Eind deze week hopen de regeringsleiders van de landen van de Europese Unie het in Nice eens te worden over een nieuw verdrag. Op dit moment vliegen de voorstellen voor nieuwe besluitvormingsprocedures over de onderhandelingstafel. De herziening van het EU-verdrag vormt een uitgelezen kans om het democratisch gehalte van de Unie op te schroeven. Helaas ziet het er naar uit dat de regeringen van de lidstaten één van de grootste democratische tekorten, de gebrekkige parlementaire controle op het Europese handelsbeleid, alleen maar groter willen maken.

NRC Handelsblad ,4 december 2000
Alexander de Roo, Dorette Corbey en Lousewies van der Laan

De Europese
Commissie, het dagelijks bestuur van de EU, stelt dat de besluitvorming
op handelsgebied moet worden 'gemoderniseerd'. De huidige
besluitvormingsregels stammen in essentie nog uit het Verdrag van Rome
van 1957. Indertijd gingen internationale handelsbesprekingen enkel
over de hoogte van invoertarieven en quota voor goederen. Tegenwoordig
maken de dienstensector en onderwerpen als investeringen en
intellectueel eigendom deel uit van vrijwel elk nieuw handelsakkoord.
Maar waar de lidstaten over handel in goederen besluiten kunnen nemen
met een gekwalificeerde meerderheid van ongeveer twee-derde, is voor de
nieuwe handelsthema's unanimiteit vereist. Dat maakt de besluitvorming
lastig. Als het ledental van de EU in de komende jaren toeneemt van 15
tot 25 of meer wordt beslissen bij unanimiteit helemaal ondoenlijk.

Het is daarom
begrijpelijk dat de Commissie voorstelt om ook bij de nieuwe
handelsthema's over te gaan tot besluitvorming bij gekwalificeerde
meerderheid. Veel lidstaten ondersteunen dit voorstel. Het is echter
onacceptabel dat zij nauwelijks aandacht besteden aan de rol van
volksvertegenwoordigers. In de verdragsonderhandelingen over het
handelsbeleid schijnt het woord parlement zelfs nog niet te zijn
gevallen. In de besluitvormingsvarianten die het Franse voorzitterschap
aan de lidstaten heeft voorgelegd, ontbreekt elke verwijzing naar
parlementaire controle.

Dat is des te
bezwaarlijker omdat de invloed van volksvertegenwoordigers op het
internationale handelsbeleid nu al minimaal is. Nationale parlementen
worden geacht de inbreng van hun ministers in Brussel te controleren.
Door de afstand tot het onderhandelingscircuit en de beslotenheid van
het ministersoverleg stelt deze controle in de praktijk weinig voor.
Formeel geldt nu nog dat de meeste handelsovereenkomsten uiteindelijk
moeten worden goedgekeurd door nationale parlementen. Maar ook deze
ratificatieprocedure kent zijn beperkingen. Multilaterale
handelsovereenkomsten zijn de uitkomst van jarenlange onderhandelingen
met meer dan honderd landen. Een parlement van een enkel land durft
daar vrijwel nooit nee tegen te zeggen. Het Europees Parlement staat
aan de zijlijn, wat het heeft in de meeste gevallen alleen adviesrecht.

Deze
negentiende-eeuwse toestand past niet bij het handelsbeleid van de
eenentwintigste eeuw. Handelsakkoorden raken in toenemende mate het
dagelijks bestaan van de burgers. De Wereldhandelsorganisatie (WTO),
die mede door de EU is opgericht, velt bindende oordelen bij geschillen
over zaken als milieubescherming, voedselveiligheid en dierenwelzijn en
heeft zo een directe invloed op het beleid van de Unie en de lidstaten.
Een publiek debat over de gevolgen van handelsakkoorden voor mens en
milieu is daarom onmisbaar. Dat bleek een jaar geleden wel in Seattle,
waar een bonte coalitie van actiegroepen de WTO-top ontregelde. De
broodnodige publieke discussies dienen een vertaling te krijgen in
betekenisvol parlementair debat. De uitvoerende macht mag de uitkomsten
daarvan niet naast zich neer kunnen leggen.

Dit geldt des te
sterker voor de nieuwe handelsthema's. Onder 'diensten' vallen niet
alleen banken en verzekeringen, maar ook onderwijs en gezondheidszorg.
Sectoren die volop in beweging zijn. Overal in Europa staat de
afbakening tussen het verarmde publieke en het oprukkende private
domein ter discussie. Uiterste voorzichtigheid is dan geboden als het
gaat om bindende multilaterale afspraken. In het recente verleden zijn
regeringen regelmatig verrast door de gevolgen van gemaakte
handelsafspraken. Zo heeft het breed gedragen besluit om de Europese
consumenten te vrijwaren van met hormonen volgespoten rundvlees uit de
VS, de EU een veroordeling van de WTO opgeleverd, waardoor zij nu
jaarlijks een boete van 250 miljoen dollar moet betalen. Een onderwerp
als intellectueel eigendom is voor mensen in ontwikkelingslanden van
levensbelang. Een akkoord hierover dat dit jaar van kracht is geworden,
zal tot gevolg hebben dat ontwikkelingslanden voor gepatenteerde
medicijnen een veelvoud van de huidige prijs moeten gaan betalen. Ook
investeringen vormen een heikel onderwerp. Enkele jaren geleden
sneuvelde een voorstel voor een multilateraal akkoord hierover op een
veto van Frankrijk. Het voorstel zou buitenlandse investeerders in
staat gesteld hebben om allerlei binnenlandse maatregelen, bijvoorbeeld
op het gebied van milieu of sociaal beleid, aan te vechten met het
argument dat de waarde van hun investeringen erdoor vermindert.

Juist omdat het
hier zulke gevoelige onderwerpen betreft vinden wij dat tegenover een
besluitvaardiger Raad en een Commissie met nieuwe bevoegdheden, een
sterk en invloedrijk Europees Parlement moet staan. De inzet bij de
huidige verdragsonderhandelingen zou daarom moeten zijn dat het EP elke
handelsovereenkomst moet ratificeren. Dat brengt met zich mee dat de
Commissie het EP regelmatig informeert over de voortgang van de
onderhandelingen. Nog belangrijker is dat het EP een rol gaat spelen
bij het opstellen van het onderhandelingsmandaat van de Commissie. Dat
is namelijk bij uitstek het moment waarop een fundamentele Europese
discussie over de voorwaarden en prioriteiten bij nieuwe
handelsakkoorden mogelijk is. Bij het opstellen van het
onderhandelingsmandaat zou het EP daarom op volwaardige wijze, via de
medebeslissingsprocedure, betrokken moeten worden.

De inbreng van de
Nederlandse regering is tot op heden buitengewoon teleurstellend. Zij
heeft aangegeven in grote lijnen de Commissievoorstellen te steunen.
Voor een versterkte rol van het Europees Parlement als democratisch
tegenwicht heeft de regering zich nog nauwelijks sterk gemaakt, ondanks
de toezegging daartoe in 1998 bij de ratificatie van het Verdrag van
Amsterdam. We kijken dan ook vol spanning uit naar de binnenkort te
verschijnen regeringsnotitie over de Nederlandse inzet in de eindfase
van de EU-verdragsherziening. Daarin zou de regering moeten verklaren
dat zij alleen akkoord gaat met een modernisering van het handelsbeleid
als daarbij tevens in een serieuze rol voor het Europees Parlement is
voorzien. Want het voeren van onderhandelingen en het sluiten van
verdragen zonder controle van volksvertegenwoordigers, daar is niets
moderns aan.

Alexander de Roo (GroenLinks), Dorette Corbey (PvdA) en Lousewies van der Laan (D66) zijn lid van het Europees Parlement