Dit wetsvoorstel geeft uitkerende instanties (gemeente, UWV, SVB) meer mogelijkheden om de informatie die een uitkeringsgerechtigde geeft over zijn leefsituatie te controleren. Dit kan onder meer via een huisbezoek. De fractie stemde uiteindelijk in met het voorstel met een stemverklaring, omdat het voorziet in de noodzakelijke waarborgen met betrekking tot de vereiste noodzaak van het huisbezoek, de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit en de mogelijkheid om het gebruik van dit middel te laten toetsen in bezwaar en beroep, omdat een motiveringsplicht bestaat. Lees hieronder de spreektekst van Tineke Strik.

Voorzitter. Voor de tweede keer vandaag bespreken wij een wetsvoorstel waarmee wordt beoogd een afspraak uit het regeerakkoord van het gesneuvelde kabinet uit te voeren.

Dit wetsvoorstel biedt uitkerende instanties de mogelijkheid om van een uitkeringsgerechtigde de leef- of woonsituatie achter de voordeur vast te stellen. In het wetsvoorstel wordt eufemistisch gesproken van een aanbod, maar het gaat wel om an offer you can't refuse. Als een weigering iemand duur komt te staan, is er natuurlijk niet echt sprake van een aanbod. Het begrip "bevel tot huiszoeking" is wat ons betreft meer op zijn plaats.

Ook mijn fractie acht het van belang dat uitkeringen rechtmatig verstrekt worden. Alleen zo kan het verzorgingssysteem legitiem blijven en overleven. Het is echter de vraag of er nu niet voldoende mogelijkheden zijn om die rechtmatigheid te controleren. Als deze ontbreken, kunnen we wellicht minder ingrijpende maatregelen verzinnen om de rechtmatigheid te toetsen. Moeten we wel zulke vergaande bevoegdheden creëren die een inbreuk kunnen vormen op het recht op bescherming van ons privéleven? Mijn fractie vindt van niet. Het kind met het badwater weggooien is nooit een goed idee, maar dat gebeurt naar onze mening als de grenzen van de rechtsstaat worden opgeschoven ten behoeve van een rechtmatigheidstoets.

Een inbreuk op dit grondrecht vergt een stevige onderbouwing van de noodzakelijkheid, maar die ontbreekt in dit voorstel. In feite kom je dan al niet meer toe aan de vraag of de inbreuk op zichzelf wel voldoet aan de eisen van de subsidiariteit en de proportionaliteit.

Ik geef de staatssecretaris echter graag de kans de rechtvaardiging van de inbreuk op het recht op bescherming van het persoonsleven hier vanmiddag uit de doeken te doen.

Het bevreemdt mijn fractie nog meer dat het kabinet controles van de samenstelling van huishoudens mogelijk wil maken zonder dat er sprake is van een vermoeden van fraude met de AOW, de bijstand of de kinderbijslag. Met het schrappen van de gerede twijfel gaat het kabinet nog verder dan het strafrecht, waarin een ernstig vermoeden van een strafbaar feit nodig is om toestemming te krijgen van de rechter-commissaris voor een bevel tot huiszoeking.

Controles mogen worden gedaan bij het moment van de aanvraag, maar kunnen ook steekproefsgewijs gebeuren, dus zonder dat de rechthebbende daar ook maar enige aanleiding toe heeft gegeven. Dan spreek je met recht van overvaltactieken. Breng je daarmee niet per definitie mensen bij voorbaat in een positie van verdachte? Een burger dient in feite zelf te bewijzen
dat hij niet verdacht is. Een dergelijke omgekeerde bewijslast laat zich moeilijk rijmen met de uitgangspunten van een democratische rechtsstaat.

Hoe kan een uitkeringsgerechtigde bewijzen dat de opgegeven leef- of woonsituatie correct is, anders dan door toestemming tot huisbezoek te geven? Wanneer is het voor de overheid voldoende overtuigend? Wanneer neemt zij genoegen met de gegevens die de rechthebbende zelf aandraagt? Het wetsvoorstel gaat uit van een achterdochtige benadering van mensen en dat staat ons niet aan.

De regering rechtvaardigt die door te wijzen op het belang van het vertrouwen van burgers in de overheid. Is het daarvoor nodig dat de overheid geen vertrouwen stelt in haar burgers? Hoe is deze benadering te rijmen met de houding van de overheid op andere terreinen, waarbij in toenemende mate wordt uitgegaan van een vertrouwen in de eigen opgave van mensen, mede
in het kader van de verlichting van de administratieve druk? Denk bijvoorbeeld aan de belastingen: leuker kunnen we het niet maken, wel makkelijker. Waarom worden er geen steekproeven gedaan met het doorlichten van bestanden? Als er dan merkwaardigheden worden gedetecteerd, kunnen er vervolgstappen worden gezet, zoals het vragen van nadere inlichtingen van mensen of het uitnodigen van mensen op het kantoor.

De regering heeft op geen enkele wijze de noodzaak van deze wetswijziging aangetoond. Het is volgens de regering kennelijk niet nodig dat er een probleem wordt geconstateerd in de handhaving, voordat er wordt overgegaan op nog meer bevoegdheden tot opsporing en handhaving. De regering vertrouwt op een preventieve werking van de wet en acht deze verwachte werking al voldoende rechtvaardiging.

Mijn fractie hoopt dat dit maakbaarheidsdenken in de ban wordt gedaan door een komend kabinet. Wij zijn namelijk nog geenszins overtuigd van de effectiviteit van het wetsvoorstel. Waarop baseert de regering de verwachting dat er een preventieve werking van uitgaat? Als ze daarvan uitgaat, waarom durft ze dan geen bedrag in te boeken aan besparingen alsgevolg van deze preventieve fraudebestrijding? Bij het wetsvoorstel dat we vanochtend bespraken, zet de regering in op een fors bedrag, 180 miljoen. Ook daarbij gaat de regering grotendeels uit van een preventieve, want afschrikwekkende werking. Kan de regering het verschil in deze twee posities nader verklaren?

Kortom, we hebben grote bezwaren tegen deze inbreuk op de privacy, waarvoor we weinig rechtvaardiging vinden, maar we blijven uiteraard wel benieuwd naar de beantwoording van de staatssecretaris.