendebat geen nieuwe voorlichtingscampagne zien, geen nieuwe discussiesites, maar concrete voorstellen van de regering voor het beslechten van maatschappelijk conflict. Graag een reactie.
 
En dat brengt me op het vierde dilemma en dat is
4. de politieke moraal
Dat gaat over de wijze waarop wij politici, gewenst gedrag voorleven. En hier dienen we onszelf een spiegel voor te houden. Want zonder twijfel rust op ons een bijzondere verantwoordelijkheid. Door wetten te maken en middelen te herverdelen, beïnvloeden wij de institutionele moraal. Door te moraliseren over maatschappelijke wrijvingen en sociale misstanden, beïnvloeden wij het dagelijkse verkeer tussen mensen. Wij kunnen mensen verder van elkaar vervreemden en het is geen geheim dat dit naar de opvatting van GroenLinks de afgelopen maanden te vaak is gebeurd. Niet alleen is dit het verkeerde voorbeeld, we laten de mensen die van dag tot dag de maatschappelijke problemen proberen te beheersen in de kou staan. In een recent essay in NRC-Handelsblad haalt Cyril Offermans een lerares op een zwarte Amsterdamse basisschool aan. Zij zegt: ‘Politici mogen roepen wat ze willen, wij zullen morgen de schade wel weer herstellen’. En Offermans concludeert: ‘wie zich werkelijk inlaat met opvoeding en emancipatie (..), weet hoe veel moeite het kost om systematisch verwaarloosde en vaak geminachte kinderen zoveel vertrouwen te schenken dat ze een zeker zelfvertrouwen, een zeker verantwoordelijkheidsgevoel kunnen ontwikkelen dat ze nu en later hard nodig zullen hebben.’
En daar komt nog wat bij. Politici hebben ook grote invloed op de mores rond conflictbeslechting.
Hier, in de media en bij het publiek wordt polarisatie verwelkomd als nieuwe, èn decennia naar verlangde politieke helderheid. De zegeningen van duidelijk gemarkeerd politiek meningsverschil zijn talrijk.
Polarisatie betekent echter dat we ophouden naar elkaar te luisteren. Dat we ophouden ons te verplaatsen in elkaars argumenten. Dan overheerst politieke confrontatie omwille van de confrontatie. Dan dreigen intimidatie en het het op de man òf de vrouw spelen te gaan overheersen, en verdwijnen de hoffelijkheid en de wellevendheid uit het politieke debat. En een slecht voorbeeld doet slecht volgen.
Ik zeg met nadruk dat ik mijn handen niet was in onschuld. In het vuur van de politieke strijd heb ik mij wel eens meer laten gaan dan mij lief is. Maar bezinning is op zijn plaats. En dat is het vierde dilemma. Gaan wij door met polarisatie –dikwijls om electorale redenen – of zijn wij bereid wat water bij onze partijpolitieke herkenbaarheid te doen, om maatschappelijk conflict te kanaliseren.
GroenLinks kiest voor het laatste. Daarom, bijvoorbeeld, heb ik ook gepleit voor een parlementaire conferentie over de Trias Politica. Omdat ruzie tussen de wetgevende en rechtsprekende macht uiteindelijk alleen verliezers kent
 
Voorzitter, tot slot
Vandaag zal ook vast en zeker weer de vraag naar de ‘Nederlandse identiteit’ naar voren komen. Ik waag mij niet graag aan een definitie ervan, laat staan aan een canon van de Vaderlandse geschiedenis.
Ik kan wel duidelijk zijn over de vraag met welke traditie Groenlinks zich identificeert. Dat is die, die wortelt in de strijd tegen het water en de vreedzame omgang met verschillende religieuze wereldbeelden. Dat is de traditie van tolerantie. Die haaks staat op onverschilligheid. Het is de pacificatie van tegenstellingen, na debat en met erkenning van voortbestaande verschillen van mening.
Begrijp mij goed. Ik bepleit geen terugkeer naar het keurslijf van het poldermodel èn zeker geen omzwachtelende politieke correctheid.
Wel wil ik een appel doen op onze politieke deugden; het streven naar een hogere politieke moraal.
Die begint vanzelfsprekend met de erkenning van ons menselijk tekort.