GroenLinks en ChristenUnie vinden dat er voor hatecrimes een strafverzwarende grond moet komen, omdat misdrijven met een discriminatoir motief niet alleen grote gevolgen hebben voor de directe slachtoffers, maar voor de hele groep die hiermee aangesproken wordt. Daarmee vormen hatecrimes een bedreiging voor de hele samenleving. Als de wet wordt aangenomen en er een strafbaar feit met discriminatoir oogmerk wordt begaan kan de daarop gestelde gevangenisstraf of hechtenis met een derde worden verhoogd.
Corinne Ellemeet (GroenLinks): “Door delicten met een discriminerend aspect doe je niet alleen een persoon iets aan, maar bedreig je indirect een hele groep mensen die over hun schouder moeten kijken of zij misschien de volgende zijn. Ze verhinderen mensen te zijn wie ze willen zijn en beperken hun veiligheidsgevoelens. Daarom is het belangrijk dat we dit aspect mee laten wegen in de strafmaat.”
Gert-Jan Segers (ChristenUnie): “De bescherming van minderheden is de lakmoesproef voor iedere samenleving. En dus moeten we opstaan tegen geweld gericht op bijvoorbeeld joden, op homo’s en op mensen die vanwege hun huidskleur te maken krijgen met racisme. We willen dat hatecrimes zwaarder bestraft kunnen worden en geven daarmee het signaal af dat we het zwaar opnemen als je iemand bedreigt of aanvalt omdát iemand tot een bepaalde groep behoort, wat daarmee een bedreiging is voor de héle groep en dus de samenleving. Een aanval op één is daarmee een aanval op ons allen.”
In veel landen is strafverzwaring in gevallen van discriminatie al wettelijk vastgelegd, bijvoorbeeld België, Frankrijk en Italië. Ook het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten voorzien al langer in een wettelijke strafverzwarende omstandigheid als discriminatie de aanleiding is voor het begaan van het ten laste gelegde delict.
In Nederland wijzen onderzoeken uit dat het discriminatieaspect nu meestal uit beeld verdwijnt. Bestraffing van hatecrimes alsof het ‘gewone’ vernieling of ‘gewone’ mishandeling is, doet geen recht aan de bedreiging die een hatecrime vormt voor het slachtoffer en de groep waar die toe behoort. Omdat de discriminatoire drijfveer bij delicten vaak onbenoemd blijft, ontstaat bij slachtoffers bovendien de gedachte dat die dreiging niet belangrijk wordt gezien. Gevolg: slachtoffers doen geen aangifte van wat hen is overkomen.
De initiatiefwet zal na de zomer in de Tweede Kamer worden behandeld en zal naar verwachting een meerderheid behalen. Daarna zal de wet in de Eerste Kamer worden besproken. GroenLinks en ChristenUnie werken sinds 2018 aan het voorstel. Adviezen van onder andere het College voor de Rechten van de Mens, de politie en het Openbaar Ministerie zijn hierin verwerkt.