De tienduizenden Nederlandse hobbydieren die vanwege de vogelpest onlangs werden afgemaakt, mochten worden ingeënt tegen de ziekte en zijn dus onnodig gedood. Dit blijkt uit een antwoord van de Europese Commissie op een schriftelijke vraag door GroenLinks-europarlementariër Alexander de Roo.

de vraag van De Roo
het antwoord van de EC
Volgens de Europese Commissie had het Nederlandse ministerie de maatregel tot vaccinatie slechts in Brussel hoeven melden. Minister Veerman van Landbouw was van mening dat Nederland door richtlijnen van de Europese Unie verplicht was al het pluimvee preventief te ruimen, inclusief de hobbydieren. Dit laatste is volgens het antwoord dat de Europese Commissie donderdag 5 juni gaf op vragen van De Roo absoluut niet het geval.

Hobbydieren
‘Vogels die niet bestemd zijn voor de productie van vlees en/of van consumptie-eieren of om in het wild te worden uitgezet vallen uitdrukkelijk niet onder de in richtlijn 92/40/EEG vastgestelde controlemaatregelen', aldus de Europese Commissie in haar antwoord. De bewuste richtlijn betreft de 'vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van aviaire influenza', oftewel klassieke vogelpest.

Inenten
Een EU-land als Italië, dat al 20 jaar met het vogelpestvirus kampt, maakt volgens De Roo al heel lang gebruik van vaccinatie om massale slachting te voorkomen. “Via testen had de aanwezigheid van het vogelpestvirus bij hobbydieren vastgesteld kunnen worden. Alle gezonde hobbydieren hadden vervolgens ingeënt moeten worden", aldus De Roo.

Onterecht
Veerman heeft zich onterecht achter Brussel verscholen om tot massale slachting van hobbydieren over te kunnen gaan. De Roo: "Veel leed voor mens en dier had dus voorkomen kunnen worden, zo blijkt uit dit antwoord. Het besluit om niet te vaccineren is de verantwoordelijkheid van de minister geweest en niet van Brussel, zoals hij ons heeft willen doen geloven."

Antwoord van de heer Byrne
op schriftelijke parlementaire vraag van Alexander de Roo:
E-1401/03NL
namens de Commissie
(2 juni 2003)

Richtlijn 92/40/EEG van de Raad van 19 mei 1992 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van aviaire influenza (1) bepaalt in artikel 16 dat tegen aviaire influenza met behulp van een door de bevoegde autoriteit goedgekeurd vaccin alleen mag worden ingeënt ter aanvulling van de bestrijdingsmaatregelen die bij het uitbreken van de ziekte zijn getroffen.

Het besluit om in te enten moet met name door de Commissie worden genomen in samenwerking met de betrokken lidstaat in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid (Scofcah). Het besluit om rondom de haard tot noodvaccinatie over te gaan kan door de betrokken lidstaat als noodmaatregel worden genomen na kennisgeving aan de Commissie, mits de fundamentele belangen van de Gemeenschap niet in het gedrang komen. Een dergelijk besluit moet opnieuw aan een onderzoek worden onderworpen door de Commissie en in het kader van het Scofcah. De Commissie kan dan verdere geëigende maatregelen nemen.

Vogels die niet bestemd zijn voor de productie van vlees en/of van consumptie-eieren of om in het wild te worden uitgezet vallen uitdrukkelijk niet onder de in Richtlijn 92/40/EEG vastgestelde controlemaatregelen. Als de ziekte echter wordt ontdekt bij andere vogels dan voor commerciële doeleinden gehouden pluimvee, moet de betrokken lidstaat de Commissie in kennis stellen van alle maatregelen die zij neemt. De Commissie kan dan verdere passende maatregelen nemen in de context van Richtlijn 90/425/EEG (2) van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt.

Naar aanleiding van de recente uitbraak van vogelpest in Nederland heeft de Commissie inderdaad reeds een aantal maatregelen genomen ter aanvulling van de in Richtlijn 92/40/EEG vastgestelde minimummaatregelen, waaronder een zeer recente maatregel inzake de inenting van in dierentuinen gehouden vogels (3).

(1) PB L 167, 22.6.1992
(2) PB L 224, 18.8.1990
(3) Door de Commissie op 25 april 2003 goedgekeurde beschikking, PB L 105, 26.4.2003