Femke Halsema gaat in op het begrip vrijheid als linkse inspiratiebron. Zij doet dat op het Forum van GroenLinks in de Janskerk in Utrecht over het nieuwe verkiezingsprogramma.

Goedemorgen GroenLinksers, vrienden,

Derde spreker zijn is een zware klus.
Zeker als je achter een volkstribuun zit zoals mijn dierbare collega Kees Vendrik

Daar zat geen woord spaans bij.
En we denken wellicht allemaal: als dit de lijn van het verkiezingsprogramma wordt, dan kunnen we de dag kort houden.

Aan mij de dankbare taak om voor wat meningsverschil te zorgen
Nu heb ik daar gelukkig wel enig talent voor.
Daarbij krijgen jullie van mij vandaag geen verkiezingstoespraak, geen retoriek, maar een poging mijn positie, in zoverre die voor verwarring zorgt, uit te leggen.

Maar eerst een verhaaltje, dan bouw ik de spanning geleidelijk op.
Ik was, zoals jullie misschien weten, recent in India, samen met de fractievoorzitters van de andere politieke partijen. Doel van de parlementaire missie was om inzicht te krijgen in het Indiase economische succes: economische groei van 8% en dat al jaren achtereen. En de verwachting dat die groei de komende jaren kan opklimmen naar 10%

En ja, het was indrukwekkend. Elke dag werden wij, van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat getrakteerd op groeistatistieken. Topmanagers wisselden elkaar in hoog tempo af, waarbij de variatie in stropdassen groter was, dan die van de sheets met hun bedrijfssuccessen. En wat was het geheim van al die internationale en lokale succesvolle bedrijven: een overvloed aan hoog opgeleide, jonge mensen in combinatie met heel lage lonen en geen enkele beperkende economische, laat staan sociale of groene regelgeving.
Bovendien, zo lieten de uitgerukte Indiase ministers en parlementariers niet na ons te zeggen, is India ook een groeiende afzetmarkt omdat de economische voorspoed zorgt voor een uitdijende middenklasse die niet alleen hard werkt maar ook heel erg graag consumeert.
Tel uit je winst: economische groei, stijgende welvaart en een steeds groter deel van de Indiase bevolking die ervan profiteert. Of zoals mijn meest zonnige, Nederlandse collega’s veronderstelden: dankzij de economische groei verdwijnt geleidelijk de armoede.

Nou hoef je geen gestaalde marxist te zijn om bij zoveel goed nieuws eens achter je oren te krabben. Dus ben ik maar eens gaan wandelen.
Wat blijkt. Achter het vernis van gepolijste directekamers gaat – natuurlijk – een andere werkelijkheid schuil.
Terwijl de economie ‘boomt’ neemt de armoede toe, groeit de kloof tussen arm en rijk. Onder druk van leningen van de wereldbank, om het vestigingsklimaat aantrekkelijker te maken, zijn verschillende staten voorbereidingen aan het treffen om het water te privatiseren. Miljoenen, miljoenen mensen hebben nu al geen toegang tot schoon drinkwater. En daar blijft het niet bij. In de steden komen steeds grotere lappen grond in private handen. Mensen worden uit de sloppen in de stad verdreven. Aan de randen van de steden verrijzen nieuwe sloppenwijken, viezer, uitzichtlozer. Sloppenwijken die door steeds meer mensen worden bevolkt. Want terwijl de armen uit de stad naar buiten worden gedreven, trekken de armen van het platteland juist naar de steden toe in de hoop op een beter bestaan. In India verkeren miljoenen mensen in de meest mensonterende, treurige omstandigheden. En dat worden er niet minder.

Wat moet je ermee? Zo’n exploderende economie, zo’n enorm, ontwricht land? Al die armen, waarvoor begrippen als ‘emancipatie, ontplooing en zelfbeschikking’ (om Kees te citeren) even reeel zijn als Hennes & Mauritz.

Wat moet je? Hard concurreren? Je grenzen sluiten en je eigen welvaart zo goed en zo kwaad als het gaat, veiligstellen? En daarbij mondjesmaat kennismigranten toelaten? Je concentreren op de eigen mensen, de eigen gemeenschap, het eigen land?

Ik stel mijn antwoord even uit en ga naar de kern van mijn betoog.

Toen ik een aantal jaren geleden stelde dat vrijheid een belangrijk en onderschat links begrip is, deed ik dat indachtig een uitspraak van de beroemde anarchist Arthur Lehning. Hij verwoordde het zo: Als vrijheid het hoogste goed is, dan heeft iedereen er recht op, dat wil zeggen dat er gelijkheid van vrijheid moet bestaan. Nu mag iedereen dan volgens de mensenrechten vrij zijn, het komt er op aan van de vrijheid gebruik te kunnen maken.’

En laten we wel wezen. Dit gaat niet over de vrijheid om je SUV scheef op de stoep te parkeren. Dit gaat ook niet over de vrijheid die je zou moeten hebben om tussen energieleveranciers of zorgverzekeraars te kiezen. Dat is schijnvrijheid. Dat is ook keuzedwang.
Dit gaat om heel elementaire menselijke vrijheid, om de ‘sociale vrijheid’ die in ons beginselprogramma centraal staat. Daar staat het namelijk heel mooi: ‘de gelijke kans voor ieder individu om zich te kunnen ontplooien, zonder dat de vrijheid van anderen of van toekomstige generaties wordt aangetast’.
En ik zou er nog een element aan toe willen voegen.
Het gaat niet alleen om de vrijheid om te kunnen worden wie je wilt zijn. Maar ook om de vrijheid voor je naasten, je kinderen, je partner, je ouders, je vrienden, te kunnen zorgen.

En deze elementaire vrijheid, deze sociale vrijheid, is in onze samenleving heel ongelijk verdeeld: het is een schaars goed. En het wordt er niet beter op. Sterker, het wordt slechter. Ik geef vier voorbeelden.

1. Door sociale afkomst, door klasse, milieu en opleidingsniveau  zijn ook in ons land heel veel mensen beperkt in hun beroepskeuze, hun financiele omstandigheden, hun ontplooiingskansen. In de nota ‘Vrijheid eerlijk delen’ hebben wij de positie van de zogenaamde ‘outsiders’ centraal gesteld. Jongeren, vrouwen, allochtonen, gedeeltelijk arbeidsgeschikten, vaak met lagere opleidingen, die duurzaam buiten de arbeidsmarkt dreigen te vallen, afhankelijk worden van uitkeringsbureaucratieen. Zij zijn veroordeeld tot de armoede die in Nederland met een mooi woord bijstand heet. Armoede is onvrijheid in de meest letterlijke zin van het woord: onvoldoende geld hebben om je gezondheid te beschermen, je kinderen kansen te kunnen bieden en jezelf te kunnen bevrijden uit uitzichtloosheid.
2. Culturele herkomst, culturele tradities maar ook achterstelling, discriminatie en uitsluiting beperken veel migranten. Het is de vrijheid om te mogen integreren (want we vergeten wel eens dat integreren een recht is en niet een plicht), maar ook de vrijheid om jezelf te mogen zijn. Vanmiddag ga ik naar de bruiloft van een vriendin, Nazmiye Oral. Zij schrijft vanochtend in de Volkskrant hoe haar vrije huwelijk zal geschieden: volgens nieuwe, zelfbedachte Islamitische huwelijkse regels, zodat zij vrij kan zijn met haar nieuwe man, zodat zij – schrijft zij – kan worden wie zij is.
3. Worden wie je bent, wordt niet gemakkelijker door de toename van repressie. De overheid geeft zichzelf de ene na de andere bevoegdheid en haalt rechtstatelijke waarborgen weg. De bijna ongeclauduleerde bevoegdheid tot preventief fouilleren, de uitgebreide toepassing van de identificatieplicht, de Rotterdamwet die vrije vestiging beneden bepaalde inkomensgrenzen verhindert, beperkt onevenredig de vrijheid van jongeren, bewoners van achterstandswijken, migranten en in het bijzonder moslims.
4. Ten vierde. Vrijheid is vastgelegd in de mensenrechten. In India was ik in een weeshuis en daar was ‘s ochtends een vrouw dood voor de deur gevonden. Niemand wist wie ze was, niemand had geld om haar te begraven, dus was zij naar de vuilnisbelt gebracht. Er zijn teveel landen waar het individu rechteloos is, onderdrukt en arm is. Het gaat om mensen die dikwijls voor de autoriteiten niet eens bestaan. Economische groei is pas werkelijk van waarde als het leidt tot herverdeling van inkomens, van macht. Als het de mensen die onderliggen bevrijdt, als het hen keuzevrijheid geeft. Daarvoor hebben zij een dak boven het  hoofd nodig, schoon drinkwater, eten, maar vooral ook onderwijs, werk en werk met perspectief. Welke les trok ik uit India. Dat we ons niet moeten laten verblinden, dat we niet bang moeten worden van groeicijfers, van de economische concurrentie van een miljardenland. We moeten niet de grenzen sluiten, we moeten niet proberen te concurreren want dat redden we nooit. We moeten India en andere landen te hulp komen om zich evenwichtiger te kunnen ontwikkelen, hun bevolking te kunnen bevrijden. Dat is eerlijke handel, het slechten van de tariefmuren, ontwikkelingssamenwerking.

Nu las ik vanochtend in de Volkskrant dat het ideaal van vrijheid volgens vier van onze leden, niet bij GroenLinks hoort. Daar dachten de ‘founding fathers’ van GroenLinks anders over toen zij onze partij in het beginselprogramma nadrukkelijk en expliciet plaatsten in de vrijheidslievende traditie van links. Bovendien, aan wie zou je bescherming van vrijheid: het recht van emancipatie, van zelfbeschikking anders over willen laten? Aan de VVD? Aan Rita Verdonk?

Veel critici denken dat je met een accent op vrijheid, solidariteit als leidend beginsel verruilt. Dat je je overgeeft aan ongeremd marktliberalisme.
Pardon my french, maar dat is nu je reinste Flauwekul. Juist als je emancipatie, zelfontplooiing, zelfbeschikking van alle mensen hoog in je vaandel hebt, dan ben je goed bewust van de ongelijkheid in kansen en uitkomsten, van de onvrijheid, die de markt produceert. Dan ben je bereid om de markt te corrigeren. Als je de individuele vrijheid van kansarmen hier, de armen elders, migranten hier en elders serieus neemt, dan veronderstelt dat grote solidariteit met hen. In ons sociale manifest gaat het Ineke en mij om de solidariteit met de outsiders, met de mensen die uit het arbeidsbestel worden geduwd, met de mensen die weinig kansen hebben. Daarom heet het manifest ‘vrijheid eerlijk delen’: omdat we moeten inschikken, solidair moeten zijn, onze verworven rechten en vrijheden een tikje aan banden moeten leggen als we willen dat anderen die het slechter hebben ook echte kansen krijgen.

Bijt het accentueren van onze traditie van vrijheidslievendheid dan met onze groene strijd? De strijd voor verbetering van de leefomgeving, voor schonere lucht, voor duurzame ecologische verhoudingen. Ook daarin wijst ons beginselprogramma de weg. Het gaat ons ook om toekomstige generaties, om hun vrijheid, hun gezondheid, hun welzijn. Ook met toekomstige generaties delen we onze vrijheden eerlijk.

Groenlinks moet groen en links zijn, las ik vanochtend in de VK. Ja allicht, dacht ik. Maar waarom, vroeg ik me direct af, moeten wij groen en links zijn. Omdat de kiezers dan een echte keuze hebben, schreven de vier GroenLinksers. Dat nou, vind ik als ambitie wat te minnetjes.
Ik zou denken omdat wij vinden dat wij vinden dat de wereld, ons land van iedereen is. Omdat wij onze vrijheid koesteren, maar ook zo eerlijk mogelijk willen delen. Met diegenen die kwetsbaar zijn, onvrij. Met onze kinderen, onze kleinkinderen.