Introductie:
Berlijn, oktober 1999. Een conferentie van Die Grünen over groen energiebeleid. Buiten hangen spandoeken van de milieubeweging. Er staan twintig busjes vol ME-ers. Het protest tegen de trage voortgang bij de sluiting van kerncentrales blijft gelukkig vreedzaam. Maar ook binnen ligt het beleid van de rood-groene regering onder vuur. Fractievoorzitter Rezzo Schlauch bezweert de partijleden om het glas eens als half vol, in plaats van steeds als half leeg te zien. Het ongeduld zit echter diep: 'Waar wacht je nog op?’, schreeuwt iemand vanuit de zaal als een Bondsdaglid stelt dat een ander beleid nodig is. Jullie regeren dit land nu toch, of niet?

Helsinki, december 1999. Een conferentie van de Finse groenen en hun Europese geestverwanten. De Finse groenen wekken argwaan: ze zijn zo onverdeeld positief over hun deelname aan de regering dat het welhaast geregisseerd lijkt.

Maar dan krijgt hun grootste criticus uit de milieubeweging het woord. Hij rept van een 'creatieve spanning tussen de groenen als beweging en de groenen als regeringspartij'.
Conclusie: de Finse groenen doen het goed in de regering. Toch nog even geïnformeerd bij de concurrent. Maar ook de zegsman van de radicaal-linkse partij heeft niets dan lof voor het pragmatisme, de werklust en de openheid van de Finse groenen.

In vijf van de vijftien landen van de Europese Unie dragen groene partijen regeringsverantwoordelijkheid. De deelname aan een nationale regering kan een groene partij in diepe crisis storten, of van een ongekend zelfvertrouwen voorzien, zo leren de ervaringen tot nu toe. Welke factoren zijn bepalend voor succes of falen als regeringspartij? Deze vraag is voorgelegd aan een veertigtal groene politici en medewerkers uit de zes partijen in kwestie. Na een korte situatieschets van deze partijen volgt een samenvatting van de antwoorden.

Introductie
- Finland
- Italië
- Frankrijk
- Duitsland
- België
Programma
Gemeenschappelijk project
Regeerakkoord
Ministersposten
Bewindslieden
Dualisme
Regeerstijl

Finland

De Finse groenen, Vihreä Liitto, komen in 1995 in de regering. Met 6,5% van de stemmen kunnen zij slechts één ministerspost claimen in de brede paars-plus-coalitie van sociaal-democraten, conservatieven, radicaal-linksen, Zweedstaligen en groenen. Pekka Haavisto krijgt de ministeries van Milieu en Ontwikkelingssamenwerking onder zich. Geen nieuwe kerncentrales en een ambitieuzere vergroening van de belastingen, dat zijn de belangrijkste groene punten in het regeerakkoord.

Bij de verkiezingen in 1999 – de allereerste keer dat het electoraat zich uitspreekt over een groene regeringsdeelname – boeken de groenen lichte winst: 7,3%. Haavisto, gerespecteerd maar niet charismatisch, wordt echter niet gekozen in het parlement. In de voortgezette paars-plus-coalitie vallen zijn ministeries toe aan partijgenote Satu Hassi. Zij blijft tevens partijvoorzitter en parlementariër – geen ongebruikelijke combinatie in het monistische Finse systeem. Halverwege de rit, zo is afgesproken, nemen de groenen een ministerspost over van de Zweedstalige partij. Voor die functie, op Sociale Zaken en Volksgezondheid, loopt parlementslid Osmo Soininvaara zich warm. De grootste bedreiging voor zijn toekomstig ministerschap is de kernenergie-kwestie: het nieuwe regeerakkoord sluit de bouw van nieuwe kerncentrales – een 'breekpunt' voor de Finse groenen – niet uit.

Italië

I Verdi krijgen in 1996 regeringsmacht als onderdeel van de zegevierende Olijf-coalitie. Een score van 2,5% volstaat voor één ministerspost en een aantal staatssecretariaten. Edo Ronchi wordt minister van Milieu. Bij een kabinetsherschikking volgt een tweede groene minister: Lauro Balbo op Gelijke Kansen.

Ronchi slaagt er onder meer in een belasting op CO2-emissies in te voeren. Hij dwingt respect af, maar slaagt er niet in zijn partij profiel te geven. Met een zwakke parlementsfractie en een nog zwakkere partij, verscheurd door twisten tussen regionale afdelingen, slagen de groenen er niet in uit de schaduw van de sociaal-democraten van premier d'Alema te komen. Bij de Europese verkiezingen van 1999 vergaren I Verdi een magere 1,8% van de stemmen.

Frankrijk

Na te zijn afgestapt van de lang volgehouden niet links niet rechts-strategie van Antoine Waechter, sluiten Les Verts in 1997 een stembusakkoord met de socialistische PS. Daardoor doen zij een paar maanden later hun intrede in het parlement en in de regering. Partijleider Dominique Voynet wordt minister van Ruimtelijke Ordening en Milieu in de regering-Jospin, waaraan ook de communisten en twee kleinere linkse stromingen deelnemen. Met de in het pre-electorale akkoord opgenomen sluiting van de snelle-kweekreactor Superphénix en de annulering van het omstreden Rijn-Rhône-kanaal maken de groenen een flitsende start. Anders dan Ronchi weet Voynet haar partij uit de marge te halen. Ook de talrijke critici van het stembusakkoord met de PS erkennen nu dat de partij op alle niveau's aan zichtbaarheid en geloofwaardigheid heeft gewonnen dankzij Voynet. De ecologische kwestie heeft weer een plaats in het maatschappelijke debat. Door de controversiële Duitse groene Daniel Cohn-Bendit tot Europees lijsttrekker te maken, weten Les Verts zich stevig te vestigen als de ideeënmotor van la gauche plurielle, modern maar niet minder radicaal.

De Euroverkiezingen van 1999 leveren Les Verts een score van 9,7% op, een ruime verdubbeling ten opzichte van 1997. Later daalt de partij weer in de kiezersgunst, mede door een taxatiefout van Voynet die als verraad aan de groene beginselen wordt gezien. In december 1999 stelt zij publiekelijk dat de schipbreuk de olietanker Erika voor de Bretonse kust 'geen ramp' is. Dat blijkt een ernstige misrekening, zeker wanneer de olie en de besmeurde vogels enkele dagen later aanspoelen op de Franse stranden.

Duitsland

Het is erop of eronder voor Bündnis 90/Die Grünen bij de verkiezingen in 1998. Ondanks een campagne vol blunders blijft de schade beperkt. Met 6,7% passeert de partij opnieuw de kiesdrempel. Dankzij de overwinning van de sociaal-democraat Schröder krijgt Duitsland voor het eerst een rood-groene coalitie op federaal niveau.

Partijleider Joschka Fischer wordt vice-kanselier en minister van Buitenlandse Zaken. Zijn linkse rivaal Jürgen Trittin komt op het milieuministerie. Andrea Fischer is de derde groene minister, op Volksgezondheid. De groenen leveren ook een vijftal staatssecretarissen.

De rood-groene coalitie raakt al gauw in zwaar weer verzeild. De sociaal-democraten zijn verdeeld over het economisch beleid. Die Grünen kunnen twee essentiële beloftes uit het regeerakkoord niet verzilveren. Van het dubbele staatsburgerschap voor migranten blijft slechts een uitgeklede variant over, omdat de christen-democratische CDU met een ongekend felle anti-campagne de verkiezingen in Hessen wint en daarmee een blokkerende stem krijgt in de Bondsraad. De Einstieg in den Ausstieg aus der Kernenergie laat eindeloos op zich wachten, omdat de dadendrang van Trittin verschillende malen op een veto van kanselier Schröder stuit.

Tot overmaat van ramp is de rood-groene regering genoodzaakt medeverantwoordelijkheid te nemen voor het NAVO-optreden in Kosovo. Veel groenen lopen een trauma op. Dat wordt niet weggenomen door de actieve vredesdiplomatie van Fischer. Hij komt op steeds grotere afstand van zijn partij te staan, en kan mede daardoor uitgroeien tot de meest geliefde politicus in Duitsland. Bij de Europese verkiezingen scoren de groenen nog maar 6,4%.

Pas eind 1999 komt de coalitie in rustiger vaarwater. Rood én groen kiezen voor een wirtschaftsfreundliche koers. De zwart-geld-crisis bij de CDU levert de regering een welkome adempauze op. De groenen herstellen zich licht in de peilingen.

België

Op de vleugels van de dioxinekip doen de Vlaamse en Waalse groenen in 1999 hun intrede in de federale en de gewestelijke regeringen. De 11% van Agalev en de ongekende 18% van Ecolo brengt hen in paars-groene coalities van liberalen, socialisten en groenen. De christen-democraten zijn door de kiezers overduidelijk naar het strafbankje verwezen. Het is tijd voor politieke vernieuwing.

Het federale regeerakkoord heeft een eclectisch karakter: lastenverlichting en deregulering voor de liberalen, behoud van de sociale zekerheid voor de socialisten, legalisering van bepaalde groepen sans-papiers plus ruimte voor milieu-initiatieven ten behoeve van de groenen. De groenen krijgen vooral milieuportefeuilles. Voor Ecolo wordt Isabelle Durant minister van Verkeer, en Olivier Deleuze staatssecretaris van Energie. Agalev krijgt Volksgezondheid en Milieu voor Magda Aelvoet en het staatssecretariaat van Ontwikkelingssamenwerking voor Eddy Boutmans.

Na een moeilijke start weet Aelvoet de dioxinecrisis onder controle te brengen. Het eerste half jaar levert nog geen grote milieusuccessen op, maar de legaliseringsoperatie ligt goed op koers. Bij Agalev overheerst dan ook tevredenheid. Partijvoorzitter Jos Geysels prijst de nieuwe politieke cultuur: minder cliëntelisme, meer openheid. Bij Ecolo daarentegen, waar de regeringsdeelname slechts steun kreeg van een kleine meerderheid, spreekt men van een 'vechtkabinet'. Zowel Deleuze als Durant hebben aanvallen op hun bevoegdheden te verwerken gekregen van de coalitiepartners. Ook de hervatte uitzetting van afgewezen asielzoekers ligt de Waalse groenen zwaar op de maag. Het liberaal getinte economisch beleid blijft een voortdurende bron voor frustratie voor de partij die met succes heeft ingebroken in de achterban van de Waalse socialisten. De onvrede wordt niet weerspiegeld in de opiniepeilingen: zowel boven als onder de taalgrens handhaven de groenen zich op het niveau van 1999.

Programma

Groene partijen die willen regeren moeten het 'fundamentalisme' en de 'luchtfietserij' uit hun programma gooien, aldus Jos Geysels, partijvoorzitter van Agalev. 'Tergend realiseerbare voorstellen', daar moeten de groenen voor gaan. Er mag geen discrepantie bestaan tussen de punten in je verkiezingsprogramma en de punten waarmee je later de coalitie-onderhandelingen ingaat. Want dan pleeg je verraad aan de kiezers en aan de leden. Anders gezegd: je moet je programma waar kunnen maken als je het alleen voor het zeggen zou hebben. Agalev is dan ook al in 1995, toen van regeringsdeelname nog geen sprake was, gaan werken aan een haalbaar programma. Zo schrapte zij, anders dan Ecolo, het streven naar een algemene verplichte arbeidstijdsverkorting. Een eis die Les Verts overigens wél verwezenlijkt hebben in Frankrijk, waar sinds kort de 35-uren-week norm is. Voor de hoge inzet van het linkse kabinet hebben de onwillige werkgevers echter een hoge prijs bedongen (uitzonderingsclausules, flexibeler werktijden), tot frustratie van de groenen. Alleen omdat zij de oorspronkelijke eigenaren waren van het idee, hebben Les Verts uiteindelijk met de 35-uren-wet ingestemd.

Voor de stelling van Geysels lijkt bewijs te vinden bij Die Grünen. Velen verklaren de malaise in de partij mede uit de gebrekkige programmatische voorbereiding op de regeringsdeelname. Toprealo's als Joschka Fischer hebben zich te lang in gijzeling laten nemen door de linkervleugel. 'Wie gaat regeren met onhoudbare standpunten, zoals de opheffing van de NAVO, richt zichzelf ten gronde', aldus Henne Weishuhn, parlementair assistent van Fischer. Ironisch genoeg betalen juist linkse boegbeelden als Trittin de prijs voor de werkelijkheidsvreemde programmapunten. Hun steun voor de regeringspolitiek tijdens de Kosovo-crisis was moedig, essentieel voor het voortbestaan van de coalitie, maar ook funest voor hun geloofwaardigheid. Trittin en de andere Regierungslinken sloten geen compromis, maar maakten een ommezwaai, onnavolgbaar voor hun achterban. Een deel van de Basislinken is dan ook gedesillusioneerd afgehaakt. De Realo's in de Bondsdagfractie zien nu hun kans schoon om de groene uitgangspunten alsnog, eigenhandig, op realistischer leest te schoeien. De superrealo's slaan zelfs door naar neo-liberaal. Verraad aan het eigen programma versus verraad aan de werkelijkheid, dat dilemma kunnen groene partijen maar beter onder ogen zien vóór ze in de regering stappen.

Gemeenschappelijk project

Een slechte verkiezingsuitslag hoeft geen beletsel te zijn voor regeringsdeelname. Vihreä Liitto boekte in 1995 een licht verlies, maar werd tot haar eigen verrassing door de sociaal-democraat Lipponen gevraagd om mee te doen aan de coalitie-onderhandelingen. Door de electorale concurrenten ter linkerzijde in de regering op te nemen, kon Lipponen makkelijker de bezuinigingen doorvoeren waarvan allen de noodzaak inzagen. Maar daarnaast vormde de paars-plus-coalitie een doorbraak in de verstarde politieke verhoudingen in Finland, die welwillend onthaald werd door pers en publiek. Belangrijk voor de groenen was tenslotte dat er bij de linkse coalitiepartners sympathie bestond voor hun ecologische thema's.

De vraag of er een coalitie te vormen valt die een gemeenschappelijk project belichaamt, dat weerklank vindt bij de kiezers, lijkt van meer gewicht dan de verkiezingsuitslag. Ook Franse groenen boekten in 1997 geen denderende score – zeven zetels in het parlement dankzij het stembusakkoord met de PS – maar vormden wel een integraal bestandsdeel van la gauche plurielle. Ze bleven ook na de verkiezingen onmisbaar voor Jospin. Niet in rekenkundige termen, maar als de 'bloem in de borstzak', de partij die vooroploopt in het debat en de coalitie een modern imago verschaft.

Ook Die Grünen leden in 1998 slechts een kleine verkiezingsnederlaag. De rood-groene coalitie was op dat moment het enige alternatief voor het versleten tandem van christen-democraten en liberalen. Maar een rood-groene identiteit ontbrak. Als motto koos de nieuwe regering een inhoudsloze vernieuwingskreet. Bovendien 'is het een misverstand om te denken dat de groenen gewenst waren in de regering.’ Aldus Henne Weishuhn, parlementair assistent van Joschka Fischer. ‘De kiezers wilden Schröder in plaats van Kohl. Dezelfde politiek maar dan beter.’

Tot overmaat van ramp had kanselier Schröder tezeer de handen vol aan de verdeeldheid in het eigen kamp om te letten op het welzijn van de coalitiepartner. Het eerste jaar betoonde hij zich een onberekenbare partner voor de groenen. Wil het gemeenschappelijk project de wittebroodsweken van een nieuwe coalitie overleven, dan moet de regeringsleider een bindende rol spelen. Jospin doet dat tot op zekere hoogte, al was het maar omdat hij Les Verts liever als medestander dan als tegenstander heeft. Lipponen is voorbeeldig in het samenhouden van de coalitie, aldus ex-minister Haavisto: 'Hij zei in het begin: mijn taak is erop toe te zien dat niemand teveel wint en niemand teveel verliest. Hij heeft zich daar vier jaar lang aan gehouden. Zonder de bescherming van Lipponen zouden we twee of drie keer uit de regering zijn gevallen.'

Regeerakkoord

De regeerakkoorden worden slecht nageleefd, zo klagen alle groene regeringspartijen op de Finnen na. Toch is men vrijwel unaniem van mening dat men zich beter had moeten voorbereiden op de coalitie-onderhandelingen. De Finse groenen wilden in 1995 het partieel basisinkomen inschrijven in het regeerakkoord, maar konden de gevraagde cijfers over de budgettaire consequenties niet leveren. Ecolo merkte bij de onderhandelingen over de Waalse gewestregering dat zelfs de liberalen openstonden voor een moratorium op bio-industrie, maar kwam in de problemen toen er om een definitie van bio-industrie werd gevraagd.

Voor coalitie-onderhandelingen zijn nauwkeuriger teksten nodig dan een verkiezingsprogramma. Bij het inbrengen van voorstellen moeten de onderhandelaars het antwoord paraat hebben op vragen als: Wat kost het of wat levert het op? Welke wetten moeten ervoor veranderd worden? Mag het van Europa?

Bovendien moet duidelijk zijn wat de gevoelige punten zijn voor andere partijen en, vooral, wat voor de eigen partij essentieel is.

Over het handvol onderwerpen dat van levensbelang is voor het welslagen van een groene regeringsdeelname, kunnen de afspraken niet duidelijk genoeg zijn, zo hebben veel groenen tot hun schade en schande geleerd. Duitse groenen constateren dat het tempo van de sluiting van kerncentrales had moeten worden vastgelegd in het regeerakkoord. Franse groenen betreuren dat de reikwijdte van de legaliseringsoperatie voor sans-papiers voor meerdere interpretaties vatbaar is gebleken. Als kleinste regeringspartner ben je zelden bij machte om dergelijke gevoelige slagen alsnog binnen te halen.

Behalve voor de identiteitsbepalende thema's, zoals kernenergie en illegalen, maken de groene onderhandelaars zich vooral sterk voor de programmapunten waarvoor maatschappelijke steun bestaat. Voorstellen die alleen de eigen achterban aanspreken, laat men al gauw vallen. Ook nadien, in de regeerpraktijk, is de mate van steun of op z'n minst begrip bij de bevolking een belangrijk criterium voor de selectie van prioriteiten, bijvoorbeeld op milieugebied. Groene ministers zijn eerder geneigd om het vliegtuiglawaai aan te pakken dan het PVC-probleem.

Om te voorkomen dat de compromissen en nederlagen bij het onderhandelen over een regeerakkoord de achterban al te rauw op het dak vallen, is het zaak zoveel mogelijk openheid te betrachten. Dat benadrukt vooral Agalev-voorzitter Geysels. De Vlaamse groenen verzonden tijdens de onderhandelingen één- à tweemaal per dag een briefing per e-mail aan het hele partijkader. Zo werd de teleurstelling dat Agalev haar belangrijkste eis, het stemrecht voor migranten, onmogelijk kon binnenhalen, gedoseerd toegediend.

Ministersposten

Milieu lijkt de 'natuurlijke' portefeuille voor groene partijen. In alle vijf regeringen waarin groenen deelnemen, bezetten zij deze ministerspost. 'Hardere' portefeuilles, zoals Financiën of Economische Zaken, vertrouwen de coalitiepartners de groenen niet toe. Andere interessante beleidsterreinen, zoals Sociale Zaken, worden veelal door sociaal-democraten geclaimd teneinde hun achterban te bedienen. Toch is slechts in één geval, Finland, sprake van een opgedrongen keuze. De andere groene partijen wilden zelf de milieuminister leveren, om te waken over de uitvoering van de milieu-afspraken in het regeerakkoord, en om vooruitgang te boeken op milieudossiers waarover het regeerakoord zich niet uitspreekt. Daaraan wordt het succes van de regeringsdeelname in hoge mate afgemeten, door partijleden en electoraat.

Het probleem van een milieuminister is dat deze voor slechts weinig onderwerpen exclusief bevoegd is. Vaak heeft hij of zij de medewerking nodig van andere ministers, zoals die van Verkeer, Energie of Financiën. Deze collega's gaan al gauw aan de rem hangen. 'Met slechts tien kabinetsmedewerkers moet Ronchi voortdurend strijd leveren met andere ministeries. Daar gaat verreweg de meeste tijd in zitten', zucht Ricardo Canesi, kabinetschef van de Italiaanse milieuminister. Maar dankzij de milieuportefeuille krijgen de groenen bij andere ministeries op z'n minst een voet tussen de deur. Een brede ministeriële actieradius is van belang voor partijen die maar weinig ministers hebben. Wanneer de groene bemoeienis pas begint op het moment dat een onderwerp de ministerraad bereikt, is het veel moeilijker om nog invloed te nemen op de besluitvorming. De Finse groenen hebben daarom bedongen dat hun minister deel uitmaakt van alle onderkabinetten. Hij mag zich zelfs laten vervangen door groene parlementariërs.

Een bijkomend voordeel van het milieuministerie is dat de ambtenaren er doorgaans open staan voor groene ideeën. Debuterende ministers hoeven er minder wantrouwen te overwinnen. Waar dat wantrouwen wel bestaat, doen groene kandidaat-ministers er goed aan om al voor de verkiezingen contacten aan te knopen met het ambtenarenapparaat. Op die manier heeft Joschka Fischer krediet verkregen op het ministerie van Buitenlandse Zaken. In Finland is minister-in-spe Soininvaara geen vreemde meer voor de ambtenaren van Sociale Zaken en Gezondheid.

De keuze door de Finse groenen van een sociaal beleidsterrein voor hun tweede minister is typerend voor het verlangen van alle van oorsprong 'puur groene' partijen om hun politieke profiel, en daarmee ook hun electorale basis, te verbreden.

Ook de groene regeringspartijen die nu nog vooral 'afgerekend' worden op milieuprestaties, zoals Les Verts en Agalev, zien hun kansen op groei liggen in een sterkere sociaal-economische profilering. Daar horen ook ministersposten bij op sociaal-economisch terrein, in een eventuele tweede regeerperiode. Zo niet, dan is de frustratie ingebakken. Zie Ecolo. De Waalse groenen hebben zich in de afgelopen jaren een duidelijk groen-links profiel aangemeten, en daarmee een enorme stemmenwinst geboekt. Maar zij kampen nu met het probleem dat noch het federale regeerakkoord, noch de portefeuilles van de groene ministers veel ruimte bieden voor de linksere politiek waar de achterban op rekent.

Ook bij Die Grünen is men niet gelukkig met de portefeuilles van de eigen ministers. Met Volksgezondheid heeft de partij weliswaar een post op het snijpunt van ecologische en sociaal-economische thema's, maar minister Andrea Fischer wordt vooral in beslag genomen door een kostenbeheersingsoperatie in de gezondheidszorg. Die noodzaak daarvan erkent iedereen, maar het maakt haar bij niemand geliefd. De portefeuille van Joschka Fischer biedt evenmin veel ruimte voor groene profilering. Hij moet, naar eigen zeggen, niet als groene, maar als Duitse minister van Buitenlandse Zaken optreden. Daarbij komt nog dat Fischer vaker in het buitenland verkeert dan zijn rol als vice-kanselier en de facto partijleider toestaat. Ook Haavisto, die als minister van Ontwikkelingssamenwerking veel moest reizen, had last van dit Van Mierlo-effect.

Bewindslieden

Eén ministeriële brekebeen – zie Trittin in Duitsland – kan een hele partij in crisis storten. Het succes van een regeringsdeelname wordt in hoge mate bepaald door de kwaliteit van de bewindslieden. Politieke ervaring, bestuurlijke capaciteiten, onderhandelingsvaardigheden en een zekere mate van charisma zijn van belang, des te sterker naarmate het aantal groene ministers kleiner is. De meeste meeregerende groene partijen hebben dan ook hun kopstukken in de regering gezet. In een enkel geval, zoals in Frankrijk, stonden de coalitiepartners daar ook op. Jospin eiste dat Les Verts partijleider Voynet tot minister maakten om te bewijzen dat hun toetreding tot de coalitie een serieus engagement inhield.

Of de combinatie van minister en partijleider een gelukkige is, hangt sterk af van het politieke systeem waarin een partij opereert. In Finland, met zijn monistische systeem, is de regering de plek waar verreweg de meeste invloed uit te oefenen valt. In België daarentegen spelen de partijvoorzitters een belangrijke politieke rol, met name bij het oplossen van crises in de coalitie. Agalev-leider Geysels is er dan ook bewust buiten de regering gebleven. Bij Die Grünen werpen sommigen de vraag op – off the record – of Joschka Fischer niet beter fractievoorzitter had kunnen blijven, om in een Bolkestein-achtige rol bij tijd en wijle de zweep te kunnen leggen over de coalitie.

De fout die in elk geval vermeden moet worden, zo stellen op de Finnen na alle groene regeringspartijen, is alle sterke figuren in de regering te zetten. Want de groenen zijn als kleinste regeringspartners welhaast veroordeeld tot een dualistische strategie. Dat vergt dat hetzij de fractievoorzitter, hetzij de partijvoorzitter – al naar gelang het politieke systeem – over voldoende kracht en gezag beschikt om het dualistische rollenspel te kunnen regisseren.

Dualisme

Ministers zijn doorgaans gedwongen de regeringsbesluiten te verdedigen. Ook als het om pijnlijke compromissen of nederlagen gaat. Deze ministeriële kadaverdiscipline past slecht bij de open debatcultuur die de meeste groene partijen kenmerkt. Door dit gebrek aan talent voor gehoorzaamheid als een voldongen feit te presenteren, heeft een aantal groene ministers er een voorrecht van weten te maken. 'Voynet, en dat is nieuw in Frankrijk, zegt af en toe en public dat ze het niet eens is met de regering. Dat heeft haar uitbranders opgeleverd van Jospin, zelfs ten overstaan van het parlement, maar dat is niet erg. Dit soort incidenten versterkt haar groene profiel.' Aldus Jean-Luc Bennahmias, voorzitter van Les Verts. 'Dominique kan het zich echter niet al te vaak veroorloven. Hooguit drie of vier keer per jaar.'

De bittere pillen die je als groene regeringspartij moet slikken worden niet driemaandelijks, maar wekelijks toegediend. Daarom dienen andere groene politici hun stem te verheffen, wanneer het regeringsbeleid absoluut niet vereenzelvigd mag worden met groene politiek. Kiezers moeten dan weten dat er betere besluiten zouden vallen, als zij de groenen sterker hadden gemaakt. Het is dus zaak dat partijbestuurders en parlementariërs gebruik maken van hun grotere vrijheid van spreken en schrijven, of van hun recht om amendementen en moties in te dienen, wanneer de eigen ministers moeten zwijgen of – al dan niet uit vrije wil – een onverdedigbaar beleid verdedigen.

Andersom kunnen zij ook goede regeringsbesluiten voor zich opeisen, bijvoorbeeld door een 'breekpunt' te maken van een kwestie waarvan ze weten dat ie al in eigen voordeel beslist is binnen de regering. Ministers kunnen dit soort overwinningen moeilijker claimen, omdat zij hun onderhandelingspositie in de regering ermee ondergraven. Hoe harder je juicht over een gescoord punt, hoe gretiger je collega's je een volgende keer in het stof laten bijten.

Deze dualistische strategieën zijn populair onder groenen. Het probleem is dat het dualisme georganiseerd en gedoseerd moet worden, wil het effectief zijn. Daar hebben alle groene regeringspartijen moeite mee. Voortgekomen uit een oppositiecultuur, waarin je luid moet schreeuwen om aandacht te krijgen, kunnen groene politici zich maar moeilijk de gewoonte eigen maken om hun woorden te wegen, af te stemmen of in te slikken teneinde onnodige ruzies in de coalitie te voorkomen. De Bondsdagfractie van Die Grünen vormt een kar vol springende kikkers. Als een Realo het regeringsbeleid verdedigt, levert een Linke felle kritiek. De twee fractievoorzitters hebben de wind er duidelijk niet onder, partijvoorman Fischer wekt de indruk het ongeregelde zooitje liever op afstand te willen houden. Bij Les Verts vertegenwoordigen de zes parlementariërs ongeveer evenveel partijstromingen. Een aantal van hen heeft de indruk buitengesloten te worden door voynettistes als Bennahmias. Zelf zien ze Voynet hooguit één keer per maand. Ze communiceren slecht met haar kabinetsmedewerkers en met de partijtop. Daardoor maakt hun optreden het groene profiel vaak niet scherper, maar confuser.

Agalev lijkt nog het best in staat om een georganiseerd dualisme op de rails te zetten. In bescheiden mate, want België moet nog wennen aan de nieuwe politieke cultuur waarin niet ieder openlijk uitgesproken meningsverschil tussen coalitiepartijen meteen als een regeringscrisis wordt gezien. Partijleider Geysels heeft gezag bij zowel ministers als parlementariërs. Hij schuift aan bij vrijwel alle overleggen tussen ministers, fractievoorzitters, parlementariërs en partijbestuur. Publieke uitspraken over het regeringsbeleid worden afgestemd met Ecolo. Voorzover mogelijk, want bij de Waalse zusterpartij is het dualisme moeilijker te organiseren. 'Elk script zou bij ons minstens een maand voorbereiding vergen', zegt Ecolo-staatssecretaris Olivier Deleuze. 'Ja, je wordt dus als bewindsman wel eens verrast door je partijgenoten. We zijn nu eenmaal geen stalinisten.'

Regeerstijl

De partijvleugels die kritisch staan tegenover de regeringsdeelname – van meet af aan bij Les Verts en Ecolo, inmiddels ook bij Die Grünen – begrijpen vaak niet waarom hun ministers of fracties zich niet veeleisender opstellen. Hélène Flautre, voorvrouwe van de linkse stroming Autrement Les Verts, vindt dat Voynet vaker 'breekpunten' moet formuleren, in het verlengde van het maatschappelijk protest. Ze verdenkt Voynet ervan de ministeriële solidariteit te hebben geïnternaliseerd. 'Eén bewindspersoon kan niet op vijfentwintig fronten tegelijk vechten', zo verdedigt kabinetsmedewerker Jean-David Abel zijn minister. 'We moeten prioriteiten stellen: wat willen we deze week binnenhalen in de ministerraad?'. Ook partij-ideoloog Alain Lipietz ziet niets in de confrontatiestrategie die zijn collega-Europarlementariër Flautre bepleit. 'We slagen erin om zowel regeringspartij als sociale beweging te zijn. Tijdens vergaderingen met andere adviseurs van Jospin roep ik soms dat ik eerder weg moet om te gaan demonstreren tegen de regering. Dat betekent echter niet dat we alles moeten doen wat de NGO's van ons eisen. Uiteraard zijn die nooit tevreden over onze inzet. Ze willen allemaal ons ultieme wapen monopoliseren. Maar uit de regering stappen is een one shot weapon. Je er niet te vaak mee dreigen, anders lig je eruit voor je het weet.'

Kritiek van verwante NGO's als de milieubeweging doet pijn. Zeker voor de Franse en Waalse groenen, die zich als deel van 'de beweging' zien. Maar ook de politici van partijen die bewust gekozen hebben voor enige distantie tot de NGO's lukt het slecht om om hun kritiek juist als een steun in de rug te zien. Tegen onverdiend harde kritiek helpt alleen open kaart spelen. In Finland heeft Haavisto dit recept met succes toegepast: 'Ik liet de NGO's zoveel mogelijk over mijn schouder meekijken. Ze zagen hoe ik me in het zweet werkte voor een optimaal onderhandelingsresultaat. Ze dreigden bijna ingekapseld te raken. Gelukkig zagen ze in dat het niet hun taak is om mijn compromissen te verdedigen.'

Voynet zou van Haavisto's openheid kunnen leren. Ze laat te weinig zien hoe slepend en slopend de onderhandelingen binnen de regering zijn. Dat eindeloos afstemmen met andere ministeries is wel nodig. Voynet mag dan verbaal wel eens een valse noot raken, om vervolgens teruggefloten te worden door Jospin, haar besluiten zijn nog nooit teruggedraaid door de premier. Dat kunnen collega's Trittin en Durant niet zeggen. Kanselier Schröder gebruikte zijn Richtlinienkompetenz onder meer om Trittins kernenergiewet tegen te houden. De Belgische premier Verhofstadt hield te elfder ure Durants nachtvluchtverbod voor de luchthaven Zaventhem uit het Staatsblad. Beide groene minsters hadden de formele bevoegdheid op zak en het regeerakkoord aan hun zijde. Maar zij onderschatten hoe belangrijk het is om ruggesteun te hebben in de regering. Zeker bij besluiten die op aanzienlijke weerstand stuiten bij machtige belangengroepen, is het nodig om bij voorbaat uit te sluiten dat lobbyisten alsnog hun gelijk kunnen halen via de omweg van een misnoegde of wankelmoedige regeringsleider.

Als de stap van Durant een forceermanoeuvre was om een geblokkeerd dossier vlot te trekken, dan is de vraag of de opbrengst – een compromis met 30% minder nachtlawaai – wel opweegt tegen de prijs: een flinke deuk in haar geloofwaardigheid en gezag als bestuurder. Dat hoeft een groene minister maar twee of drie keer te gebeuren – zie Trittin – en hij of zij wordt van een Draufgänger tot een lame duck.

Hoe goed ook de voorbereiding, de eerste regeringsdeelname van een groene partij brengt vrijwel altijd ontreddering teweeg in de eigen gelederen, zo leren de voorbeelden van Helsinki tot Rome. Een deel van het leerproces kan pas doorlopen worden als de ministerszetels een feit zijn. Tot nu toe is elke partij over de eerste schok heengekomen, met of zonder kleerscheuren. Maar ook dan liggen er nog verrassingen op de loer. De Kosovo-oorlog had bijna het einde betekend van de Italiaanse groene regeringsdeelname, net als van de Duitse. Hoe hoger de olieprijs, hoe groter de kans dat de groene minister in Finland wordt ingeruild voor een nieuwe kerncentrale. De regeringsdeelname van Les Verts is voorbij, als er ook maar één sans-papiers overlijdt na een hongerstaking. Sommige pillen zijn te bitter.

Maarten Davelaar is politicoloog en lid van het partijbestuur van GroenLinks
Richard Wouters is beleidsmedewerker van de GroenLinks-delegatie in het Europees Parlement

Klik hier voor de Engelse vertaling van dit artikel